Aquacultuur

In deze lesmodule gaan we in op de aquacultuur sector. Aquacultuur bestaat al heel lang en is zeer divers. In verschillende hoofdstukken gaan we in op de aquacultuur wereldwijd, in Europa en in Nederland. In de losse hoofdstukken gaan we in op groei van deze sector, het belang van aquacultuur en de duurzaamheid uitdagingen in deze sector.

1 Aquacultuur: wat is het?

Aquacultuur is wereldwijd een snelgroeiende sector. Bij aquacultuur gaat het om de kweek of teelt van waterdieren- en planten. Dit kan zowel in zoet- en zoutwater. Hierbij kun je denken aan het kweken van vis, schaal- en schelpdieren, wieren en algen. Aquacultuur is dus heel divers. Aquacultuur is in zekere zin vergelijken met de veeteelt en akkerbouw. Net als een boer op het land probeer je bij aquacultuur de omstandigheden in het water optimaal te maken voor de planten en dieren om te groeien. Daarnaast is een bedrijf of persoon de eigenaar van de dieren en planten die worden gekweekt of geteeld in het water.

Dit alles in tegenstelling tot de visserij, waarbij de vissen in het water geen eigenaar hebben en volledig zijn blootgesteld aan natuurlijke omstandigheden. Als visser heb je geen controle over wat er zich in het water afspeelt in vergelijking tot een bedrijf wat zich bezighoudt met aquacultuur. Grofweg is te stellen dat de enige overeenkomst tussen visserij en aquacultuur is dat ze belangrijke grondstoffen aanleveren uit zout- en zoetwater voor de mens. Hierbij kun je denken aan voedsel, maar er zijn nog veel meer producten te maken van de dieren of planten uit de aquacultuur.

Maricultuur

Maricultuur is een tak in de aquacultuur die zich richt op zeedieren en planten, oftewel de teelt/kweek van zilte soorten. Dit kan zowel op open zee, zoals het geval is bij mosselen, zeewier en oesters. Het kan ook in bassins, zoals bijvoorbeeld de kweek van tarbot en de yellowtail kingfish (Seriola lalandi).

Aquacultuur is dus te verdelen in twee verschillende vormen:

  1. in een natuurlijke omgeving;
  2. in een afgesloten omgeving.

Aquacultuur in natuurlijke omgeving

Aquacultuur in de natuurlijke omgeving is vind de kweek of teelt plaats op open zee, in rivieren en vijvers. Een voorbeeld van aquacultuur in een natuurlijke omgeving is de Nederlandse mosselkweek in zee. De mosselen worden opgekweekt op zogenaamde mosselpercelen. Deze mosselen zijn afhankelijk van de omstandigheden in zee voor hun groei. Zo hebben onder andere de hoeveelheid voedsel in het water, de temperatuur, de hoeveelheid licht, zuurstof, de stroming en het aantal roofdieren invloed op de groei en productie van mosselen.

Mosselkweek bij de Shetland eilanden. Bron: Mike Pennington / Mussel farm, Basta Voe / CC BY-SA 2.0 (via Wikimedia Commons)

Aquacultuur in afgesloten omgeving

Bij kweek in een afgesloten omgeving heeft de natuur veel minder – of geen – invloed op de productie. De omstandigheden in zo’n systeem zijn zo ingesteld dat ze optimaal zijn voor de waterdieren- en planten. Zo kunnen de dieren of planten beter groeien waardoor de productie toeneemt. Ook maken roofdieren en ziektes veel minder kans in deze gecontroleerde omgevingen. Deze vorm van aquacultuur zie je vaak in speciale waterbakken op land. Het water in deze bakken kan eenmalig worden gebruikt (open systeem) of worden gezuiverd en gerecycled (recirculatiesysteem). In het geval van een recirculatiesysteem hoeft er minder water te worden gebruikt.

Een voorbeeld van aquacultuur in een afgesloten omgeving is de kweek van tarbot door het Nederlandse bedrijf Seafarm. Dit bedrijf, gevestigd in Zeeland, maakt gebruik van koud, zout grondwater. Nadat het water is gebruikt worden de afvalstoffen, zoals de ontlasting van de vis, uit het water gehaald. Dit doet men aan de hand van een gecompliceerd systeem van zuivering, drumfilters met eiwitafschuimers, het gebruik van ozon en biologische filters met balletjes. Het water kan weer worden hergebruikt nadat het is gezuiverd. Hierover lees je meer in het hoofdstuk ‘Aquacultuur in Nederland’.

2 Geschiedenis aquacultuur

Aquacultuur bestaat al heel lang en is zeer divers. Aquacultuur ontwikkelde zich in verschillende werelddelen afzonderlijk van elkaar.

Het houden van vissen bestaat bijvoorbeeld al duizenden jaren. In het zuiden van Mesopotamië (gebied in het midden oosten) zijn bewijzen gevonden dat al in 2500 voor Christus (v. Chr.) vijvers zijn aangelegd om vissen te houden. Van rijke Grieken en Romeinen is bekend dat ze grote vijvers aanlegden voor het houden van allerlei vissen en schelpdieren, zodat ze zich te goed konden doen aan deze lekkernijen. Deze vijvers werden toen niet gebruikt voor het kweken van vissen en schelpdieren, maar enkel voor het houden van deze soorten. Daarnaast waren die vijvers ook statussymbolen, want alleen de rijkeren konden zich dit veroorloven.

De eerste bewijzen voor het kweken van vissen stammen uit China. Het laten opgroeien van vissen en het kweken van waterplanten gebeurde al voor 1000 v. Chr. Zo werd er handel gedreven in vislarven en eieren om deze op te kweken. Verder werden er soms stukken water van een rivier of meer afgesloten om daar vissen in op te kweken. Dit gaf mensen de mogelijkheid om de vissen te beschermen tegen roofdieren en om de vissen te voeren, zodat ze uiteindelijk meer kilo’s vis konden oogsten. In de Chinese literatuur is aquacultuur voor het eerst beschreven in 475 v. Chr. Hierbij ging het met name om de kweek van karpers. Vanuit China verspreidde de aquacultuur zich vervolgens verder over Azië.   

Start maricultuur

De maricultuur, oftewel de kweek/teelt van planten en dieren in zeewater, is ook oud. De eerste bewijzen voor maricultuur in Europa stammen uit de 4e en 5e eeuw v. Chr. Maricultuur vond bijvoorbeeld plaats in de Middellandse Zee. Hiervoor werden kustlagunes gebruikt die deels of volledig werden afgesloten van de open oceaan om vissen in te kweken.

De Romeinen legden vijvers voor de kweek van zoutwatersoorten aan langs de kust. Eerder waren dit vooral de rijkeren die graag pronkten met hun vijvers, maar ook de gewone burgers begonnen in toenemende mate met aquacultuur. Dit deden ze niet om te pronken, maar voor voedselproductie en voor hun inkomen. Op het gebied van zoutwatersoorten waren met name paling, harder, tarbot en zeebaars populair. 

In Azië startte de maricultuur waarschijnlijk later, namelijk pas zo’n 1000 jaar geleden. Rond 1200 tot 1400 na Christus (n. Chr) werd er gekweekt met bandeng (Chanos chanos) in Java, Indonesië. De kweek van deze tropische, zilveren vissoort vond plaats in vijvers langs de kust met zout/brak water.

De bandeng is een populaire vis in Zuidoost-Azië en op de Pacifische eilanden. Bron: Obsidian Soul (via Wikimedia Commons)

Verdere groei aquacultuur Europa

De gewone karper heeft een zeer belangrijke rol gespeeld in de ontwikkeling van de aquacultuur in Europa tijdens de laatste twee millennia. Pogingen van de Romeinen om lokale vissoorten op grote schaal te kweken mislukten in de eerste twee eeuwen n. Chr. totdat de gewone karper z’n intrede deed. Geleidelijk verspreidden de Romeinen het kweken van karpers door West-Europa. Laat in de 14e eeuw bereikt de karperkweek Engeland.

Kloosters vervulden een belangrijke rol in de kweek van vis gedurende de middeleeuwen. Zo waren veel kloosters goed in landbouw, maar kregen ze ook het kweken van vis in de vingers. Van de katholieke kerk mochten mensen op bepaalde dagen geen vlees eten en hierdoor ontstond de gewoonte om op vrijdag en tijdens de vastentijd vis te eten. Hier komt ook ‘Vrijdag Visdag’ vandaan! Hierdoor groeide het belang van vis en investeerden koninkrijken, kerkelijke instellingen en landeigenaren in toenemende mate in het kweken van vis.

14e tot de 16e eeuw

Gedurende de 14e tot de 16e eeuw bleef de aquacultuur in Europa gestaag groeien. De kweekvijvers vormden een belangrijke, stabiele bron van voedsel voor arm en rijk, zeker gedurende tijden van oorlog. Aan het einde van de 16e eeuw stortte de karperkweek in Duitsland en Frankrijk om economische redenen in elkaar. Het was winstgevender om vijvers droog te leggen en te gebruiken als landbouwgrond voor de productie van kostbaardere gewassen. Daarnaast daalde de visconsumptie, mede doordat vis duurder was dan vlees. Om deze redenen kwam de aquacultuur in algemene zin in een dip terecht. Deze dip duurde tot midden 19e eeuw toen de kweek van forel opkwam. 

19e eeuw tot nu

Voor de 19e eeuw kweekte men vrijwel alleen maar vissen die behoorden tot de herbivoren (eten plantaardig voedsel) of omnivoren (eten planten en dieren). Visetende soorten zoals snoek werden ook wel eens gekweekt. Deze soorten werden dan gehouden in vijvers met andere soorten zodat de snoek zich kon voeden met andere vissen. Het houden van meerdere vissoorten door elkaar noem je een polycultuur.

Pas in de 19e eeuw startte de kweek van een vissoort die andere dieren eet (carnivoren), namelijk de kweek van zalmachtigen in een monocultuur. Als je maar éen vissoort tegelijk kweekt, dan heet dit een monocultuur. Dit ging aan het begin voornamelijk om het opkweken van jonge vis om ze vervolgens uit te zetten in het wild. Het opkweken tot volwassen vissen gebeurde pas na de Tweede Wereldoorlog.

In de aquacultuur vind je tegenwoordig combinaties van kweek. Zo vind de kweek van bijvoorbeeld vissen tegelijkertijd plaats met het kweken van andere dieren, planten of algen. Dit staat bekend als (zoutwater) aquaponics. Het bij elkaar plaatsen van verschillende soorten dieren, planten of algen zorgt voor een soort kleine kringloop. Elke soort neemt dan een deel van de kringloop op zich, en zo kan een systeem gesloten blijven. Hier wordt nog veel onderzoek aan gedaan, want dit is niet eenvoudig. China kweekt bijvoorbeeld veel garnalen samen met zeekomkommers. Ook combinaties met bijvoorbeeld zeewier, zeesla of gerst zijn mogelijk.

Overzicht van een aquaponics systeemHet water waar de vissen in worden gekweekt bevat (veel) voedingsstoffen door de uitwerpselen van vissen. Dit water van de viskweek wordt verdeeld over een soort plantenbak waarin planten of algen groeien. In de bodem waar de planten of algen in groeien zitten ook nog bacteriën. De planten en algen nemen de voedingsstoffen op uit het water en eventuele resten worden afgebroken door bacteriën. Dit schone water kan vervolgens terug naar de vissen. Bron: ProSea met Canva

Grootschalige aquacultuur

Alhoewel aquacultuur een lange geschiedenis kent, was aquacultuur lange tijd alleen op lokaal niveau van belang. Op wereldniveau stelde de aquacultuurproductie voor 1950 niet veel voor. Aquacultuur is eigenlijk pas vanaf de Tweede Wereldoorlog steeds grootschaliger geworden en zich gaan richten op het verhogen van de productie. Om dit te bereiken moest de hoeveelheid biomassa toenemen (voortplanting en groei). Daarnaast moest het verlies door ziektes en predatie (natuurlijke vijanden) worden beperkt.

Voortplanting

In de eerste aquacultuursystemen werden vaak vissen, larven of eieren gevangen en overgezet in vijvers. Later begonnen steeds meer viskwekers aparte vijvers in te richten voor:

  1. Productie; en
  2. Voor voortplanting en opgroei van jonge vis.

Door dit systeem kon er een constante aanvoer van nieuwe dieren blijven om op te kweken.

Controle over de voortplanting had meerdere voordelen. Zodra er controle over de voortplanting was, kon de kweek gerichter gebeuren. Zo kon men selecteren op eigenschappen zoals groei, ziekteresistentie, vorm en kleur. In de praktijk gebeurde juist vaak het tegenovergestelde: de grote vissen werden gevangen en opgegeten en juist de kleinere vissen werden gebruikt voor voortplanting. 

Groei

De groei van een vis is, onder andere, sterk afhankelijk van de hoeveelheid en het type voedsel dat beschikbaar is. In de eerste aquacultuursystemen bestond de voeding uit voedsel at van nature al aanwezig was in het water, zoals plankton, bodemdiertjes en natuurlijke afvalstoffen. Al in de tijd van de Chinese en Romeinse aquacultuur begon men echter met gericht voeden. Dit betekent het toevoegen van extra voedingsstoffen aan het water. Het is helaas niet duidelijk of men dit vroeger bewust deed om de groei te verhogen, of dat mensen per toeval merkten dat het bijvoeren van bijvoorbeeld etensresten een positief effect had op de groei.

Het gerichte onderzoek aan voedsel en groei begon pas in de 19e eeuw. Toendertijd zijn veel experimenten uitgevoerd om te bepalen welke samenstelling van het voer tot een optimale groei leidde. Vanwege het gebrek aan natuurlijke voeding in veel aquacultuursystemen moest men op een kunstmatige manier zorgen dat alle benodigde voedingsstoffen werden toegevoegd. Inmiddels is er een professionele industrie ontstaan in de ontwikkeling van voeding voor aquacultuursystemen.

Uitdagingen grootschalige aquacultuur

Ziektes en predatie

Het grote voordeel van aquacultuur is dat je predatie sterk kunt beperken. Veel systemen zijn deels of volledig afgesloten van de natuurlijke omgeving, waardoor natuurlijke vijanden veel minder kans maken.

Voor ziektes ligt dit anders. Ziekteverwekkers zijn van nature altijd aanwezig en spelen in de natuur een belangrijke rol. Hierbij kun je denken aan bacteriën, virussen en parasieten. Bij aquacultuur is daarentegen geen sprake van een natuurlijke situatie. Vaak worden er veel meer dieren en planten gehouden op een kleiner oppervlak. Hierdoor kunnen ziekteverwekkers zich snel verspreiden en een enorme impact hebben op de productie van een aquacultuur systeem.

Impact ziekteverwekkers in de aquacultuur

Ziekteverwekkers kunnen dieren en planten in een aquacultuur systeem verzwakken, de kwaliteit van het product aantasten of zelfs zorgen voor sterfte. Soms kunnen ziekteverwekkers zelfs overspringen op wilde dieren en planten en daarmee ook buiten een aquacultuur systeem enorme schade aanrichten. Dit is niet wenselijk en daarom probeert men op allerlei manieren om ziektewekkers te bestrijden en te voorkomen.

Zo nam het gebruik van antibiotica toe en werden er ook vaccins ontwikkeld. Met name het gebruik van antibiotica resulteerde soms ook weer in negatieve effecten. Zo draagt eventuele antibiotica in gekweekte producten bij aan de antibioticaresistentie in mensen. Bij antibioticaresistentie zijn bacteriën ongevoelig voor antibiotica geworden. De antibiotica werken dan niet meer. Hierdoor zoekt men in toenemende mate ook natuurlijke bestrijdingsmiddelen en proberen kwekers het gebruik van antibiotica terug te dringen. Ook keurmerken kijken hiernaar. Voor het kweken van garnalen met ASC-keurmerk is het gebruik van antibiotica bijvoorbeeld niet toegestaan. Over het ASC-keurmerk lees je meer in het hoofdstuk ‘Duurzaamheid in aquacultuur’.

Andere uitdagingen

In toenemende mate heeft de aquacultuursector te kampen met vergelijkbare problemen als in de intensieve veehouderij. Zo heeft de enorme groei in sommige gebieden geleid tot problemen voor de volksgezondheid, slechte werkomstandigheden, dierenwelzijnsproblemen en verschillende milieueffecten. De roep om duurzaamheid in de aquacultuur is daardoor toegenomen.

Daarnaast is de focus veranderd. Daar waar eerst een zo hoog mogelijke productie op een zo kort mogelijke termijn de belangrijkste focus was, daar zie je nu dat bedrijven zich steeds meer richten op een optimale productie voor de lange termijn. Vormen van aquacultuur die niet bijdragen aan eerdergenoemde problemen maar wel voldoende voedsel opleveren en rendabel zijn worden dus steeds belangrijker.

3 Belang van aquacultuur

Aquacultuur wereldwijd

De aquacultuur is wereldwijd van groot belang voor de productie van voedsel. Zo speelt aquacultuur in op:

  • het voldoen aan de internationaal stijgende vraag naar visproducten;
  • het verkleinen van de druk op wilde visbestanden;
  • economische kansen, zoals het creëren van banen.

In dit hoofdstuk zal verder worden ingegaan op de bijdrage van visserij en aquacultuur in de voorziening van voedsel. Verder bespreken we ook het economische belang van aquacultuur op wereldniveau.

Visproductie wereldwijd (visserij en aquacultuur)

De visserij was lange tijd veruit de belangrijkste leverancier van vis, schaal- en schelpdieren (visproducten) op de wereldmarkt. Dit is tegenwoordig wel anders. Inmiddels levert de aquacultuur een vrijwel even grote bijdrage aan de wereldwijde visproductie. In sommige landen, zoals China, Vietnam en India, overstijgt de visproductie vanuit de aquacultuur zelfs die van de wildvangst. De verwachting is dat de aquacultuur de komende jaren nog verder zal groeien, ook ten opzichte van de wildvangst. Bij wild gevangen vis is er een grens aan de hoeveelheid vis die ieder jaar op een duurzame manier gevangen kan worden. Deze grens is bij veel visbestanden wereldwijd al bereikt en in sommige gevallen zelfs overschreden (overbevissing). Voor de aquacultuur ligt dit anders: de verwachting is dat deze productie nog een stuk verder kan groeien.

In 2020 is de wereldwijde visproductie (visserij en aquacultuur samen) geschat op 178 miljoen ton. Onder visproductie verstaan we de totale hoeveelheid vis, schaal- en schelpdieren. Deze 178 miljoen ton vertegenwoordigde een waarde van 406 miljard dollar. Van deze totale visproductie was 157 miljoen ton bestemd voor menselijke consumptie. Hiermee kom je op een gemiddelde van 23,0 kg vis per persoon. De overige 21 miljoen ton was niet bestemd voor (directe) menselijke consumptie en werd gebruikt voor andere toepassingen. Denk hierbij aan de productie van vismeel en visolie. In 2020 is de visproductie voor menselijke consumptie door de aquacultuur al flink hoger dan dat van de visserij. Dit kun je zien in onderstaand figuur.

Bijdragen van aquacultuur en visserij aan beschikbaar voedsel voor menselijke consumptie (vis, schelp- en schaaldieren) in miljoen ton. Aangepast van (bron) het FAO-rapport ‘The State of World Fisheries and Aquaculture 2022’.

Belangrijkste producenten

China is de belangrijkste producent van visproducten. Dit land was in 2020 verantwoordelijk voor 35% van de wereldwijde visproductie. Naast China droegen de volgende continenten het volgende percentage bij aan de wereldwijde visproductie:

  • Azië (zonder China): 35%
  • Amerika: 12%
  • Europa: 10%
  • Afrika: 7%
  • Oceanië: 1%

In de meeste continenten steeg de totale visproductie de afgelopen jaren. Het aandeel van Azië en Afrika is bijvoorbeeld verdubbeld in de afgelopen 20 jaar. Amerika en Europa vormen hierop een uitzondering. Deze twee continenten zien juist een afname.

Overzicht van de wereldwijde visproductie, consumptie en handel. Gegevens afkomstig uit het FAO-rapport ‘State of World Fisheries and Aquaculture 2022’.

De visketen

In 2020 werd internationaal voor 59,8 miljoen ton (levend gewicht) aan visproducten geexporteerd naar andere landen (zie tabel hierboven). Dat komt overeen met ongeveer 33,6% van de totale visproducten uit de aquacultuur en visserij. De totale exportwaarde bedroeg in 2020 zo’n 150,5 miljard dollar. Sinds 2016 is de exportwaarde van vis zelfs hoger dan voor vleesproducten. Vleesproducten zijn goed voor zo’n 49% van de exportwaarde terwijl dit voor visproducten 51% is. Belangrijke exportlanden van visproducten zijn bijvoorbeeld China, Noorwegen en Vietnam. Nederland staat ook in het rijtje van grootste exportlanden van visproducten qua waarde: Nederland is goed voor 4% van deze handel!

De toegenomen handel in visproducten is onderdeel van de wereldwijde trend van toenemende internationale handel en globalisering. Een gevolg hiervan is dat veel visketens langer en complexer zijn geworden. Vaak zie je dat productie, verwerking en verpakking in verschillende landen en soms werelddelen plaatsvindt. Een tweede gevolg is dat lokale producenten in toenemende mate concurrentie ervaren van internationale visproducten op hun markt.

Overzicht van de grootste exportlanden van visproducten qua waarde in 2020. Gegevens afkomstig uit het FAO-rapport ‘State of World Fisheries and Aquaculture 2022’.

Aandeel aquacultuur

Het aandeel van de aquacultuur in de wereldwijde visproductie ligt naar schatting op zo’n 82 miljoen ton. Daaruit volgt een waarde van 250 miljard dollar. Hiermee is de aquacultuursector dus wereldwijd verantwoordelijk voor 46% van de visproductie. Het belang van aquacultuur wereldwijd is dus groot.

Naast vis werd er ook nog voor 32,4 miljoen ton aan algen gekweekt. Ook is voor 26.000 ton aan sierschelpen en parels gekweekt. Hiermee komt de totale aquacultuurproductie (vis, schaal- en schelpdieren + algen/zeewier + sierschelpen/parels) neer op 114,5 miljoen ton. Dit vertegenwoordigt een waarde van 263,6 miljard dollar.

Aquacultuur productie van verschillende soorten tussen 1991 – 2020 in miljoen ton levend gewicht. Aangepast van (bron) het FAO-rapport ‘The State of World Fisheries and Aquaculture 2022’.

Werkgelegenheid

In 2020 waren in totaal 20,7 miljoen mensen werkzaam in de aquacultuursector (fulltime, parttime en op incidentele basis). Hiervan was 21% vrouw. Dit is een stuk hoger dan de 18% in de visserij. Ook hieruit blijkt dus het belang van aquacultuur.

Het werk in de aquacultuursector kan, net als in de visserij, onregelmatig zijn. Periodes met veel werk worden afgewisseld met periodes met weinig werk. Dit kan het bestaan van mensen in deze sector onregelmatig en onzeker maken. Verder kent ook de aquacultuursector misstanden zoals mensenhandel en slavernij. Vanuit de duurzaamheidsgedachte is er steeds meer oog voor sociale duurzaamheid om dit soort misstanden te voorkomen in de aquacultuurketen. In het hoofdstuk ‘Duurzaamheid in aquacultuur’ gaan we hier verder op in.

Overzicht van werkgelegenheid per continent in de aquacultuur in de periode 1995 t/m 2020. Gegevens afkomstig uit het FAO-rapport ‘State of World Fisheries and Aquaculture 2022’.

Visproductie aquacultuur in zee- en kustwateren

De visproductie vanuit de aquacultuur in zee- en kustgebieden (maricultuur) bestond in 2020 voornamelijk uit vinvis (8,3 miljoen ton), schelpdieren (17,5 miljoen ton) en schaaldieren (6,8 miljoen ton). In totaal bestaat dus 56,3% van de maricultuur-productie uit schelpdieren en 42,5% uit vinvis en schaaldieren. De resterende 1,2% bedraagt de productie van andere aquatische dieren, zoals schildpadden en kikkers. In deze statistieken is de maricultuur van zeewier en dergelijke dus niet meegenomen.

Overzicht van de visproductie per continent uit de aquacultuur in zee- en kustwateren (maricultuur). De stippellijn (…) betekent dat er geen productie is geweest of dat daar geen gegevens van bekend zijn. Gegevens afkomstig uit het FAO-rapport ‘State of World Fisheries and Aquaculture 2022’.

Internationale keten aquacultuur

De opkomst van de aquacultuur heeft een grote invloed op de wereldwijde distributie en consumptie van visproducten. Een groot voordeel van de aquacultuur ten opzichte van de visserij is dat er meer controle is over de aanvoer. Zo kan het aanbod vanuit de visserij sterk schommelen. Dit terwijl de aanvoer vanuit de aquacultuur veel constanter is en daardoor beter is in te plannen. Hierdoor kunnen visproducten uit de aquacultuur veel breder worden aangeboden tegen relatief goedkope prijzen. Dit heeft weer een positieve uitwerking op de voedselbeschikbaarheid in bepaalde regio’s. Bijna alle vis die wordt geproduceerd in de aquacultuur is bestemd voor menselijke consumptie. Met name voor gekweekte zalm, tilapia, karper en meerval, maar ook voor garnalen en schelpdieren zie je een groeiende consumptie.

In het volgende hoofdstuk bespreken we het economische belang van aquacultuur in de Europese Unie en Nederland.

4 Aquacultuur in de Europese Unie

In 2020 produceerde de aquacultuursector in de Europese Unie (EU) 1,1 miljoen ton vis, schaal- en schelpdieren, met een een waarde van 4,1 miljard euro. Dit vertegenwoordigt zo’n 1,3% van de wereldwijde aquacultuurproductie per volume en ongeveer 1,3% in waarde.

Het aandeel van de totale productie van visproducten in de aquacultuur in de EU is sinds 2000 gestegen van ca. 10% naar 14%. De belangrijkste producenten zijn Spanje (27%), Frankrijk (18%), Italië (12%) en Griekenland (11%). Samen zijn zij verantwoordelijk voor zo’n 69% van de aquacultuurproductie (in volume) in de EU.

Bijdrage van aquacultuur in de EU in totale productie van vis, schaal- en schelpdieren. Aangepast van (bron): The State of World Fisheries and Aquaculture 2022

Visproductie

De visproductie door de aquacultuur in de EU bestaat hoofdzakelijk uit de productie van:

  • Mossels (voornamelijk de blauwe mossel Mytilus edulis en de Mediterraanse mossel Mytilus galloprovincalis): 286 duizend ton
  • Forel (Oncorhynchus mykiss): 162 duizend ton
  • Goudbrasem (Sparus aurata): 92 duizend ton
  • Japanse oesters (Crassostrea gigas): 96 duizend ton
  • Zeebaars (Dicentrarchus labrax): 84 duizend ton
  • Karper (Cyprinus carpio): 75 duizend ton
  • Filipijnse tapijtschelp (een soort venusschelp) (Ruditapes philippinarum): 33 duizend ton.

Deze acht soorten samen vertegenwoordigen 90% van de totale productie in gewicht. Maar qua productiewaarde zijn forel, zeebaars, oesters en zeebrasem de belangrijkste soorten. De productie van verschillende soorten is verdeeld over verschillende landen. Zo vindt de productie van schelpdieren voornamelijk plaats in Spanje, Frankrijk, Portugal en Italië. De kweek van oesters vindt voornamelijk plaats in Frankrijk. Forel daarentegen wordt voornamelijk in Denemarken, Spanje en Frankrijk gekweekt. Zalm, wat qua waarde de belangrijkste gekweekte marine soort is, wordt voornamelijk (92%) gekweekt in het Verenigd Koninkrijk. Sinds 2020 is het VK geen onderdeel meer van de EU (lees hier meer over de Brexit). Daarom is zalm niet opgenomen in bovenstaande lijst.

Belangrijkste soorten aquacultuur in de EU qua productie (gewicht) in 2018. Gegevens afkomstig van STECF, 2021.
Belangrijkste soorten aquacultuur in de EU qua waarde in 2018. Gegevens afkomstig van STECF, 2021.

Werkgelegenheid

In de aquacultuursector in de EU werkten in 2020 ongeveer 94.000 mensen (fulltime, parttime en tijdelijk werk). Hiervan is zo’n 23% vrouw. In Duitsland is het percentage van vrouwen in de aquacultuursector zelfs 38%. In Nederland is het percentage echter laag, tussen de 0 en de 1%!

De helft van de werkgelegenheid vindt plaats in de schaaldierkweek (52%). Veel van de bedrijven in de schaaldierkweek zijn kleine familiebedrijven. Daarmee is deze sector dus ook van groot sociaal belang in sommige regio’s binnen de EU. De kweek van vinvis in zoet- en zoutwater levert daarnaast nog eens 48% van de werkgelegenheid.

Algen

Naast de visproductie wordt de kweek van algen ook steeds belangrijker voor de EU. Algen kunnen hun eigen voeding maken door middel van fotosynthese (water + CO2 + licht + voedingsstoffen = suikers + zuurstof).

Het proces van fotosynthese. Links: fotosynthese door een boom. Rechts: fotosynthese door algen. Bron: ProSea met Canva

Kustgemeenschappen in de EU gebruiken grotere algen (macroalgen) al eeuwenlang voor voedsel en bemesting. Een groot deel van de algen gebruikt door mensen wordt geoogst uit de natuur. Inmiddels is de aquacultuursector echter verantwoordelijk voor 32% van de algenproductie in Europa. Algen geoogst uit de natuur worden tegenwoordig voornamelijk verwerkt tot dierenvoeding en meststof. Gekweekte alg is vooral bestemd voor menselijke consumptie en cosmetica.

De productie van algen vindt zowel op zee als op land plaats. Soorten waarvan de kweek exclusief op land plaats vind zijn microalgen zoals bijvoorbeeld Spirulina spp. Op land kunnen kwekers de juiste omgevingsfactoren, zoals licht, temperatuur en voedingsstoffen, reguleren zonder dat de natuur hier last van heeft. Door het kweken van microalgen op land voorkomen kwekers ook dat de gekweekte producten bijvoorbeeld voedingsstoffen onttrekken aan de natuur. Het onttrekken van voedingsstoffen uit het water zou namelijk nadelige effecten kunnen hebben op de voedselketen in zee.

De productie van macroalgen was in 2018 zo’n 231 ton, met Frankrijk als belangrijkste producent (60%). Over de totale productie van microalgen is weinig bekend. Alleen Bulgarije en Spanje hebben aangegeven ongeveer 1,5 ton microalg te produceren. De belangrijkste producenten van algen in de EU zijn Denemarken, Spanje, Frankrijk en Nederland voor zeewier. Frankrijk, Duitsland, Spanje, Italië, Portugal en Nederland zijn de belangrijkste producenten van microalgen en Spirulina spp. Hieronder zie je een overzicht van landen die algen produceren.

Hoeveelheid bedrijven dat algen of Spirulina produceert in de EU. Bron: Araujo et al. (2021)

Import & export

Import

De Europese Unie heeft relatief veel wildvangst en aquacultuur. Desondanks is de consumptie gedreven door import van visproducten (vis, schelp- en schaaldieren) van buiten de EU. Import van visproducten is goed voor zo’n 60% van de consumptie van visproducten. Cijfers waar deze import gescheiden wordt op aquacultuur versus wilde vangst zijn helaas niet beschikbaar. Maar veel geïmporteerde soorten zijn zalm, tilapia, pangasius en tropische garnalen.

Het kweken van deze soorten gebeurt voornamelijk in Azië, behalve zalm. De grootste producent van zalm is Noorwegen (wereldwijd aandeel van ongeveer 50%), gevolgd door Zuid-Chili (wereldwijd aandeel van ongeveer 25%). Bijna alle in Azië gekweekte pangasius is bestemd voor export. Hetzelfde geldt voor het overgrote deel van de tilapia. Volgens het Centraal Bureau voor Statistiek (CBS) heeft Nederland in 2013 bijvoorbeeld 22.000 ton pangasius (meerval) geïmporteerd. Het overgrote deel hiervan kwam uit Vietnam. Dit terwijl de visproductie van Nederland (visserij en aquacultuur) 413.000 ton bedraagt.

Maar waar gaan alle visproducten die in de aquacultuursector in de Europese Unie worden geproduceerd dan heen?

Export

De Europese markt is gedomineerd door wildvangst. Toch komt een aanzienlijk deel (ca. 25%) van de visproducten van de aquacultuur. De in de EU gekweekte visproducten zijn op hun beurt weer deels bestemd voor export. Veel handel (import en export) gebeurt binnen Europa. Ook vindt export van visproducten uit de aquacultuur plaats naar landen buiten de EU. Hieronder enkele voorbeelden:

  • Oesters gekweekt in Ierland worden gekocht door kopers in Canada, de Verenigde Arabische Emiraten en Zuidoost-Azië. China en Hong Kong alleen al namen 6,73% van het totaal geëxporteerde volume af (533 ton).
  • Blauwvintonijn is in Kroatië de op-één-na belangrijkste kweeksoort. Deze soort omvat 26% van de totale waarde en 13% van het totale volume aan kweekvisproductie. Een heel klein deel (1,72%) wordt vers verkocht op de Kroatische markt. Maar het overgrote deel van de gekweekte tonijn wordt geëxporteerd naar Japan.

5 Aquacultuur in Nederland

In 2017 stond Nederland 6e op de EU-ranglijst voor aquacultuur, met een productie van 51.000 ton. De Nederlandse kweek van vissen is voornamelijk gericht op export naar andere landen in de EU, zoals België, Frankrijk en Duitsland. In de wereldwijde productie levert de Nederlandse aquacultuur maar een klein aandeel.

Aquacultuur in Nederland bestaat voornamelijk uit de kweek van schelpdieren. Daarnaast kweekt Nederland ook nog andere dingen zoals vis, zagers, zilte gewassen en algen. Zo’n 82% van deze productie vindt plaatst op de bodem van de zee en in brakwater. Zo’n 9% vindt plaatst in de waterkolom in zee en in brakwater. Het resterende deel (9%) wordt geproduceerd in recirculatiesystemen (RAS) (bijna exclusief zoetwater). De belangrijkste soorten in de Nederlandse aquacultuur (qua waarde en productie) zijn te vinden in de tabel hieronder.

Belangrijkste soorten in de Nederlandse aquacultuur in 2017. Gegevens afkomstig van FAO FishStat & EUMOFA.

Voornamelijk de kweek van schelpdieren is groot in Nederland. Andere soorten die Nederlandse kwekers produceren zijn meerval, tilapia, yellowtail kingfish, snoekbaars en tarbot gekweekt. Voor de kweek van vis geldt dat de meeste soorten die in Nederland worden gekweekt een laag onderscheidend vermogen hebben. Vaak zijn er van dezelfde soort ook goedkopere alternatieven beschikbaar op de markt.

Ondanks dat de nichemarkt waar Nederland aan levert waarschijnlijk wel blijft bestaan, is de kans op groei momenteel niet heel groot. Dit zou wel kunnen veranderen in de toekomst. Zeker als de consumptie toeneemt, er schaarste is of als er meer aandacht voor duurzaamheid en traceerbaarheid komt.

Een succesverhaal

Een succesverhaal in de aquacultuur is bijvoorbeeld de kweek van yellowtail kingfish. Deze vis is door een Nederlands bedrijf succesvol op de markt gebracht en er is veel vraag naar deze vis. Hierover lees je verderop in dit hoofdstuk meer. Verder zijn de kweektechnieken gebruikt in Nederland sterk ontwikkeld en winnen deze internationaal gezien steeds meer aan populariteit.

Schelpdieren

Mosselen en oesters zijn economisch gezien de belangrijkste schelpdieren voor Nederland. Nederland produceert jaarlijks ongeveer 50.000 ton aan mosselen en oesters. Belangrijke afzetmarkten zijn België en Frankrijk. Wil je meer weten over de kweek van schelpdieren in Nederland en de economische belangen hiervan? Lees hier de lesboeken ‘Mosselvisserij’ en ‘Weekdieren’ voor meer informatie over de mossel- en oestersector.

Vissen

De Nederlandse aquacultuursector kweekt nog maar een paar soorten zoutwatervis, namelijk tarbot en yellowtail kingfish. Daarnaast worden ook nog enkele soorten zoetwatervissen zoals paling en meerval gekweekt.

Tarbot

Tarbot is voor veel consumenten een delicatesse en is geliefd in restaurants. Hierdoor is tarbot een interessante vis om te kweken en dit wordt dan ook al zo’n 15 tot 20 jaar gedaan in Nederland. Net als de meeste viskweek in Nederland wordt tarbot gekweekt in gesloten recirculatiesystemen en gevoerd met voedsel op basis van vis. Dit visvoer is afkomstig uit MSC-gecertificeerde visbestanden. Het duurt ongeveer anderhalf tot twee jaar voordat een tarbot geschikt is voor consumptie.

Seafarm is een van de Nederlandse kwekers van tarbot. Dit in Zeeland gevestigde bedrijf streeft naar een duurzame kweek van vis, schaal- en schelpdieren. Dit doen ze bijvoorbeeld door te kweken met respect voor de natuurlijke cyclus van de dieren. Ook zet Seafarm in op hergebruik van afvalwater, energiebesparing en circulaire bedrijfsvoering. Dit laatste houdt in dat ze streven naar een volledig hergebruik van grondstoffen waarbij dus niets verloren gaat. Hieronder staan we nog iets uitgebreider stil bij deze punten.

Duurzame kweek door Seafarm

  • Natuurlijke cyclus: Tarbot legt in principe één keer per jaar eieren. Seafarm gebruikt daarom meerdere groepen volwassen tarbot als ouderdier. Iedere groep ouderdieren legt dan één keer per jaar eieren, maar op verschillende momenten door het jaar heen.  Zo zorgt Seafarm voor een continue aanvoer van tarboteitjes zonder ouderdieren uit te putten.
  • Afval: Seafarm maakt gebruik van koud, zout grondwater. Nadat het water is gebruikt worden de afvalstoffen, zoals de ontlasting van de vis, uit het water gehaald. Dit doen ze aan de hand van een gecompliceerd systeem van zuivering, drumfilters met eiwitafschuimers, het gebruik van ozon en biologische filters met balletjes. Het water wordt na zuivering dan weer hergebruikt. Daarnaast is Seafarm altijd op zoek naar mogelijkheden om dit afvalwater nog schoner te maken.
  • Energie: Seafarm is volledig onafhankelijk van het stroomnet door zonnepanelen. Ook gebruiken ze de restwarmte van bijvoorbeeld koelingsinstallaties om ruimtes te verwarmen. Verder stroomt het water in de kwekerij van Seafarm onder vrij verval. Dit betekent dat er gebruikt worden gemaakt van de zwaartekracht om het water verplaatsen. Dit zorgt voor een grote afname in het energieverbruik.
  • Grondstoffen: Seafarm streeft ernaar om het gebruik van niet duurzame grondstoffen te verminderen. Dit doen ze bijvoorbeeld door in de toekomst alleen nog dozen te gebruiken van afbreekbaar, biobased materiaal voor het verpakken van de tarbot. Verder werken ze aan de eigen productie van visvoer, waarbij ze ook kijken naar het gebruik van plantaardig voer.

De kweek van tarbot kent ook uitdagingen. Een belangrijke uitdaging is momenteel nog dat voor elke kilogram gekweekte tarbot zo’n 3 kilogram vis nodig is als voer. De vis die als voer dient is vaak wel in de natuur gevangen. Dit zorgt dus voor extra druk op wilde visbestanden. Hierover lees je meer in het hoofdstuk ‘Duurzaamheid in de aquacultuur’.

Yellowtail kingfish

Yellowtail kingfish is ook wel bekend als hamachi of geelvinmakreel en is een roofvis. Deze soort komt oorspronkelijk voor in de drie belangrijkste oceanen van de wereld: de Grote Oceaan, de Atlantische Oceaan en de Indische Oceaan.

Deze vis leeft normaal gesproken in scholen. Deze soort is daarom gewend om met veel vissen in een kleine ruimte te leven. Voeg hier een snelle groei en hoge stressbestendigheid aan toe en je hebt een zeer geschikte kweekvis.

Yellowtail kingfish is familie van de makreel. Qua smaak en textuur lijkt deze vis echter meer op een combinatie van zeebaars, zwaardvis en tonijn. De smaak en de vele bereidingsmogelijkheden hebben de yellowtail kingfish populair gemaakt onder chefs.

De meeste kweek van yellowtail kingfish vindt plaats in Australië en Japan. Daar kweken ze de vissen in netten of kooien op zee. In Nederland wordt de vis echter gekweekt in recirculatiesystemen door bijvoorbeeld Kingfish Zeeland. De Nederlands gekweekte yellowtail kingfish is sinds 2017 te koop.

Duurzame kweek door Kingfish Zeeland

Bij de kweek van yellowtail kingfish is veel aandacht voor duurzaamheid. Bij Kingfish Zeeland hebben ze de volgende duurzaamheidsmaatregelen genomen:

  • Gebruik van duurzame energiebronnen zoals zonne- en windenergie.
  • Verminderen van energieverbruik door warmtewisselaars te gebruiken voor het op temperatuur houden van het water.
  • Afvalwater wordt, net als bij de kweek van tarbot, schoongemaakt in speciale systemen. Het afvalwater wordt ook behandeld met UV en ozon om het water te steriliseren. Het steriliseren van het water zorgt voor een beperking van het risico op negatieve effecten op de omgeving. In de toekomst wil Kingfish Zeeland het afvalwater dat rijk aan nutriënten is gaan gebruiken als mest voor de productie van zeekraal en alg.
  • De larven worden in gevangenschap geboren en opgekweekt. Hierdoor hoeven kwekers dus geen larven uit de natuur te halen. Dit is dus voordelig voor de wilde visbestanden.
  • Dierenwelzijn wordt gewaarborgd door op de hoogte te blijven van- en mee te werken aan onderzoek naar dit onderwerp. Op basis daarvan kunnen kwekers het kweekproces verbeteren. Zo werkt Kingfish bijvoorbeeld mee aan onderzoek waar wordt gekeken naar innovatieve en diervriendelijke manieren om vissen te bedwelmen voordat ze worden gedood.
Yellowtail kingfish. Bron: John Turnbull (Flickr)

Algen

De kweek van algen, zoals zeewier, komt steeds meer in beeld. Dit komt mede dankzij de aandacht voor duurzaamheidsproblemen binnen de aquacultuur. Hierover lees je meer in het hoofdstuk ‘Duurzaamheid in aquacultuur’. In Nederland staat de algenkweek nog in de kinderschoenen. Er vinden wel veel testen en onderzoek plaats. Soorten die geschikt zijn om in de Nederlandse Noordzee te kweken zijn lokale soorten als zeesla (Ulva sp.) in de zomer en bruine alg (Laminaria sp.) in de winter.

Kansen

Algen kunnen een rol spelen in het vervangen van (dierlijk) eiwit in ons dieet. Van algen kun je namelijk heel goed volwaardig, eiwitrijk voedsel maken voor zowel mens als dier! Hieronder een aantal belangrijke voordelen van de algenkweek:

  1. Er wordt nauwelijks gebruik gemaakt van schaarse middelen zoals grondwater en zoetwater.
  2. Algenkweek gebruikt vooralsnog geen meststoffen.
  3. De teelt van zeewier onttrekt CO2 aan de atmosfeer en levert daarmee een bijdrage aan het onttrekken van broeikasgas uit de atmosfeer.
  4. De productie en oogst kan het hele jaar door gebeuren.
  5. Er worden steeds meer toepassing ontdekt en ontwikkeld voor algen. Denk naast voedsel ook aan cosmetica, bioplastic en biobrandstof.
  6. Algenkweek heeft de potentie om veel werkgelegenheid te creëren in kustgemeenschappen.
Zeewierkweek. Bron: Pxfuel

Een ander voordeel is dat olie gemaakt van zeealgen als vervanging kan dienen voor visolie in het voer van kweekvis, schaal- en schelpdieren. Recent is gebleken dat visolie in het voer voor jonge yellowtail kingfish succesvol kon worden vervangen door omega-3- rijke zeealgenolie. Deze vervanging was mogelijk zonder dat de overleving of groei van de vissen werd beïnvloed. Visolie wordt geproduceerd van wilde vis zoals sardientjes en ansjovis, ook wel bekend als voedervissen. In 2018 is er maar liefst 18 miljoen ton voedervis verwerkt tot vismeel en visolie. Als we de vangst van voedervissen kunnen verlagen door het gebruik van zeealgenolie, dan blijft er meer voedsel beschikbaar voor andere dieren in zee. Dit kan ook voordelig zijn voor commercieel belangrijke vissen als tonijn, zalm en kabeljauw.

Kijk voor meer informatie dit filmpje!

Uitdagingen

Naast alle voordelen van algenkweek bestaan er ook uitdagingen. In het onderzoek is veel aandacht voor deze uitdagingen. Hieronder gaan we kort in op enkele van de belangrijkste uitdagingen voor een duurzame algenkweek:

  1. Voor het kweken van algen zijn voedingsstoffen nodig. Algen zijn zeer efficiënt in het opnemen van voedingsstoffen. Op dit moment gebruikt de maricultuur van algen (algenkweek in zee) geen bemesting (dus geen toevoeging van voedingsstoffen). De algen halen dus de voedingsstoffen uit het zeewater. Algen onttrekken dus voedingsstoffen uit de zee om te groeien. Als de productie van algen omhoog gaat, dan zal bemesting misschien nodig zijn. Anders loop je het risico dat je te veel voedingsstoffen uit de zee haalt waardoor het zeeleven in de problemen komt. Bemesten heeft daarentegen ook weer gevolgen voor de zee, al is nu nog onbekend wat die gevolgen precies zijn. Hier vindt nog onderzoek aan plaats.
  2. Voor het kweken van algen ontbreekt op dit moment nog een rendabel verdienmodel. De productie van algen is op dit moment alleen rendabel bij het kweken van enorme hoeveelheden. Daarnaast is de afzetmarkt voor algen beperkt. De algenproductie op de Noordzee kan momenteel nog niet plaatsvinden zonder subsidieprojecten. Op de lange termijn hoopt men wel een rendabele algenkweek op de Noordzee te realiseren door zowel de productie- en afzetkant verder te ontwikkelen.
  3. De Noordzee is relatief ondiep en ruig. Dit maakt het lastig om algen te kweken, omdat algen wel ergens aan vast moeten zitten. Grote golven kunnen ervoor zorgen dat de algen losraken en afdrijven. Daarnaast kan een ruige zee er ook voor zorgen dat nieuwe algen zich niet of nauwelijks hechten aan een vast oppervlak. Deze omstandigheden zorgen er ook voor dat het onderhoud en oogsten van de algen uitdagend is, en soms zelfs onmogelijk.

Daarnaast speelt natuurlijk ook het ruimtevraagstuk. Voor de kweek van algen is ruimte op zee nodig, daar waar de Noordzee al heel druk is met gebruikers. Momenteel ziet men vooral kansen voor algenkweek binnen windparken en daar gaan we hieronder uitgebreider op in.

Medegebruik windparken

Windparken zijn een belangrijk onderdeel voor het behalen van de doelstelling van het Klimaatakkoord van Parijs. Tegelijkertijd nemen deze windparken veel ruimte in op de Noordzee. Voor gebruikers van de Noordzee, zoals de scheepvaart en visserij, is dit een uitdaging. Denk bijvoorbeeld aan de beschikbaarheid van visgronden en de veiligheid van scheepvaartroutes.

De komst van windparken op zee biedt mogelijk ook kansen. De ruimte tussen de windturbines kan gebruikt worden voor nieuwe activiteiten. Voor dit gedeelde gebruik van windparken zie je steeds vaker medegebruik of ‘multi-use’. In de afgelopen jaren zijn er proeven geweest binnen offshore windparken. In deze proeven is gekeken naar natuurontwikkeling, drijvende zonnepanelen en het kweken van zeewier en mosselen. Ook wordt nagedacht over vissen binnen de windparken. Voor al deze activiteiten zijn ook geschoolde mensen nodig die op een veilige en duurzame manier met een schip op de Noordzee kunnen varen en werken.

Offshore windparken zijn complexe, industriële gebieden die zich aan veel voorschriften moeten houden. Deze voorschriften zijn voornamelijk gericht op de veiligheid. Daarnaast bevinden deze windparken zich in een uitdagende omgeving, namelijk de Noordzee. Om een goede en veilige samenwerking te onderhouden tussen parkeigenaar en bijvoorbeeld zeewierkweker, is het heel belangrijk om dingen goed op elkaar af te stemmen. Dit blijkt in de praktijk een uitdaging te zijn. Om medegebruik toch mogelijk te maken is in Nederland de Community of Practice Multi Use Noordzee (CoP) opgericht. Lees hier meer over het CoP. Meer weten over de verdere uitrol van windparken op de Noordzee en het effect hiervan op de visserij? Bekijk dan het kennisdossier ‘Wind Op Zee’.

De ‘multi-use’ zeeboerderij. Bron: Stichting Noordzeeboerderij, uit de Roadmap Noordzeewier 2030 (2019)

North Sea Farmers

De North Sea Farmers (NSF) is een stichting die duurzame zeewierteelt op de Noordzee wil realiseren. Ze zijn te omschrijven als een sectororganisatie die zich inzet voor het opschalen van de zeewierteelt. NSF zorgt voor kennisuitwisseling over duurzame zeewierkweek, productie van zeewier, marketing, educatie, onderzoek en werken mee aan investeringsprojecten. De NSF wil zich inzetten om zeewier te gebruiken op verschillende manieren. Dit doen ze door:

  • Het onderzoeken, ontwikkelen en promoten van zeewierkweek;
  • Advies te geven over juridische, financiële, technische en marketingvraagstukken;
  • De zeewierkweeksector te vertegenwoordigen in beleidsprocessen;
  • Het mogelijk maken van onderzoeksprojecten;
  • Het bouwen aan gemeenschappen en partnerschappen; en
  • Het publiek en partners te informeren en voor te lichten.

NSF heeft meerdere projecten lopen, waaronder North Sea Farm #1. In dit project wordt vanaf 2023 de eerste grootschalige, commerciële, mariene zeewierboerderij gebouwd binnen een windpark. Het doel is om uiteindelijk 160 hectare te gebruiken om zeewier te kweken en toe te werken naar een winstgevende boerderij. Lees hier meer over de projecten van de Noordzeeboerderij. Daarnaast onderzoekt NSF in samenwerking met hun leden bijvoorbeeld wat de beste zaai- en oogstmethode is en hoe je kunt zorgen dat er minder zware metalen in het zeewier terecht komt. Voor dit soort onderzoeken beschikt de NSF over een offshore test gebied. Leden van de stichting kunnen daar dus onderzoek kunnen doen naar nieuwe innovaties en het opschalen van innovaties.

6 Duurzaamheid in aquacultuur

Volgens de Verenigde Naties zullen er rond het jaar 2050 ongeveer 9,7 miljard mensen op aarde zijn. Aquacultuur biedt kansen om al deze mensen te voeden. De aquacultuursector is enorm aan het groeien. Maar hoe groter de sector, des te groter de mogelijke impact ervan op de omgeving. In dit hoofdstuk gaan we daarom kijken naar duurzaamheid in de aquacultuur sector. Hieronder bespreken we enkele uitdagingen en kansen van de aquacultuursector.

Uitdagingen

Voeren van wilde vissen aan kweekvis

In de aquacultuur wordt veel gekweekte vis gevoerd met wild gevangen vis. Dit zorgt dus voor extra druk op wilde visbestanden. Zo is er voor 1 kilogram gekweekte paling bijvoorbeeld 2 kilogram wild gevangen vis nodig. Dit is niet erg efficiënt en is een groot punt van kritiek op de aquacultuur. Daarnaast zou deze wild gevangen vis beter direct gebruikt kunnen worden voor menselijke consumptie, want binnen iedere schakel in de voedselketen gaat veel energie verloren. Op die manier maak je dan optimaal gebruik van de vis als voedingsbron. Er wordt daarom scherp gekeken naar de hoeveelheid voedsel die nodig is om 1 kilo vis te kweken. Dit noemt men ook wel de eiwit conversieratio.

Hier tegenover staat een trend waarbij steeds vaker een deel van het visvoer wordt vervangen door plantaardige producten als tarwe en soja. Daar kleven ook weer duurzaamheidsuitdagingen aan, want de teelt van bijvoorbeeld soja draagt in sommige gevallen bij aan ontbossing en andere negatieve effecten. Het is voor een kwekerij dus van belang om kritisch te zijn op de herkomst van de voeding voor de kweekvis en ervoor te zorgen dat het voeren zo efficiënt mogelijk gebeurt. Inmiddels zijn er wel grote stappen gemaakt om de eiwit conversieratio enorm te verlagen in bepaalde kweekprocessen. Er is dus minder voedsel nodig per kilo gekweekte vis.

Vissenwelzijn

In de veehouderij speelt het thema dierenwelzijn al langere tijd. Zo zijn er verschillende keurmerken die vleesproducten beoordelen op dierenwelzijn, zoals bijvoorbeeld het ‘Beter Leven-keurmerk’ van de Dierenbescherming. Ook kweekvis heeft een keurmerk, namelijk het ASC (Aquaculture Stewardship Council). Het ASC-keurmerk gaf in 2018 aan het welzijn van kweekvis op te nemen in de standaarden.

Het logo/keurmerk van het Aquaculture Stewardship Council (ASC). Bron: ASC

Toch is er nog veel discussie over het welzijn van kweekvis. Actuele onderwerpen rond vissenwelzijn zijn bijvoorbeeld de regels en methoden voor het bedwelmen en doden van vissen en de hoeveelheid vissen die je in een kooi/bassin mag houden.

Vanuit Europese regelgeving is er gesteld dat vissen niet onnodig mogen lijden en dat ze voldoende ruimte moeten hebben voor hun lichamelijke en sociale behoeften. Op dit moment zijn er op het gebied van welzijn verder nog geen specifieke eisen. Een uitzondering hierop is het bedwelmen van paling voor de slacht.

Wil je meer weten over vissenwelzijn in het algemeen of bij wild gevangen vis? Kijk dan eens bij dit kennisdossier over Vissenwelzijn.

Watervervuiling

Een grote uitdaging voor de aquacultuur is de neiging om maar één soort te kweken (monocultuur). Dit gaat gepaard met een groot risico op ziektes. Omdat de dieren vaak dicht op elkaar leven, kan een ziekte of parasiet zelfs een heel bedrijf uitschakelen. Om ziektes te voorkomen wordt veel antibiotica worden gebruikt in sommige kwekerijen, en in sommige gevallen ook vaccins. Als de teelt van vis op open zee gebeurt, dan komen deze ziektes en antibiotica ook terecht in de zee en kunnen daar problemen veroorzaken.

Naast ziektes en antibiotica kunnen ook voedselresten en uitwerpselen in het water terechtkomen. Ook bij aquacultuur op land kan het zijn dat ongezuiverd water terug naar de natuur gaat. Het effluent (het ‘afvalwater’ van aquacultuurbedrijven) is vaak hoog in voedingsstoffen. Als al die voedingsstoffen in het water terechtkomen, dan kan hierdoor een explosieve groei van (giftige) algen ontstaan. Dit noemt men ook wel eutrofiëring. Als die algen dan ook massaal tegelijk doodgaan, dan breken bacteriën de algen af. Voor dat afbraakproces is zuurstof nodig. Als gevolg hiervan kan het zuurstofniveau heel laag worden in het water. Zo kunnen er dan zuurstofarme gebieden (hypoxische zones) ontstaan waardoor alle dieren die zuurstof nodig hebben in de problemen komen.

In Nederland kweekt men in zee vooral schelpdieren, waarbij dit geen probleem is. Verder wordt in Nederland voor de kweek op land veel gebruikt gemaakt van gesloten recirculatiesystemen. Bij deze systemen is veel aandacht voor het zuiveren van water voordat het terug in de natuur gaat. Watervervuiling door het kweken is in Nederland dus geen groot probleem, maar in andere delen van de wereld kan dit wel voor problemen zorgen.

Gifstoffen

Daarentegen kunnen gifstoffen in het water wel voor problemen zorgen in de aquacultuur. Zo hebben we in Nederland bijvoorbeeld soms te maken met de giftige stof tetradotoxine (TTX) in bijvoorbeeld mosselen. De stof TTX wordt gevormd door bacterien. Deze bacterien (en de TTX die ze produceren) kunnen worden opgenomen door plankton. Nederland kweekt mosselen voornamelijk in de natuur (en niet op land) en de mosselen halen hun voedsel (plankton) uit het zeewater. Zo kan een mossel dus naast het voedsel ook TTX binnen krijgen. Als mensen grote hoeveelheden TTX binnenkrijgen, dan kan dat blijvende zenuwschade veroorzaken. De TTX lijkt geen effect te hebben op de mosselen zelf. Als de mosselen in TTX-vrij water worden gehouden, dan kunnen ze de stof ook weer kwijtraken na enkele dagen of weken.

Het is nog onbekend waar in de Nederlandse wateren de giftige stof precies vandaan komt. Onderzoekers hebben in de afgelopen jaren wel de omstandigheden, locatie en periode waarbij meer TTX in het water zit in kaart gebracht. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) houdt de aanwezigheid van TTX in Nederlandse mosselen en andere schelpdieren scherp in de gaten zodat het geen gevaar oplevert voor de volksgezondheid. Als blijkt dat schelpdieren TTX bevatten, dan mogen ze niet in de handel worden gebracht. Een gebied kan dan worden gesloten voor visserij tot dat nieuwe monsters laten zien dat de schelpdieren weer veilig zijn voor consumptie. Het instituut dat verantwoordelijk is voor deze monitoring is de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA).

Invasieve soorten

Soorten die ‘ontsnappen’ uit de aquacultuur en die normaal gesproken niet voorkomen in de natuurlijke omgeving noem je exoten. Deze exoten kunnen de competitie aangaan met inheemse soorten, oftewel soorten die daar wel van nature voorkomen. Als de exoot zich vervolgens kan voortplanten en verspreiden, dan is er sprake van een invasieve soort. Dit kan ten koste gaan van de inheemse soorten. Dit geldt voor zowel algen, schelp- of schaaldieren en vissen.

Een voorbeeld hiervan is de introductie van Japans bessenwier (Sargassum muticum). In de jaren ’70 is deze uit de Pacifische Oceaan afkomstige alg (per ongeluk) geïntroduceerd in Nederlandse wateren door de introductie van de Japanse oester. De explosieve groei van het wier, vooral in de zomer, leidt tot ecologische en economische problemen:

  • Ecologisch: Japans bessenwier kan zeer groot worden waardoor het een soort deken vormt aan het wateroppervlak. Het licht, dat andere soorten lagen in het water nodig hebben, wordt dan weg gevangen. Ook vangt het voedingsstoffen weg die andere soorten, bijvoorbeeld fytoplankton, nodig hebben om te groeien.
  • Economisch: het wier bevestigd zichzelf aan de schelpen van oesters, waardoor het voor problemen zorgt in de oesterkweek. Het vrijmaken van de oesters en kweekstructuren van het wier betekent namelijk meer werk. Ook kan het wier vast komen te zitten in de schroef van schepen.

Kansen

Minder druk op wilde populaties

Kijkende naar de wereldwijde vispopulaties, dan staat een deel van wilde visbestanden onder druk door overbevissing. Dit betekent dat er van deze visbestanden meer wordt geoogst dan dat er jaarlijks bij zou kunnen groeien. In sommige delen van de wereld heeft de afname van wilde vis gezorgd voor een toename in de vraag naar gekweekte vis. Het duurzaam kweken van bepaalde soorten kan mogelijk leiden tot een afname van de druk op deze overbeviste wilde visbestanden.

Waterzuivering

Het kweken van schelpdieren kan zorgen voor een betere waterkwaliteit. Schelpdieren filteren namelijk algen uit het water en leggen daarbij bijvoorbeeld stikstof en fosfor vast. Deze voedingsstoffen kunnen een schadelijke algenbloei veroorzaken, maar door het oogsten van de schelpdieren neemt de kans hierop af. Dit komt omdat het oogsten van de schelpdieren leidt tot een afname in de totale hoeveelheid van deze voedingsstoffen in het systeem.

Behoud, bescherming en herstel van ecosystemen

De hierboven genoemde waterzuiveringsfunctie van schelpdieren draagt dus bij aan het behoud en herstel van ecosystemen die bijvoorbeeld door eutrofiëring zijn aangetast. Daarnaast kan het kweekproces ook weer nieuwe leefgebieden creëren. Denk hierbij bijvoorbeeld aan oester- of mosselbanken. Deze banken vormen een belangrijke leefomgeving voor andere soorten. Ook kunnen schelpdierbanken zorgen voor het verstevigen van de zeebodem en dienen als natuurlijke kustbescherming.

Economische kansen

Aquacultuur creëert wereldwijd banen binnen de lokale en nationale economie. Zo zijn er kansen voor het vergroten van de werkgelegenheid in de dagelijkse bezigheden van een aquacultuurbedrijf. Ook zijn er kansen in de keten daaromheen (bijvoorbeeld verwerking, transport). Verder is er veel vraag naar onderzoek en innovatie, wat kansen biedt voor bijvoorbeeld onderzoekers.

In Nederland is er de afgelopen jaren veel aandacht voor de kansen in de aquacultuursector. Volgens dit rapport liggen de grootste kansen vooral bij ‘exclusieve (regionale) producten die duurzaam worden gekweekt’ voor een specifieke doelgroep. Ook liggen er kansen om nieuwe soorten of relatief onbekende soorten te kweken. Hier is de succesvolle kweek van yellowtail kingfish volgens dit rapport een goed voorbeeld van. Om de verdere ontwikkeling van de aquacultuursector te stimuleren zijn er ook subsidies beschikbaar. Deze subsidies zijn er om bijvoorbeeld het productieproces te verbeteren en om te werken aan de marketing en afzet van de producten.

Medicatie

Aquacultuur dient niet alleen voor voedselproductie. In de jaren ’50 van de vorige eeuw ontdekte men de eerste potentiële medicijnen in zeedieren. Hierna werd op grote schaal gezocht naar nieuwe bruikbare stoffen uit zee. Vooral vastzittende bodemdieren – zoals bijvoorbeeld sponzen, zachte koralen en zakpijpen – bleken veel onbekende stoffen te bevatten.

Veel van deze stoffen namen snel toe in populariteit. Dit had als gevolg dat er enorme hoeveelheden van deze diersoorten uit de zee werden gehaald. Dit had, in de meeste gevallen, negatieve gevolgen voor die soorten en het ecosysteem waar ze deel van uitmaakten. Zo ontstond er een gebrek aan duurzame aanvoer van deze dieren en hun nuttige stoffen. Hierdoor werd ‘The Supply Issue’ een begrip. ‘The Supply Issue’ houdt in dat er onvoldoende dieren beschikbaar waren voor het winnen van de nuttige stoffen. Door ‘The Supply Issue’ zijn in de jaren ’80 en ’90 veel projecten opgezet om veelbelovende soorten te kweken via aquacultuur.

Parende degenkrabben. Bron: PxHere

Voorbeelden

Hieronder enkele voorbeelden van soorten die nuttige stoffen produceren:

  • Atlantische degenkrabben (Lymulus polyphemus) produceren eiwitten die in de medische diagnostiek worden gebruikt. Deze eiwitten, genaamd amoebocyten, zitten in het bloed van de degenkrab en reageren sterk als ze een bepaalde giftige stof genaamd endotoxine tegenkomen. De eiwitten vormen dan een klont en deze klont is dan duidelijk herkenbaar. Vanwege deze eigenschappen worden de amoebocyten gebruikt om gifstoffen op te sporen in bijvoorbeeld injectienaalden, implantaten en pacemakers. De amoebocyten worden ook gebruikt om gifstoffen in vaccins op te sporen, waaronder bij het controleren van COVID-19 vaccins. Wil je meer lezen over dit onderwerp? Lees dan dit artikel van National Geographic.
  • De mangrove zeeschede (Ecteinascidia turbinata) is een zakpijp die een stof produceert welke nu wordt gebruikt in een anti-kanker medicijn.
  • Chondrosia reniformis is een Mediterrane spons soort die een vorm van collageen produceert die goed kan worden ingezet bij het 3D printen van bot-implantaten. Collageen is een eiwit dat een zeer belangrijk onderdeel is in het bindweefsel van mensen en dieren. Collageen werkt daar als een soort lijm. In je huid zorgt collageen bijvoorbeeld voor stevigheid en elasticiteit.

Lees hier meer informatie over The Supply Issue.

De aquacultuursector kent dus veel uitdagingen, zoals het voeren van wild gevangen vis aan de kweekvis, vissenwelzijn en watervervuiling. Aan de andere kant biedt de aquacultuur ook veel kansen, zoals het zuiveren van (vervuild) water, het creëren van banen en medicatie. Duurzaamheid in aquacultuur is dus van groot belang. Zolang de visproductie in aquacultuur op een verantwoorde en duurzame manier gebeurt, kan het een belangrijke rol spelen bij het voeden en veilig houden van de groeiende wereldbevolking zonder de planeet te schaden.