Vissen met korren

In deze lesmodule ‘Vissen met korren’ zullen diverse korvisserijmethoden worden behandeld. Iedere kormethode is gericht op het vangen van demersale soorten. Dat zijn soorten die je vooral dichtbij-, op- of in de zeebodem aantreft.

Een tekening van de boomkor. Op de tekening is ook duidelijk te zien dat deze visserijmethode zich richt op soorten vlak boven-, op en in de zeebodem. — Lindsay G. Thompson

1 Boomkor

Vanaf de jaren zestig is een groot deel van de Nederlandse vissers overgeschakeld van de bordentrawl naar de boomkor voor het vangen van platvis. De boomkormethode is namelijk een effectieve methode voor het vangen van platvis. Tot 2010 was de boomkor de meest gebruikte visserijmethode binnen de Nederlandse kottervloot.

Schematische weergave van de boomkormethode. — Seafish

1.1 Beschrijving

De boomkor bestaat uit drie stalen pijpen die samen de boom vormen (Engels: ‘beam’). Vandaar ook de naam boomkor (beam trawl in het Engels). Een kor heeft een vangopening die door de vaste constructie van de boom niet van vorm verandert. De vangopening wordt dus niet beïnvloed door de snelheid waarmee je het vistuig sleept. Meestal hangt de boom ongeveer 0,6 tot 0,8 meter van de zeebodem. De middenpijp wordt tijdens het vissen het meest op buiging belast en is daarom dikker uitgevoerd dan de zijpijpen. Deze zijpijpen schuif je aan beide kanten in de middenpijp.

Slede of slof

Beide uiteinden van de boom worden door een slede/slof ondersteund. Hieronder zie je zo’n slede/slof.

Een slede/slof van een boomkor. — Wageningen Economic Research

Het net is met vier sluitingen aan de achterkant van de sloffen vastgemaakt. Daarbij zit de bovenpees vast aan de bovenkant van de sloffen en de onderpees aan de onderkant. De wekkerkettingen (ook wel wekkers genoemd) worden aan de onderkant van de sloffen bevestigd. Deze wekkerkettingen worden gebruikt om de platvis uit het zand op te schrikken.

De verschillende onderdelen van een boomkor. — VLIZ Fotogalerij

Aan de voorkant van de sloffen bevindt zich een stalen strip met gaten waaraan je de boomkor voortsleept. Tevens worden aan die strip de spruiten met sluitingen bevestigd. De stand van de sloffen over de zeebodem kan veranderd worden door te variëren met het bevestigingspunt van de spruiten aan de sloffen. Zo kun je bijvoorbeeld voorkomen dat je op de hak van de slof vist.

Bovenaanzicht van de achterkant van de slof. De bevestigingspunten voor de wekkerkettingen, spruit, net en onderpees zijn hierop te zien. De witte cirkel toont een ketting die gebruikt wordt om het tuig via de slof naar het schip te trekken.

Spruit

De spruit bestaat uit drie of vijf delen en is gemaakt van ketting of staaldraad. Twee delen lopen naar de sloffen en het derde deel zit aan het midden van de middenpijp vast. Doordat het derde deel zo lang is, is het onwaarschijnlijk dat je deze tijdens het vissen onder normale omstandigheden belast. Het vistuig sleep je aan de sloffen. Bij een hoge weerstand van het vistuig, bijvoorbeeld wanneer deze vastloopt, zal de boom doorbuigen. Als dat gebeurt, dan zal ook het derde deel van de spruit belast worden. Zo wordt verder doorbuigen van de boom verhinderd.

Vangvermogen

Het vangvermogen van een boomkor wordt bepaald door het beviste zeebodemoppervlak in een bepaald tijdsbestek. Dit is afhankelijk van:

  • de breedte van het vistuig;
  • de snelheid waarmee je het vistuig sleept;
  • het aantal wekkerkettingen;
  • het gewicht van de wekkerkettingen.

De breedte van het vistuig en het totale gewicht van de wekkers wordt vooral bepaald door het voortstuwingsvermogen van de kotter en door de regelgeving. Daarnaast hangt de breedte en het aantal wekkers af van de bodemgesteldheid. Zo is het aantal wekkers kleiner bij de visserij in de onderzeese duinen (de punten) dan op vlakke grond. De punten komen in grote delen van de zuidelijke Noordzee voor.

Boomkornet van 9 meter breed met steennet (uit ijzeren kettingen bestaande netwerk; vermijdt dat stenen in het net terecht komen en het net beschadigen). — VLIZ Fotogalerij

Daarnaast worden bij de visserij op tong meer wekkers en lichtere kettingen gebruikt dan bij de visserij op schol. Tong is namelijk een vissoort die zich moeilijk uit de zeebodem laat jagen. Bij het vissen op schol worden wel weer zwaardere netten met wijdere mazen gebruikt dan bij het vissen op tong. Op harde grond kun je met zwaardere tuigen vissen dan op zachte grond.

Grondpees met rubberschijven en tongflap.

Grondpees

Het is noodzakelijk dat de grondpees goed in contact blijft met de zeebodem. Dit is belangrijk om te voorkomen dat platvis onder het net door ontsnapt. Dit doe je door een zware ketting als grondpees te gebruiken. In het midden van deze kettinggrondpees zit een breekschalm die ervoor zorgt dat je bij het vastlopen grote schade of zelfs verlies van het vistuig voorkomt. Als je vist in een gebied met een zachte bodem, dan kun je de kettinggrondpees in het midden verstevigen met touwwerk of rubberschijven. Op die manier verklein je de kans om het vistuig vast te laten lopen in de grond.

De doorsnede van de rubberschijven wordt vanuit het midden naar buiten toe steeds iets kleiner. Tussen de kettinggrondpees en de achterste wekker lopen een aantal lichtere kettingen over de zeebodem. Deze kettingen noem je ook wel ‘kietelaars’. Deze korte kettingen zitten vast aan de kettinggrondpees en moeten voorkomen dat platvissen zich vlak voor de naderende kettinggrondpees opnieuw ingraven. Vooral tong probeert op die manier aan het net te ontsnappen. Om dit te voorkomen gebruik je de tongflap. Dit stuk netwerk loopt vanaf de laatste kietelaar tot achter de grondpees. Door het gebruik van een tongflap kun je als visser goede vangsten behalen op verschillende visgronden.

Ronde onderpees met 5 m lange tongflap (links), en rechte onderpees met korte 2.5 m tongflap (rechts). — Coöperatie Westvoorn/Arie Lokker

Bij het vissen in een gebied met stenen kun je een kettingmat aanbrengen tussen de boom en de kettinggrondpees. Die kettingmat voorkomt dat grote stenen in het net komen.

Vislier

Moderne boomkorkotters zijn uitgerust met een vislier die uit tien trommels bestaat:

  • twee grote vislijntrommels voor het vieren en inhalen van de vistuigen;
  • twee giekbloktrommels om bij gevaarlijke situaties het giekblok te vieren;
  • vier jumpertrommels om de kuilen binnenboord te hijsen.
  • twee hangerdraadtrommels voor het strijken en toppen van de gieken;
Een vislier.

In het verleden werden de kotters gebouwd met twee jumpertrommels en twee verhaalkoppen. Om het halen en zetten van de netten veiliger te maken worden op nieuwe kotters geen verhaalkoppen gebruikt. Aan boomkorkotters worden zware stabiliteitseisen gesteld. Dit is nodig om kapseizen te voorkomen.

De vislier moet je vanaf de brug kunnen bedienen en moet een omkeerbare aandrijving hebben. Ook moet je het blok in de top van de giek, waaraan je de boomkor sleept, kunnen vieren. Op die manier verklein je het risico op kapseizen, want door de kracht vanuit de top van de giek naar de zijkant van het schip te verplaatsen verklein je de arm. De meeste kotters hebben een Marelec systeem dat de vislijnen bij overbelasting automatisch laat vieren, zodat de overbelasting wegvalt.

Invloed zeebodem op vislier

De uitgevierde lengte van de vislijnen is drie tot vier keer de waterdiepte. Als de zeebodem zacht of modderig is, dan vier je minder vislijn uit. De vislijn staat dan steiler, waardoor de boomkorren lichter over de bodem gaan. Hierdoor heb je minder kans om de tuigen in de bodem te trekken. Op een harde zandbodem vier je meer vislijn uit. Als je in hoge ‘punten’ vist, dan moet je de lengte van de vislijn steeds aan de variërende diepte aanpassen.

De wachtsman schakelt de vislier in als er tegen een ‘punt’ wordt opgevist. De vislijn wordt dan ingekort. Hiervoor moet de vislier in staat zijn om de vislijnen bij vol vermogen tegen de stuwkracht van de kotter in te korten. Deze methode kan door veel kotters ook bij slechte weersomstandigheden beoefend worden door de toename in de afmetingen van boomkorkotters en het gestegen motorvermogen.

Hoge belasting vislijn

Door scheepsbewegingen kun je de vislijnen zwaar belasten. Tijdens een slingerbeweging van de kotter is een vislijn het ene moment vrijwel zonder spanning, terwijl er een hoge piekbelasting optreedt wanneer de kotter naar de andere kant overhelt. Op deze piekbelasting is ook het stampen van invloed. Door de dan optredende onregelmatige snelheid van het vistuig neemt het vangvermogen af.

Ook tijdens het vastlopen en gedurende pogingen om los te komen kan een hoge belasting op de vislijnen optreden. Om die reden worden er zware vislijnen gebruikt.

Slijtage en schade aan de vislijnen kun je zoveel mogelijk beperken door schijven te gebruiken met een grote diameter. Ook het gebruik van vislijntrommels met een grote kerndiameter kan slijtage en schade beperken.

Dunnere vislijn

Het gebruik van vislijntrommels met een grote kerndiameter is voor veel kotters geen optie. Vandaar gebruiken grote kotters een dunnere vislijn. Deze dunnere vislijn loopt over een dubbelschijfsblok in de top van de giek via een aan de spruit bevestigd éénschijfsblok weer terug naar het blok in de top van de giek. Door het gebruik van deze dubbel ingeschoren vislijn wordt de belasting in de vislijn met de helft verminderd en kun je een dunnere vislijn gebruiken. Tegelijkertijd halveer je de trekkracht die de lier moet leveren, zodat de aandrijving een kleiner draaimoment kan leveren.

De tandwielkast en lieras hoef je minder zwaar uit te voeren. Ook fricties en remmen worden hierdoor een stuk minder belast. Wel moet de lier tweemaal zo snel draaien om dezelfde haalsnelheid van het vistuig te kunnen bereiken. De dubbel ingeschoren vislijn moet ook langer zijn en dat is dan weer van invloed op de afmetingen van de trommels.

In de nok van de giek zit de kracht van de vislijn. Het hellinggevend moment is gelijk aan de afstand van de nok van de giek tot aan het vlak van kiel en stevens. Dit is een groot moment. Als je de vislijn zou blijven inhalen, dan kan het moment zo groot worden dat het schip omslaat. Dat kan ook gebeuren als je bij het vastlopen niet snel genoeg het vermogen van de motor terugneemt.

Vastgelopen vistuig

Als een schip vast zit aan een obstakel, trek het dan niet los over de nok van de giek. In zo’n situatie gebruik je de slipdraad-installatie. Bij de slipdraad-installatie hangt het slipvisblok aan de slipdraad in de nok van de giek (zie onderstaande afbeelding).

Het slip visblok in gewoon vissende situatie: 1. Loshangend slipdraad, 2. Slip visblok, 3. Vislijn, 4. Voortuig, 5. Achtertuig.

Het slipvisblok bestaat uit twee delen in één blok. Door het bovenste deel loopt het slipdraad en door het onderste deel de visdraad. Het vaste part van de slipdraad zit aan de nok van de giek. Deze slipdraad wordt geschoren over een aantal schijven in de nok van de giek en een aantal schijven op het slipvisblok. Daarvandaan gaat de slipdraad langs de giek naar beneden. Via twee geleide blokken loopt het slipdraad naar een trommel op de winch en deze trommel wordt ook wel de “slipdraadtrommel” genoemd.

Er is dus een extra trommel op de winch nodig voor een slipvisblok-installatie. In de gewone vissende situatie hangt het slipvisblok in de nok van de giek, zoals is te zien in bovenstaande afbeelding. De arm van het koppel dat de helling veroorzaakt, is de afstand van de nok van de giek tot het vlak van kiel en stevens.

Als het vistuig vastloopt aan een obstakel onderwater, dan laat je het slipvisblok vieren zoals te zien is in onderstaande afbeelding. Het slipvisblok komt dan onder het klapblok op de bak van het schip te hangen. Er staat geen kracht meer op het loshangende slipdraad en op de giek. Het helpt niet om het slipdraad slechts een beetje te vieren, want de kracht blijft dan in de top van de giek.

Het slip visblok in een situatie waarin het vistuig is vastgelopen: 1. Loshangend slipdraad, 2. Slip visblok, 3. Visdraad, 4. Voortuig, 5. Achtertuig.

Van Damme-patent

Op kleinere schepen, zoals eurokotters, is meestal geen ruimte voor een grote winch met een extra trommel. In dat geval maken vissers nog weleens gebruik van het Van Damme-patent. Dit Van Damme-patent is te zien in onderstaande afbeelding. Bij dit systeem is in de nok van de giek een installatie gemaakt die het visblok ook uit de giek kan vieren.

Het Van Damme patent aan boord van een kotter (links): 1. Giekdraad, 2. Giek, 3. Voortuig, 4. Vaste part, 5. Bevestiging vaste part aan scharnierplaat, 6. Visblok, 7. Beugel waar het visblok aanhangt, 8. Giekdraadblok. Tekening van het Van Damme patent (rechts): 2. Giek, 5. Bevestiging vaste part aan scharnierplaat, 7. Beugel waar het visblok aanhangt, 9. Bevestiging visdraad aan de beugel, 10. Stootnok voor de beugel, 11. Bevestigingsplaat van een giekblok, 12. Bevestigingsplaats van het achtertuig.

Zodra een schip met zijn vistuig vast zit aan een obstakel onder water, dan laat je de giekdraad vieren. Als het vaste part strak komt te staan, dan zal de beugel in zijn scharnier naar beneden draaien. Als gevolg daarvan zal het visblok eerst over het scharnier schuiven en daarna over de giekdraad. Uiteindelijk komt het visblok achter de bak aan het blok in de galg te hangen. In deze situatie is de arm van het koppel ook verkort tot de afstand van het blok in de galg.

Overzicht van een vastgelopen kotter met een Van Damme patent: 1. Slip visblok Van Damme patent, 2. Vislijn, 4. Voortuig, 5. Achtertuig, 6. Loshangende giekdraad.

1.2 Werkwijze

In dit hoofdstuk bespreken we de wijze waarop je de boomkor normaal gesproken gebruikt. De hier beschreven werkwijze kan afwijken van de praktijk. Het belangrijkste is dat een visser ten alle tijden rekening houdt met de veiligheid.

Uitzetten net

Bij het uitzetten van het visnet volgt meestal deze procedure aan boord van een kotter met boomkor:

  • zodra de gewenste positie is bereikt breng je de  snelheid terug tot zeer langzaam vooruit;
  • onder goede weersomstandigheden breng je de kotter met de kop in de wind en bij slecht weer juist voor de wind;
  • je maakt de sjorringen los waarmee de boomkorren zeevast zijn gezet;
  • de giek wordt verticaal gezet en je hijst het tuig boven de verschansing;
  • nu laat je de giek vieren en door deze beweging zal het tuig de wekkers overboord trekken. De langste wekkers moet je misschien over de verschansing tillen;
  • de jumper zal ook worden gehesen. Doordat deze in een strop achter het midden zit zal ook de pees van dek komen;
  • het kuiltouw zet je vast op de voorbolder om het draaien van het tuig tegen te gaan;
  • de kietelaars worden over de verschansing getild. Zorg ervoor dat ze niet in de war raken;
  • omdat het gewicht van het tuig aan het net trekt, zal bij het vieren van de jumper de onderpees overboord zakken;
  • de andere jumper zit in de staartstrop. Om de jumperhaak open te trekken zal deze jumper worden gehesen en aan het vaste part op de giek worden bevestigd;
  • nu zal de schipper vaart vermeerderen en de tuigen en gieken iets laten vieren;
  • de kuilen worden één voor één losgegooid door de jumper op vrije val te zetten;
  • tegelijkertijd kan de schipper de vaart vermeerderen en kun je het kuiltouw van de voorbolder losmaken;
  • als beide kuilen zijn losgegooid en de kotter op koers ligt, dan zullen de tuigen verder worden gevierd.

Binnenhalen net

Bij het binnenhalen van het net volgt meestal deze procedure aan boord van een kotter met boomkor:

  • je verlaagt het toerental van de motor tot een snelheid waarop je nog voldoende druk op het roer hebt om de kotter tussen de vislijnen te houden (ca. 1/3 maximum motortoerental);
  • de vislijnen worden ingehaald tot de spruit het visblok in de top van de giek nadert;
  • als de vislier stopt, dan vermeerder je gedurende korte tijd vaart om de vissen die nog in het voornet zitten in de kuil te brengen;
  • de giek moet in een stand worden gebracht die het mogelijk maakt voor een bemanningslid om het kuiltouw van de binnenste slof te pakken;
  • nu moet je de hoofdmotor op een nullast–toerental brengen en de schroef stilzetten;
  • daarna kun je het kuiltouw in de hulpjumper pikken en opzetten;
  • vervolgens moet het kuiltouw doordraaien totdat de verdeelstrop naar voren komt. Daar moet je dan de andere jumper inpikken. Daarna kun je de staart boven de bak draaien;
  • je kunt de pooklijn losmaken, waardoor de vangst in de vangstverwerkingsinstallatie valt;
  • het netwerk van de kuil kan worden nagekeken op schade. Vervolgens kun je de pooklijn weer aantrekken en de kuil dichtmaken;
  • daarna kan de kuil gehesen worden en kan het vaste part vanuit de giek aan de jumper worden bevestigd. Alles is dan weer gereed om uit te zetten.

Beëindigen van het vissen

Bij het beëindigen van het vissen volgt meestal deze procedure aan boord van een kotter met boomkor:

  • na de laatste trek laat je de kuilen open en spoel je de netten;
  • het kuiltouw wordt zo vastgezet dat de kuil niet ongewild overboord getrokken kan worden;
  • de giek breng je in een verticale positie zodat de boomkor zoveel mogelijk boven de verschansing komt. Ondertussen trekt de bemanning met behulp van een stroptouw zoveel mogelijk netwerk binnenboord;
  • met behulp van de thuishaler wordt de boomkor via de lier tot de binnenkant van de verschansing getrokken en zeevast gesjord;
  • de bemanning brengt zowel de buitenboord hangende grondpees met kietelaars, als ook de wekkers, met behulp van de jumper binnenboord;
  • na het vissen controleer je het hele net op schade. Je controleert de sleeplappen en de kuil op gaten en kapotte mazen;
  • je meet ook de grondpees en de korte kietelaars. De lange kietelaars kun je om de week meten.
Binnenhalen van het visnet. — ProSea
De netten worden nagekeken en hier worden nieuwe stukken net aan de onderkant van de kor genaaid. — VLIZ Fotogalerij

Vastlopen vistuig

Bij een vastgelopen vistuig volgt meestal deze procedure aan boord van een kotter met boomkor:

  • de motor direct stoppen;
  • om te voorkomen dat het schip gaat draaien, kun je een beetje kracht op de schroef houden;
  • als het schip is uitgerust met het Marelec systeem, dan treedt dat in werking. Dit zorgt ervoor dat de draad wordt uitgevierd en de motor wordt teruggenomen. Dit systeem reageert veel sneller dan wij kunnen;
  • daarna zal de schipper het overnemen. De schipper zal het proberen te klaren zoals beschreven in de volgende stappen;

Alles wat nu gedaan wordt moet zeer voorzichtig gebeuren!

  • je haalt het niet vastgelopen tuig boven water en laat dit buitenboord hangen;
  • daarna zet je de kuil goed vast zodat deze niet in de schroef komt;
  • zet de giek iets lager, zodat deze bij slagzij niet kan overslaan;
  • je moet veel vislijn steken en het slipvisblok gebruiken. Als je geen vislijn steekt, dan zal de vislijn snel breken doordat de opwaartse kracht van het schip veel groter is dan de breeksterkte van de vislijn;
  • zodra je voortij vissend bent vastgelopen, dan kun je proberen om op tegengestelde koers te komen. Dit lukt zelden;
  • als je voortij vissend bent vastgelopen, dan kun je ook wachten tot het tij omkeert. Soms komt het dan los.

1.3 Doelsoorten en bijvangsten

In dit hoofdstuk gaan we uitgebreider in op de doelsoorten van de boomkor. Naast de doelsoorten vang je met de boomkor ook soorten waar je niet gericht op vist. Dit deel van de vangst noem je bijvangst. Een deel hiervan is gewenst en nemen vissers graag mee.

Daarnaast vang je ook ondermaatse vis (te kleine vis) en ongewenste soorten zoals zeesterren en krabben (benthos). Ondermaatse vis en benthos noem je ook wel ”ongewenste bijvangst” of ”discards” (Engelse term voor ongewenste bijvangst). Dit deel van de vangst laat je liever in zee.

De vangst van een visser is opgebouwd uit drie categorieën. Je hebt de doelsoort (bij boomkor platvis) waar je gericht op vist. Er komen ook soorten in het net terecht waar je niet gericht op vist genaamd de bijvangst. Sommige soorten die bijgevangen worden neemt de visser graag mee als de regelgeving dat toelaat, zoals de kabeljauw in dit voorbeeld. Daarnaast vang je ook vissen die ondermaats (te kleine vis) of ongewenst zijn (benthos zoals zeesterren). — ProSea

Doelsoort

De doelsoorten van de boomkor zijn:

  • Tong
  • Schol

Bijvangst

Soorten waar je niet gericht op vist met de boomkor, maar die wel vaak worden gevangen als bijvangst zijn:

  • Schar
  • Griet
  • Tarbot
  • Bot
  • Tongschar
  • Heilbot
  • Rog
  • Kabeljauw
  • Schelvis
  • Wijting
  • Langoustines / Noorse kreeftjes
De vangst van een boomkor te zien in een opvangbak. — ILVO

De boomkorvisserij is een gemengde visserij. Dat wil zeggen dat je een mix van soorten vangt. Als gevolg hiervan vang je met de boomkor dus ook ongewenste bijvangst (ondermaatse vis en benthos).

Voor iedere soort is er een specifieke maaswijdte waarmee je ze het beste kunt vangen. Denk hierbij aan het verschil in lichaamsvorm tussen tong en schol. Met een maaswijdte van 80 mm kun je goed tong vangen, maar tegelijkertijd vang je ook veel ondermaatse schol. Als je gaat vissen met een maaswijdte van 100 mm, dan vang je minder ondermaatse schol maar ook minder tong.

Zoals duidelijk te zien is op deze foto’s is schol (links) een veel grotere, bredere vis dan tong (rechts) die een smaller uiterlijk heeft. Als gevolg van deze verschillen worden er veel schollen bijgevangen in de tongvisserij met de boomkor. — Visned

De maaswijdte heeft dus een grote invloed op de samenstelling van de vangst. Met een fijne maaswijdte kun je meer tong vangen, maar daarmee vang je ook meer ongewenste bijvangst.

Overleving

Sommige soorten in de ongewenste bijvangst hebben een goede overlevingskans, terwijl er ook veel soorten zijn die het teruggooien niet overleven. De grote hoeveelheid ongewenste bijvangst met de boomkor is zowel vanuit een economisch als ecologisch oogpunt niet wenselijk. Economisch is het bijvoorbeeld niet wenselijk omdat:

  1. Bijvangst het sorteringsproces vertraagt.
  2. Bijvangst kan een negatief effect hebben op de kwaliteit van de vangst.
  3. Een deel van de ondermaatse vis in de bijvangst sterft na het teruggooien en is daarmee verloren voor de toekomst.

Ook vanuit ecologisch oogpunt is er een hoop kritiek op de bijvangst van de boomkor omdat:

  1. De wekkerkettingen van de boomkor schade toebrengen aan de ongewenste bijvangst en daarmee de overlevingskans verkleinen.
  2. Er veel soorten worden bijgevangen die geen directe waarde hebben voor de visser (zeesterren, zee-egels, hydropoliepen), maar die wel belangrijk zijn voor het ecosysteem.
  3. Niet alleen de ongewenste bijvangst beschadigd wordt door de wekkerkettingen, maar ook alles wat op- of rond de zeebodem leeft en in het trawlspoor achterblijft.
Hierboven zie je bijvangst van een boomkor, zoals een zeester, een zee egel (koetenei) en een hydropoliep (neteldier). Deze worden weleens bijgevangen met de boomkor, maar hebben geen directe waarde voor de visser. — Bron (middelste foto): Hans Hillewaert – Wikipedia & Flickr

De hoeveelheid ongewenste bijvangst van de boomkor zorgt voor veel kritiek vanuit de maatschappij. Mede door die maatschappelijke druk is er veel onderzoek naar andere visserijmethoden en netaanpassingen die selectiever vissen. Verschillende netaanpassingen die zijn getest kun je vinden in het kennisdossier ‘Netinnovaties‘.

1.4 Gedrag van de vis ten opzichte van het tuig

De meeste vissoorten hebben als gedragskenmerk dat ze al het mogelijke doen om een naderend voorwerp op afstand te houden. Als een naderend voorwerp, zoals een vistuig, te dichtbij komt, dan zwemmen ze weg om het te ontwijken. Vistuigen jagen vissen dus op.

Veel platvissen verbergen zich graag in de zeebodem. — ProSea

De boomkor maakt gebruik van dit vluchtgedrag. Met behulp van wekkerkettingen en kietelaars kun je de platvissen uit de zeebodem jagen. Als de platvissen dan op de vlucht slaan, dan kun je ze vangen zodra ze door de vangopening van het net zwemmen. De vissnelheid bij de boomkor is ongeveer 6-7 mijl, waardoor de vis niet meer de kans krijgt om voor het tuig uit te ontsnappen.

1.5 Verwerking

Het verwerken van de vangst gebeurt met een vangstverwerkingsinstallatie. Eenmaal aan boord komt de vis in opvangbakken terecht. Dit zijn twee bakken die met elkaar in verbinding staan en die gevuld zijn met water.

Daarna voert de opvoerband de vangst tot onder de bak. Hier staat de bemanning klaar om de marktwaardige vis te scheiden van de ongewenste bijvangst. De vangst kun je dan strippen, spoelen en koelen. Het koelen gebeurt door viskisten te vullen met vis en ijs. Daarna stapel je de gevulde viskisten in het visruim.

De vangst wordt gesorteerd en gestript aan boord. — ProSea

1.6 Duurzaamheid

Brandstofverbruik

Het brandstofverbruik van de boomkor ligt hoog. Dit is één van de kritiekpunten die maatschappelijke organisaties (ngo’s) hebben op de boomkor. Hierdoor stoot je veel CO2 uit. Voor vissers is het ook belangrijk om het brandstofverbruik te verlagen, want het is een hoge kostenpost voor veel visserijbedrijven.

Bodemberoering

Daarnaast kaarten ngo’s vaak ook het punt bodemberoering aan. Met name de boomkorvisserij met kettingen of zware matten wordt bekritiseerd om zijn bodemberoering. Zo hebben de sleepnetten invloed op de structuur van de zeebodem en de samenstelling van het bodemleven. Bodemsoorten die kort leven en veel nakomelingen produceren hebben hier weinig last van, maar soorten die langzaam groeien en zich traag voortplanten zijn hier wel kwetsbaar voor.

Ten opzichte van vroeger bevat de Noordzee nu meer wormen, zeesterren en krabben op sommige plekken als gevolg van de bodemberoerende visserij. Sommige soorten zijn verdwenen of in aantal afgenomen in bepaalde gebieden ten opzichte van bijvoorbeeld 100 jaar geleden.

Een voorbeeld van een kwetsbare soort is de noordkromp. De noordkromp is een langzame groeier met een lage voortplantingssnelheid. Noordkrompen kunnen last hebben van de boomkorvisserij doordat de kor de bodem omwoelt en de schelpen kapotmaakt. — Hans Hillewaert

Veel vissers zien bodemberoering juist als iets positiefs en noemen het belangrijk voor een gezonde platvisstand. Er zijn ook wetenschappelijke onderzoeken die dit ondersteunen. Zo is er een onderzoek dat aantoont dat schol inderdaad meer voedsel kan vinden op zeebodems die vaker worden bevist. Dit komt volgens het onderzoek doordat bepaalde wormen goed gedijen bij bodemberoering en juist die wormen eet de schol graag.

Ngo’s willen daarentegen niet alleen schol in zee. Ze pleiten voor een zo divers en ongerept mogelijk ecosysteem. Daar horen dus ook langlevende- en traag groeiende bodemdieren. Juist die groepen dieren zijn kwetsbaar voor de boomkor.

Ongewenste bijvangst

Er is ook kritiek op de hoeveelheid ongewenste bijvangst van de boomkorvisserij. Aangezien boomkorvisserij een gemengde visserij is, worden naast doelsoorten ook ongewenste soorten bijgevangen. Een deel van deze ongewenste soorten overleeft nadat ze overboord worden gezet, maar een ander deel sterft.

Ngo’s zien ongewenste vangst die dood overboord gaat als verspilling. Schattingen over de ernst van het probleem verschillen. Veel NGO’s zeggen dat de overlevingskans van ongewenste bijvangst die terug naar zee gaat klein is. Vissers zijn het daar vaak niet mee eens. Zij denken dat de overlevingskans hoog is. Daarnaast is de ongewenste bijvangst die wel dood overboord gaat voedsel voor andere dieren, zoals zeevogels.

Selectiviteit en overleving

Toch moet je als visserijsector iets met de kritiek op de ongewenste bijvangst in de boomkorvisserij. Niet alleen omdat ngo’s kritiek hebben, maar ook omdat hier politiek veel aandacht voor is. Zeker na het invoeren van de aanlandplicht. Hierover kun je meer lezen in het kennisdossier ‘Aanlandplicht‘.

Daarom lopen er meerdere onderzoeken de selectiviteit van de visserij te verbeteren en om de overlevingskans van gevangen vis te verhogen. Zo hebben enkele vissers tests gedaan met een ander soort overlevingsbakken aan boord, zoals te zien is in de afbeelding hieronder.

De ‘discard-stortbak’ is een innovatie die is getest aan boord van de GY-57 om de overlevingskans van gevangen discards te verbeteren. — Visserijnieuws

De Nederlandse visserijsector onderzoekt ook allerlei nieuwe ideeën om de hoeveelheid ongewenste bijvangst te verminderen. Hierbij kun je denken aan netinnovaties, het beter delen van informatie om bepaalde gebieden tijdelijk te vermijden en totaal nieuwe vistechnieken.

Om oplossingen te bedenken is het ook goed om samen te werken met andere partijen. Zo is onder andere een Vishack georganiseerd waarbij vissers, techneuten, onderzoekers en ngo’s gezamenlijk na hebben gedacht over mogelijke oplossingen en innovaties. Deze Vishack duurde twee dagen en er werden veel nieuwe ideeën aangedragen.

2 Pulsvisserij platvis

Tegenwoordig zijn er verschillende vismethoden die elektriciteit gebruiken. Deze visserijmethoden zijn verschillend qua doelsoort, constructie en impact. In dit hoofdstuk bespreken wij de pulsvisserij op platvis met de pulskor en de pulswing.

Een kotter die vist met de pulswing. — ProSea

2.1 Overgang van boomkor naar pulsvisserij

De pulsvisserij is ontwikkeld als gevolg van de maatschappelijke kritiek op de boomkor in combinatie met het hoge brandstofverbruik van de boomkortechniek. Vanaf de jaren ’70 is in Nederland onderzoek gedaan naar vissen met elektriciteit op garnaal en platvis. Deze onderzoeken toonden aan dat je efficiënt kan vissen met elektriciteit op platvis. Daarnaast was de hoeveelheid ongewenste bijvangst lager en daalde het brandstofverbruik.

Vanaf de jaren 70 werd al onderzoek gedaan naar elektrisch vissen, zoals blijkt uit dit patent voor elektrische visserij op garnalen. — James Lee Newman

Rond 1986 is er een poging gedaan om het eerste elektrische pulstuig op de markt te brengen. Dat ging helaas niet door, want de Europese Unie besloot in 1988 een verbod in te voeren op elektrisch vissen. Een belangrijke reden voor dit verbod in Nederland was de angst voor hogere vangsten met het pulstuig. Dit was destijds niet wenselijk omdat de visbestanden op dat moment al onder hoge druk stonden.

Hervatten ontwikkeling

In 1992 besloot het bedrijf Verburg Holland BV de ontwikkeling van een elektrisch vistuig weer op te pakken. Na jaren van onderzoek resulteerde dit in de pulskor gericht op het vangen van platvis (dus niet te verwarren met de pulskor op garnaal).

Deze pulskor is voor het eerst getest op een commerciële kotter in 2004 (de UK-135). In het begin waren er veel technische problemen met de pulskor, waardoor de resultaten tegenvielen. Daarop besloot de Nederlandse visserijsector eind 2006 de steun voor het pulskorproject op te zeggen.

De eerste prototypes van de pulskor werden getest aan boord van de Tridens en later op de UK-153. — Wageningen Marine Research

Ontwikkeling pulstuig zet door

De UK-153 bleef daarna nog een tijdje doorvissen met de pulskor en behaalde uiteindelijk goede resultaten:

  • technische problemen werden opgelost;
  • het brandstofverbruik nam af met 45% ten opzichte van de boomkor;
  • de kwaliteit van de vis was beter; en
  • er werd minder ongewenste bijvangst gevangen.

Na deze positieve verhalen besloot een groep vissers verder te werken aan de pulskor in de kenniskring puls & SumWing. Deze kenniskring werd ondersteund door wetenschappers van het Landbouw Economisch Instituut (LEI, tegenwoordig Wageningen Economic Research) en IMARES (tegenwoordig Wageningen Marine Research). Na een aantal verdere aanpassingen aan de pulskor en het regelen van een pulsontheffing bij de Europese Unie, besloot de TX-68 in 2009 als eerste met de pulskor van Verburg Holland BV (tegenwoordig Delmeco) te vissen.

Pulswing

De overige vissers in de kenniskring puls & SumWing hadden plannen gemaakt om de puls in te bouwen in een andere succesvolle innovatie, namelijk de SumWing. Een combinatie van de pulskor met de SumWing zou namelijk nog meer brandstof besparen en nog minder bodemberoering hebben. Ze besloten samen met HFK Engineering een pulswing te bouwen en het eerste prototype werd eind 2009 getest aan boord van de TX-36.

Ook bij de pulswing waren er veel technische problemen in het begin, maar uiteindelijk bleek ook deze vismethode goed te werken. Een vergelijkend onderzoek werd gedaan tussen de TX-68 (pulskor), TX-36 (pulswing) en de GO-4 (boomkor) die gedurende een week samen visten. De resultaten van dat onderzoek staan in onderstaande tabel.

Uit een vergelijkend visonderzoek tussen de TX-68, TX-36 en GO-4 werden na 1 week de volgende resultaten behaald. Ondanks de lagere vangsten aan boord van de TX-68 en TX-36 houden ze meer over onder de streep dan de GO-4 door de enorme brandstofbesparingen. — IMARES

Mede door de resultaten van dit onderzoek werd de Nederlandse visserijsector enthousiaster over de pulsvisserij. Dat kwam ook doordat de boomkorvisserij onder druk stond door de hoge olieprijs, de lage visprijzen en de toenemende maatschappelijke kritiek op de boomkor.

Overstap van boomkor naar puls

De Nederlandse overheid had ondertussen 22 ontheffingen geregeld om met elektriciteit te mogen vissen bij de Europese Unie. Vissers mochten zich inschrijven voor zo’n ontheffing, maar dit liep niet echt storm. Dit veranderde nadat rederij Jaczon een grote order plaatste voor vier pulswings. Hierdoor gingen andere vissers ook overstag.

Uiteindelijk bleek het aantal aanvragen voor een pulsontheffing groter dan 22, waardoor niet alle geïnteresseerde vissers konden overstappen op de pulsmethode. Als gevolg van deze grote hoeveelheid aanvragen besloot de Nederlandse overheid, onder druk van de visserijsector, meer ontheffingen te regelen bij de Europese Unie. Dat lukte, want het aantal pulsontheffingen werd uitgebreid naar 42. De 20 extra ontheffingen werden verleend onder de voorwaarde dat de vissersschepen mee moesten doen aan een onderzoeksprogramma en waren op tijdelijke basis.

Groeiende kritiek binnen Europa

Op het moment dat het aantal pulsontheffingen werd uitgebreid naar 42 stuks begon de kritiek op de pulsvisserij ook steeds luider te worden. Doordat de pulsvisserij een compleet nieuwe en onbekende techniek was voor de meeste Europese lidstaten, waren er ook veel vragen. Deze vragen gaan voornamelijk over het effect van de pulsvisserij op het ecosysteem. Veel partijen willen weten of de puls gevaarlijk is voor het onderwaterleven. Zo is de puls misschien niet direct schadelijk, maar misschien kunnen er op de lange termijn wel negatieve effecten optreden door de elektrische pulsen.

Ook zijn er vragen over de effecten van de pulsvisserij op de handel. Nederlandse vissers bezitten het grootste deel van het platvisquotum op de zuidelijke Noordzee. Hierdoor kunnen ze de overstap van de boomkor naar de pulsvisserij financieren. Andere Europese landen die in de zuidelijke Noordzee vissen hebben niet altijd genoeg platvisquotum om zo’n overstap te financieren. Daardoor ontstaat er in sommige gevallen oneerlijke concurrentie waarbij vissers uit andere Europese landen wel willen pulsvissen, maar dat niet altijd kunnen. Dit zorgt dan voor onderlinge frustraties tussen vissers.

Verder kun je met de puls ook vissen in gebieden die onbereikbaar zijn voor de boomkor. Hierdoor is ook concurrentie ontstaan tussen vissers in die gebieden. Daarnaast hebben ontwikkelingen rond de garnalenpuls ook invloed gehad op het proces, al is dit een heel ander tuig met een andere achtergrond.

Kortom zijn er veel processen en belangen die door elkaar zijn gaan spelen omtrent de pulsvisserij. 

Er zijn meerdere bakken zeewater in omloop met daarin pulsmodules om mensen de puls te laten voelen, zoals minister Schouten van LNV. — Visserij-innovatiecentrum Zuidwest-Nederland

Effect op andere partijen

Een ander belangrijk punt is dat het overstappen van de boomkor naar de puls grote gevolgen heeft gehad voor de controle en handhaving en voor het visserijonderzoek. Inspecteurs van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) moesten namelijk bijscholing krijgen over hoe ze de puls kunnen controleren. Dat geldt natuurlijk ook voor de inspecteurs uit andere Europese landen rondom de Noordzee.

Ook voor visserijonderzoekers was het lastig om goed onderzoek te doen naar de effecten van de pulsvisserij op het ecosysteem doordat de pulstechniek zich verder bleef ontwikkelen. Dit maakt onderzoek heel ingewikkeld, omdat aanpassingen aan het tuig effect kunnen hebben op het elektrische veld. Veranderingen in het elektrische veld zorgen ook weer voor andere effecten.

Laatste ronde pulsontheffingen

De Nederlandse overheid besloot uiteindelijk om nog meer ontheffingen te regelen bij de Europese Unie. Dit kwam doordat de 42 pulsontheffingen nog niet voldoende waren voor het aantal vissers dat wilde overstappen van de boomkor naar de puls.

Nadat de eerste poging mislukte in het Europees Parlement begin 2014, is er een nieuwe poging gedaan door Sharon Dijksma (destijds Staatssecretaris voor het ministerie van Economische Zaken). Uiteindelijk is het haar gelukt om het aantal pulsontheffingen te verdubbelen naar 84. Daarbij is wel afgesproken dat er een onderzoeksprogramma zou worden opgezet in samenspraak met andere Europese landen. Deze ontheffingen werden afgegeven in het kader van de aanlandplicht, waarbij er onderzoek gedaan kan worden naar selectievere vismethoden. Ook is destijds de afspraak gemaakt dat je niet boven de 55°N mag vissen met een pulstuig.

Onderzoeksprogramma pulsvisserij

Het onderzoeksproject pulsvisserij had twee doelen:

  1. Het op brede schaal onderzoeken hoe de pulstechniek, al dan niet in combinatie met bepaalde voorzieningen en aanpassingen van het netdesign, kan bijdragen aan een hogere selectiviteit van de Nederlandse platvisvloot en daarmee de gevolgen van de implementatie van de aanlandplicht op een aanvaardbaar niveau kan brengen.
  2. Het vergaren van de ontbrekende/aanvullende data en kennis met het oog op een volledige toelating van de pulsvisserij op de Noordzee.

Nederland is vanaf dat moment ook actief bezig geweest om kennis over de puls te delen met andere Europese landen. Zo zijn er verschillende internationale bijeenkomsten over de puls georganiseerd voor visserijorganisaties, wetenschappers, politici en ngo’s uit andere Europese landen. Via die bijeenkomsten is kennis over de puls gedeeld. Daarnaast konden deze partijen ook onderzoeksvragen indienen voor het onderzoeksprogramma. Van alle ingediende onderzoeksvragen is een selectie gemaakt en aan de hand daarvan is het meerjarig onderzoeksprogramma opgesteld. Ook is er een website opgericht (www.pulsefishing.eu/nl) waarop alle informatie over de puls staat.

Nederland wil transparant zijn naar andere EU-lidstaten over de puls. Zo organiseren ze bijeenkomsten waarbij mensen geïnformeerd worden over de laatste stand van zaken en kunnen ze zelf meevaren om de puls in de praktijk te zien. — VisNed

Verbod pulsvisserij

Ondanks verwoede pogingen vanuit Nederland om andere Europese lidstaten te overtuigen van de voordelen van de puls ten opzichte van de boomkor, werd de weerstand op Europees niveau alleen maar groter. Begin 2019 volgde een definitief verbod op de pulsvisserij vanaf 1 juli 2021. Tot die tijd wordt het aantal kotters dat met de puls vist langzaam afgebouwd.

Vlak voor de laatste stemming over de puls werd er nog geprotesteerd door Nederlandse vissers in Straatsburg. — EMK

2.2 Beschrijving

Momenteel zijn er twee verschillende pulstuigen die gebruikt worden in de Nederlandse platvisvloot, namelijk de pulskor en de pulswing.

Pulskor

Qua uiterlijk verschilt de pulskor niet veel van de traditionele boomkor. De bestaande sloffen en de tussenpijp zijn aangepast. In de tussenpijp kan de elektrische apparatuur geplaatst worden voor de elektrodes die de plaats innemen van de wekkerkettingen. Deze zijn vervangen door ongeveer 24 kunststof elektrodedragers met een lengte van ongeveer zes meter. In de laatste drie meter bevinden zich zes bronzen elektroden. Rubberen slijtringen dienen als bescherming van de elektroden.

De ruimte tussen het wekveld en de grondpees is opgevuld met een netwerk. Door kettingen wordt de grondpees aan de zeebodem gehouden. Het net is korter dan een traditioneel boomkornet. De vissnelheid is lager, ongeveer 5 mijl per uur. Doordat het net minder slijt, kan met dunner netwerk worden gevist. Dit zorgt voor minder waterweerstand van het tuig en daarmee weer voor een lager brandstofverbruik.

Pulswing

Voor het pulsverbod was de pulswing de meest gebruikte elektrische vismethode binnen de Nederlandse visserij. Bij de pulswing is de boom van de boomkor en pulskor vervangen door het vleugelmodel van de SumWing. Voor het vangen van platvis gebruikt de pulswing de pulstechniek, waarbij elektrische pulsen worden gebruikt om de platvis op te laten krullen.

De pulswing in werking — Wetec

Ten opzichte van de SumWing zijn dit de belangrijkste veranderingen bij de Pulswing:

  • de trekpunten zijn verzonken in de vleugel om minder weerstand te creëren en een beter gedrag te bewerkstelligen in de ‘punten’ (zeer ongelijke visgronden);
  • dikkere RVS slijtpanelen aan de onderzijde van de vleugel;
  • onderplaat is van 10 mm naar 12 mm staal gegaan;
  • aangepaste trek-ontlaste ogen, om de 415 mm;
  • aangepaste bevestigingslippen in de cassette om de puls-modules aan te kunnen zetten.

Pulstechniek

Wat betreft de pulstechniek zijn er in de pulswing wel een aantal veranderingen ten opzichte van de pulstechniek die gebruikt wordt in de pulskor. Zo is de keuze gevallen op losse pulsmodules in de pulswing. Het idee om met losse pulsmodules te werken zorgt ervoor dat problemen makkelijker op te lossen zijn op zee.

De pulswing. — Seafish

Alle modules worden in de wing geklikt en vormen samen het gehele pulssysteem. Wanneer er een defect aan het systeem is, dan kan een defecte module makkelijk worden opgespoord en op zee worden vervangen. Uitgangspunten voor de ontwikkeling van een pulsmodule in 2009 waren:

  • maximaal 15V tussen de elektrodes;
  • maximaal 1.5 keer de boomlengte in kW.

2.3 Werkwijze

Er zijn regels opgesteld waaraan de pulstuigen moeten voldoen. Deze regels staan beschreven in de technische voorschriften. In deze technische voorschriften staan de volgende punten:

  • de piekspanning is maximaal 60 volt;
  • het uitgaande effectieve vermogen bedraagt ten hoogste 1 kW per meter boomlengte;
  • de pulsinstelling moet tussen de 20 en 180 pulsen per seconde liggen;
  • het wekveld heeft een maximale breedte van twaalf meter;
  • ieder vaartuig dient uitgerust te zijn met een automatisch computergestuurd beheerssysteem inclusief datalogger, waar alleen de autoriteiten en fabrikanten toegang toe hebben;
  • het systeem registreert tenminste de laatste zes maanden en laatste honderd trekken de pulsinstellingen waarmee is gevist;
  • per trek wordt een diagram opgesteld dat de spanning op de elektrodeparen weergeeft.
Tekening van het pulswekveld. — Harmen Klein Wolthuis

Pulskarakteristieken

Binnen deze grenzen kan een puls (en daarmee het wekveld) alsnog verschillen. Hoe een puls is opgebouwd noemt men ook wel de pulskarakteristieken. De volgende zaken zijn van invloed op de pulskarakteristieken:

  • amplituden in volt (V): het potentiaal dat gemeten wordt tussen twee geleidende delen;
  • elektrische veldsterkte (V/cm): de logische consequentie van de amplitude en de elektrode afstand;
  • pulsfrequentie (Hz): het aantal pulsen per seconde;
  • pulsduur (µs): de duur van de puls;
  • steilheid van de voorste en achterste rand van de puls;
  • de vorm van het elektrische veld (het directe gevolg van de pulsvorm, maar ook afhankelijk van soort en aantal elektroden, de afstand tussen de elektroden en de lengte/combinatie van geleidende en isolerende delen).

    {{image id=”5556″ name=”verschillende-golfvormen-elektrisch-vissen_c3_maarten-soetaert” url=”https://vistikhetmaar.nl/app/uploads/2016/10/Verschillende-golfvormen-elektrisch-vissen_C3_Maarten-Soetaert.png”}}

Natuurlijke factoren

Naast de pulskarakteristieken zijn er ook veel natuurlijke factoren die van invloed zijn op het wekveld, zoals:

  • verschillen in geleidbaarheid van het zeewater en de zeebodem;
  • de samenstelling van de zeebodem (een slibrijke bodem heeft een betere geleiding dan een zandbodem);
  • het zoutgehalte van het water (zout water heeft een hoger geleidend vermogen dan zoet water);
  • de watertemperatuur (warm water heeft een hogere geleidbaarheid dan koud water).

Pulskor

De elektronica die de vorm en de sterkte van de puls regelt, is in een waterdichte kist op de boom geplaatst. Het systeem is qua hard- en software beveiligd tegen overbelasting. Elektroden die te dicht bij elkaar in de buurt komen worden door de software uitgeschakeld. Vanuit de brug kan dat weer worden hersteld.

Tijdens het halen wordt de spanning automatisch uitgeschakeld. Dit voorkomt dat het vistuig onder spanning aan boord wordt gehaald. Via een beeldscherm op de brug en waarschuwingslampen aan dek is er altijd inzicht in de toestand van het systeem. Storingen zijn direct waarneembaar op het beeldscherm in de stuurhut.

De pulskor (Delmeco) aan boord van de GO-48 (links), de elektronica aan boord (midden) en Extra liertrommels voor de elektrische voedingskabels op het achterschip. — Delmeco & K. Taal

Er is een aparte E-kabel die vanaf de extra lieren op het achterdek meegaat naar de pulskor. Deze kabel zorgt ervoor dat het elektrische vermogen, de voedingsspanning, in de zeebodem komt. Ook vindt via deze kabel een constante communicatie plaats tussen de sturing en regeling van het wekveld en het beeldscherm in de stuurhut. Hierdoor is er altijd zicht op het gedrag van het wekveld.

Al die informatie wordt ook opgeslagen zodat je na een visweek direct kunt zien of het systeem nog correct functioneert. Die informatie wordt automatisch via e-mail naar een centrale database gestuurd. Elk weekend kijken technische specialisten ernaar. Zout water is een uitstekende geleider voor elektrische stroom. In het pulssysteem van Delmeco zijn drie lagen aan beveiliging ingebouwd. Die voorkomen dat per ongeluk een deel van de stroom via het net of via de metalen romp terugstroomt naar de kotter.

Pulswing

De pulsmodule van de pulswing verschilt ten opzichte van de pulskor. Om een pulsmodule te maken die makkelijk vervangen kan worden op zee, is gezocht naar waterdichte connectoren en een montagemethode waarbij er bij voorkeur geen gereedschap nodig is.

Er is een kliksysteem ontworpen voor het monteren van de modules in de wing. Dit kliksysteem kan met twee schroevendraaiers worden losgemaakt. Er is veel tijd gaan zitten in de ontwikkeling hiervan omdat het systeem direct toegepast zou worden in de praktijk. Elke pulsmodule heeft bij de pulswing dus een eigen elektrode. Deze elektrode loopt vanaf de module drie meter naar achteren en komt daar boven de zeebodem. Er is veel aandacht besteed aan het voorkomen van het kapot trillen van de elektrode.

Een enkele pulsmodule met hoofdmaten (links) en de ophanging van de Pulswing (rechts). — LEI

Alle modules in de wing zijn hydrodynamisch en gemakkelijk te (de)monteren. De keuze om voor optimale stroomlijning te gaan leidde ertoe dat de vleugel niet zonder speciale steunen aan dek kan worden geplaatst. Daarom worden de wings aan weerskanten voorzien van ‘klauwen’. Hierdoor kunnen de wings in beugels worden gehangen die boven op de ‘potdeksel’ of ‘railing’ zijn gemonteerd. De elektroden die aan de achterkant van de vleugel zijn bevestigd blijven hiermee vrij van het werkdek. In bovenstaande afbeelding is te zien hoe de wing wordt opgehangen aan de ‘zij’ van het schip.

2.4 Doelsoorten en bijvangsten

De doelsoort van de platvispuls is tong. Met de puls vang je minder schol dan met de boomkor. Qua bijvangst is de puls gelijk aan die van de boomkor. Enige verschil is dat er met de puls minder ondermaatse vissen en bodemdieren gevangen worden in vergelijking met de boomkor.

Verder zou de puls ook grotere vissen vangen doordat deze sterker gestimuleerd worden door een puls dan kleine vissen. Hierdoor zou de hoeveelheid bijvangst van ondermaatse vis afnemen (zie onderstaande afbeelding). Dit punt is nog niet zeker, want onderzoeken laten verschillende resultaten zien.

Op dit plaatje staan 2 kabeljauwen afgebeeld. De zwarte verticale lijnen zijn de elektroden, de horizontale lijnen zijn de veldlijnen die de stroom tussen de twee elektroden tonen. Hoe groter de afstand tussen de kop en de staart van de vis, des te hoger is het potentiaalverschil over het lichaam. Daardoor ervaart de grote vis het elektrisch veld sterker dan de kleine vis. Als je bijvoorbeeld uit zou gaan van een potentiaalverschil tussen de elektroden van 80 V, dan heeft ieder vierkantje een potentiaalverschil van 10 V. Dat zou betekenen dat de grote vis 60 V voelt, terwijl de kleine vis 30 V voelt. Het is wel belangrijk om te vermelden dat de positie van de vis ten opzichte van het elektrisch veld van invloed is op het potentiaal over z’n lichaam. — M. Soetaert

Benthos

De bijvangst van benthos (bodemdieren) is lager doordat deze dieren nauwelijks/niet worden gestimuleerd door het elektrische veld. Er worden ook minder bodemdieren gevangen met de puls doordat het tuig minder diep doordringt in de zeebodem. Hierdoor worden ook minder bodemdieren uit de zeebodem opgeschept.

Ook zorgt de lagere sleepsnelheid van de puls ervoor dat er minder oppervlak per uur bevist wordt ten opzichte van de boomkor. Daarmee komt de puls ook minder doel- en bijvangstsoorten per uur tegen, waardoor er dus ook minder bijgevangen wordt.

Er zijn onderwaterbeelden gemaakt van het gedrag van vissen in het pulsnet. Deze zijn te vinden op youtube bij ‘platvis in beeld’ of door te kijken op de website van WMR. — Wageningen Marine Research

Tot slot zorgt de verminderde sleepsnelheid van de puls er ook voor dat er een grotere kans is voor dieren om uit het net te ontsnappen. De bijvangst van vis (gemeten in kg per uur) is met 30% tot 50% afgenomen met de puls ten opzichte van de boomkor. Ook de bijvangst van bodemdieren (gemeten in kg per uur) is met 48% tot 73% afgenomen met de puls.

2.5 Gedrag van vis ten opzichte van het vistuig

Door met deze pulskarakteristieken te spelen kun je ook de vangst beïnvloeden. De spieren van ieder zeedier reageren weer verschillend op de puls. Zo wordt met de platvispuls gebruik gemaakt van een puls die de platvis doet verkrampen en opkrullen, terwijl de garnalenpuls een puls gebruikt die de garnaal opschrikt.

De platvis ligt tussen 2 elektroden (boven). Nadat de elektroden pulsen afgeven trekken de spieren van de platvis samen waardoor deze opkrult van de bodem. De garnalen liggen op de bodem van een aquarium met 2 elektroden (onder). Nadat de elektroden pulsen afgeven schrikken de garnalen op van de bodem. — Pulsefishing.eu & Delmeco

Bij schol en tong trekken de rugspieren krom door de elektrische pulsen. Ze komen daardoor uit de zeebodem omhoog. Het visnet schept de vis daarna als het ware op van de zeebodem. Na de prikkel graaft de vis zich weer snel in. De hersteltijd na de prikkel is 0,1 seconde. Om de vis te vangen moet de grondpees van het net op korte afstand van het wekveld volgen. De afstand mag niet meer zijn dan 0,3 meter.

Breuken

Uit verschillende onderzoeken blijkt dat de krampreactie tot verwondingen kan leiden bij een deel van de gevangen kabeljauw en wijting. Het gaat dan om breuken in de wervelkolom. Het gaat hierbij om een klein deel van de marktwaardige kabeljauw en wijting (lengte waarbij vissers ze mogen aanlanden). Deze vissen zouden sowieso gevangen worden, dus dat maakt het vooral een ethische discussie of het breken van de rug erg is of niet. De handel is hier wel minder blij mee, want deze breuken hebben invloed op de kwaliteit van de vis. 

Er zijn ook onderzoeken gedaan naar de effecten van de puls op verschillende levensstadia van o.a. de kabeljauw. — ILVO

Er is ook onderzoek gedaan naar het effect op kleinere kabeljauw en wijting. Je wil namelijk ook weten wat het effect is van de puls op vissen die door een 80 mm net ontsnappen. Geen van de onderzochte kleine vissen liep verwondingen op. Deze tests zijn ook uitgevoerd met zeebaars, tong en schar. Bij geen van deze soorten zijn verwondingen gevonden. De vissoort, de grootte van de vis, de positie van de vis in het wekveld en het type puls bepalen uiteindelijk in hoeverre vissen kans maken om gewond te raken.

2.6 Verwerking

De vangstverwerking is bij de puls makkelijker dan bij de boomkorvisserij. Dit komt doordat er minder bijgevangen wordt met de puls, waardoor je schonere boxen hebt (zie tabel hieronder). Ook neemt de overlevingskans voor ondermaatse vis en ongewenste bijvangst hierdoor toe. Ze komen met minder vistuig en materiaal in aanraking en door de efficiëntere verwerking kunnen ze ook sneller overboord ten opzichte van de boomkor. Het meeste werk in de haven zit in de afstelling van de pulsdragers, want die moeten op één lijn staan.

Deze tabel toont de hoeveelheid discards voor de boomkor (Conv.) en de pulskor (puls) die in kilo’s per uur worden gevangen. De laatste kolom geeft aan hoe groot het verschil is in discards tussen de conventionele boomkor en de pulskor. Zo zie je dat de pulskor in dit onderzoek slechts 64% van het totaal aantal bodemdieren vangt zoals met de boomkor het geval zou zijn geweest per uur. — M. Rasenberg & F. Quirijns

2.7 Duurzaamheid

De pulstuigen vissen lichter en met een lagere vissnelheid. Hierdoor is er minder motorvermogen nodig en kun je brandstof besparen. Door het afgenomen brandstofverbruik is er ook een aanzienlijke daling in CO2 uitstoot met de puls. Dit is ook beter voor het milieu.

De CO2-emissie per kotter en per kg vis. Belangrijke oorzaken van afname van brandstofverbruik (en daardoor ook CO2-emissie) in de afgelopen jaren zijn: krimp van de Nederlandse kottervloot; verbod op motoren van meer dan 2.000 pk; innovatie in meer zuinige vistuigen; en schepen introductie nieuwe visserijmethoden; en verandering in handelswijze van ondernemers (er wordt energiebewuster gevist). De uitstoot per kg. vis is sinds 2015 gestegen doordat voor bijna alle vistakken gemiddeld lagere vangsten zijn gerealiseerd per dag op zee. — Wageningen Economic Research

De tongvangsten zijn met de puls hoger dan met de boomkor. Daarentegen zijn de scholvangsten weer lager ten opzichte van de boomkor. Tarbot en griet laten zich ook goed vangen met de puls.

Besparen kosten en kwaliteit

Het brandstofgebruik daalt met ongeveer 45% en er is minder slijtage aan het materiaal. De puls heeft een positieve invloed op de winstgevendheid van de kottervisserij (Profit P).

De goede resultaten in de afgelopen jaren zijn behaald door toenemende opbrengsten (hogere visprijzen) met afnemende kosten (lager brandstofverbruik en lagere brandstofprijzen). — Wageningen Economic Research

Bij de puls zijn er minder kosten aan het materiaal dan bij het gebruik van een boomkor. Er is minder slijtage van het vistuig en de kosten voor motoronderhoud vallen ook lager uit. Natuurlijk is er wel slijtage aan de elektroden doordat deze over de zeebodem worden gesleept, maar dat wordt makkelijk terugverdiend door de brandstofbesparing en de betere tongvangsten.

Ook heeft de aangevoerde vis een betere kwaliteit doordat deze niet meer in aanraking komt met de wekkerkettingen. Er kan dus geconcludeerd worden dat een lonende visserij mogelijk is met de puls.

Kwaliteit van de vis heeft ook invloed op de prijs die je voor je vis krijgt. Hier zie je het verschil in kwaliteit van een tong gevangen met de boomkor (links) en de pulskor (rechts). Dit staat los van de voedselveiligheid. — ProSea

Maatschappij

Daarnaast scoort de puls ook goed op een aantal kritiekpunten die leven binnen de maatschappij. Zo is de bodemberoering van de puls lager doordat de wekkers zijn vervangen door elektroden.

Hier zie je het verschil qua bodemberoering tussen de boomkor en de puls. De boomkor gaat veel dieper door de zeebodem dan de puls (dikte disturbed layer). — Benthis

De bijvangst van ongewervelde bodemdieren die rondom de zeebodem leven (zoals krabben en zeesterren) en ondermaatse vis is gedaald ten opzichte van de boomkor.

Er zijn ook zorgen over eventuele negatieve effecten van een elektrisch veld in zee. Hiervan zijn de effecten onderzocht op het bodemleven, rondvissen (zoals kabeljauw) en kraakbeenvissen (zoals haaien en roggen). Het onderzoeksprogramma heeft geen zorgwekkende resultaten gevonden op dit gebied. Zo blijkt de pulsfrequentie bijvoorbeeld buiten het bereik van haaien en roggen te liggen. Ze kunnen dit dus niet voelen.

Verbod pulsvisserij

Vooralsnog scoort de pulsvisserij qua ecologische impact op alle onderzochte punten beter dan de traditionele boomkor. Toch volgde in 2019 een verbod op de pulsvisserij per 2021. Met name op Europees niveau blijven er nog veel negatieve verhalen hangen rond de pulsvisserij. Het is moeilijk om een enkele oorzaak voor deze negatieve houding tot de pulsvisserij aan te wijzen. Soms heeft het te maken met politiek, zo zijn er bijvoorbeeld tegenstanders die vinden dat Nederland de extra ontheffingen er te snel doorheen heeft gedrukt.

Ook zijn er partijen die per definitie tegen de visserij met sleepnetten zijn. Ze vinden de boomkor slecht, maar in hun ogen is de puls alleen minder slecht en dus niet duurzaam. Andere tegengeluiden hebben weer te maken met toegenomen concurrentie. Zo kan er met de puls worden gevist op visgronden die vroeger niet toegankelijk waren voor de boomkor. Hierdoor is de puls op deze visgronden gaan concurreren met andere visserijen.  

Rondom de stemming van het Europees Parlement over de toelating van de puls werd er door tegenstanders ook gelobbyd tegen de pulsvisserij. — Durk W. van Tuinen

3 Sumwing

De SumWing is een innovatie voor de traditionele boomkor waarbij de boom van de boomkor vervangen is door een vleugel, de SumWing. Bij een boomkor wordt het net opengehouden door een boom met aan weerskanten sloffen, maar de SumWing heeft geen sloffen meer. De SumWing is lichter en heeft minder weerstand. Hierdoor kun je brandstof besparen. Het grote voordeel voor de boomkorkotters is dat aan de uitrusting van de schepen niets hoeft te veranderen om toch brandstof te besparen. De resultaten met de SumWing zijn zo indrukwekkend dat veel boomkorkotters in Nederland hierop zijn overgeschakeld.

De SumWing heeft een vleugelachtig model, waardoor het minder weerstand heeft in het water ten opzichte van de boomkor. — ILVO

3.1 Beschrijving

De SumWing lijkt op een vliegtuigvleugel en is voor het eerst getest aan boord van de TX-36. Door de vleugelvorm zweeft het tuig als het ware over de zeebodem. In tegenstelling tot de boomkor heeft de SumWing nauwelijks contact met de zeebodem en is er minder weerstand. De SumWing is ontwikkeld om brandstof te besparen. Een aanzienlijke besparing is haalbaar ten aanzien van de traditionele boomkorvisserij. De bodempenetratie neemt af met ongeveer 10%, waardoor het ook een lagere bodemimpact heeft in vergelijking met de boomkor. Met dit tuig kun je op iedere soort bodemgesteldheid goed vissen, want de vleugel is sterk.

De neus van de SumWing stuurt de stand van het tuig. — Sumwing.nl

Neus

Aan de voorkant heeft de SumWing een opvallende “neus”. Deze neus stuurt de stand van het tuig. De trekpunten op het vleugelprofiel dwingen de neus richting de bodem. Hierbij staat de neus naar beneden gericht.

Als het tuig de bodem bereikt en de neus de zeebodem raakt, dan verdraait de vleugel. Hierdoor stuurt het tuig niet langer naar beneden, maar blijft het in een dynamisch evenwicht vlak boven de zeebodem (zie afbeelding hierboven). De vleugel staat tussen de 3° naar beneden tot 8° omhoog. Op deze manier blijft de SumWing in de juiste positie.

De druk die de neus uitoefent op de bodem is heel laag. Er is slechts een klein oppervlak van de neus dat de zeebodem beroerd. Door de verminderde bodemdruk en het kleinere contactoppervlak van de neus is er minder bodemberoering. Met de SumWing is de basis gelegd voor het vissen met minder bodemberoering en brandstof.

Tekening van SumWing. — HFK Engineering

Als de bodem wat omhoogloopt zal de neus het bodemprofiel volgen. De neus zal de vleugel verdraaien, zodat deze een meer opwaartse kracht krijgt en zichzelf omhoogtilt. Als het ware zweeft de vleugel boven de zeebodem door het water. De SumWing is licht en heeft weinig weerstand. Door de vislijn, de kracht van de wekkers/elektroden en het net draait de SumWing in duikstand. De neus of taster zorgt ervoor dat de vleugel in neutrale positie draait als de bodem wordt geraakt. Op dat moment houdt het systeem zichzelf in evenwicht.

Gewicht

De SumWing is gevuld met lucht, waardoor je de kracht op de zeebodem zo klein mogelijk kunt houden. Onderwater is het gewicht van het tuig twee keer zo klein als bovenwater.

Het ventiel van de SumWing. — HFK Engineering

Het vissen in de punten en op slappe grond gaat goed met de SumWing, het vist zelfs door gebieden waar de boomkor vastloopt. Ook een bocht maken tijdens het vissen geeft geen problemen. Verder gaat het halen sneller, elke trek scheelt ongeveer vijf minuten. Op een week vissen scheelt dat al snel twee trekken.

Kort samenvattend heeft de SumWing dus de volgende voordelen:

  • lager brandstofverbruik, waardoor ook de brandstofkosten en CO2-uitstoot lager zijn in vergelijking met de boomkor;
  • minder bodemberoering in vergelijking met de boomkor; en
  • minder slijtage aan bijvoorbeeld blokken, vislijnen, lieren en motor in vergelijking met de boomkor.

3.2 Werkwijze

In dit hoofdstuk bespreken we de wijze waarop je de SumWing normaalgesproken gebruikt. De hier beschreven werkwijze kan afwijken van de praktijk. Het belangrijkste is dat een visser ten alle tijden rekening houdt met de veiligheid.

Uitzetten net

Bij het uitzetten van het visnet volgt meestal deze procedure aan boord van een kotter met SumWing:

  • je verminderd de snelheid en de haken van de SumWing kun je losmaken. Het net ligt dan niet meer zeevast;
  • vervolgens kun je het tuig overboord zetten;
  • daarna wordt met behulp van een touwstrop, achter de rolder, het net met de jumper omhoog gehesen en kunnen de kietelaars één voor één overboord worden gezet;
  • de kuil kan dan voor een deel overboord glijden;
  • het kuiltouw is op een punt aan de zijkant van de bak bevestigd, zodat het tuig niet kan slingeren of draaien;
  • de haak van de jumper en de haak die op de giek vastzit zet je vast op de verdeelstrop. Bij het uitzetten van het net trekt deze haak de jumper open;
  • de schipper zet de jumper strak en de bemanning maakt de kuilen met de pooklijn dicht;
  • de schipper voert langzaam de snelheid op. De jumper en de kuil staan nog strak;
  • de schipper laat de jumper vieren. Deze klikt zelf uit de kuilstrop doordat de haak van de lummel aan de jumperhaak bevestigd is. De kuil gaat overboord;
  • de schipper laat de gieken zakken en viert de vislijnen.
Een overzicht waarop beschreven wordt hoe de SumWing wordt uitgezet aan boord van een kotter. Aantekening: A. Het net wordt omhoog gehesen, B. Het bevestigingspunt, C. Deel van de kuil gaat overboord, D. De haak gaat aan de lummel, E. Het vieren van de jumper, F. Het dichtmaken van de kuilen, G. Het vieren van de vislijnen.

Binnenhalen net

Bij het binnenhalen van het visnet volgt meestal deze procedure aan boord van een kotter met een SumWing:

  • eerst breng je de snelheid terug;
  • de vislijn wordt tot de spruit ingehaald;
  • de gieken worden een eindje opgezet, zodat een matroos het kuiltouw kan pakken;
  • je trekt het kuiltouw via de kop van de lier aan boord;
  • een matroos zet het kuiltouw vast op een bevestigingspunt aan de kant van de bak, zodat het tuig niet gaat draaien;
  • je pikt de jumper in de verdeelstrop en nu kun je de vangst in de vangstverwerkingsbakken storten. Indien het schip over twee jumpers per kant beschikt, dan draait men deze in plaats van de verhaalkoppen;
  • nu kun je de tuigen weer uitzetten.
Een overzicht van het binnenhalen van het net aan boord van een kotter met SumWing.

Beëindigen van het vissen

Bij het beëindigen van het vissen volgt meestal deze procedure aan boord van een kotter met SumWing:

  • na het beëindigen van het vissen spoel je het net schoon en breng je het tuig aan boord;
  • met behulp van een hulplier trek je de kuilen onder de bak en kun je ze controleren op schade;
  • daarna kun je het overige net met behulp van een touwstrop naar binnen pakken;
  • het netwerk wordt omhoog gehesen. Daarna wordt een andere touwstrop achter de rolder bevestigd om het resterende deel van het net omhoog te hijsen;
  • als het net omhoog is gehesen worden de kietelaars en de grondpees binnen gepakt en kun je de SumWing aan boord zetten;
  • vervolgens gaat er een strop om alle wekkers en worden ze aan boord gepakt. Leg ze tegen de SumWing en zorg ervoor dat ze niet verward raken;
  • de SumWing wordt vastgezet door middel van haken die bevestigd zijn aan het dek. Deze haken worden in de spruit gepikt. De SumWing ligt nu vast;
  • de touwstrop, die nog aan het net vastzit, wordt bevestigd aan een bevestigingspunt achter de mast. Het net ligt zeevast;
  • met de deklieren en de jumper hang je het net en de rolder boven het dek. De kietelaars, die voor de rolder hangen, kun je nu bijstellen of vervangen. Dit is belangrijk aangezien de kietelaars steeds iets langer worden door slijtage, waardoor ze niet meer mooi rond onder elkaar hangen;
  • hierna plaats je de netten tegen de SumWing;
  • de kuilen worden opgehesen door de jumper in de kuilstrop te haken;
  • de pooklijn van de kuil bevestig je aan een punt van de mast. Dit voorkomt dat de kuilen in het weekend krimpen.

3.3 Doelsoorten en bijvangsten

De SumWing heeft dezelfde doelsoorten en bijvangsten als de boomkor. Daarom verwijzen we naar het hoofdstuk over de boomkor waarin de doelsoorten en bijvangsten al uitgebreid staan beschreven.

Een SumWing puls op de kade met aandachtige toeschouwers. — Ecomare

3.4 Verwerking

Het verwerken van de vis aan boord van een kotter die vist met een SumWing is ook vergelijkbaar met de boomkor. Daarom verwijzen we naar het hoofdstuk over de boomkor waarin het verwerken van de vis aan boord al uitgebreid staat beschreven.

3.5 Duurzaamheid

De SumWing is een innovatie in de kottervisserij. Dit vistuig is in 2006 ontwikkeld en heeft als doel om brandstof te besparen. Het is ontwikkeld door HFK Engineering in samenwerking met de Texelse vissers Jaap van der Vis (TX-36), Jack Betsema (TX-38) en Albert Schagen (TX-63). De boom die bij de boomkor het net openhoudt is vervangen door een vleugelachtige constructie, de SumWing. Er is ook een model ontwikkeld voor kleine kotters en voor de garnalenvisserij.

De SumWing is licht, heeft weinig weerstand in het water en zweeft als een vliegtuigvleugel boven de zeebodem. Hierdoor is de bodemberoering ongeveer 10% minder, waardoor het waarschijnlijk ook minder ongewenste soorten bijvangt. Ook bespaart de SumWing daardoor meer dan 11% brandstof ten opzichte van de boomkor. De SumWing heeft hierdoor een positieve invloed op de winstgevendheid van vissers (Profit P) en vermindert de effecten van de visserij op het leven in zee (Planet P).

Keuring na aanpassing van de trekpunten van de SumWing met o.a. Jaap van der Vis (TX-36) en Harmen Klein Woolthuis (HFK). — Visserijnieuws

4 Garnalenkor

Nederlandse vissers zijn vanaf 1946 gaan vissen met de garnalenkor aan weerszijden van de kotter. Vissers uit het noorden van Nederland gingen op deze manier vissen in het diepere westelijke deel van de Waddenzee. Je kunt jaarrond vissen op garnalen, maar je vangt ze vooral in het voor- en najaar. Nederlandse vissers vangen vooral Noordzeegarnalen, ook wel bekend als de grijze garnaal (Crangon crangon). De Nederlandse garnalenkotters vissen onder andere op de Waddenzee en langs de kuststrook van de Noordzee. In totaal zijn er meer dan 500 schepen die vissen op garnalen in de Noordzee en Waddenzee. Ieder jaar voeren garnalenkotters uit Denemarken, Duitsland, Nederland, Groot-Brittannië en België zo’n 30.000 ton garnalen aan.

De netten worden binnengehaald aan boord van een garnalenkotter. — Nederlands Visbureau

4.1 Beschrijving

De garnalenkor bestaat uit een lange stalen boom die aan beide zijden door sloffen wordt ondersteund. Hierdoor blijft de boom op enige afstand van de zeebodem. De netopening is 9 meter breed en ongeveer 80 cm hoog.

De traditionele garnalenkor. Je kunt duidelijk de boom en sloffen zien. — Hans Polet/ILVO

Op de vislier kan ongeveer 400 meter vislijnlengte en bij dubbele lijnen zelfs 800 meter. De vislijndikte is 22 mm. Er wordt ongeveer 3x meer vislijnlengte uitgevierd dan de waterdiepte, op het wad soms zelfs 2x of 2,5x.

Het net wordt opengehouden door de boom en aan het tuig zit een klossenpees. Deze bestaat uit een aantal lichte, rubberen klossen die over de grond slepen. Voordeel van deze klossen is dat ze de bodem nauwelijks omwoelen, want de klossen rollen over het zand.

Een garnalenkor met u-vormige klossenpees. — ProSea

Door het gedrag van de garnaal is het niet nodig dat de grondpees contact maakt met de zeebodem. De grondpees van een garnalennet wordt door klossen van de grond gehouden om de vangst van bodemdieren en vuil tegen te gaan. De klossen spelen ook een belangrijke rol bij het vangen van garnalen. Ze veroorzaken namelijk de schrikreactie van garnalen, waardoor ze van de zeebodem omhoog springen in het net.

De kotter zelf moet voldoende dekruimte hebben om de tuigen aan dek te zetten en de garnalen te verwerken. Er zijn een flink aantal machines nodig aan boord voor de garnalenverwerking. Voor het uitzetten en inhalen van de garnalenkor moet een garnalenkotter een lier hebben met minimaal zes trommels. Tegenwoordig zijn er kotters met wel acht trommels. Twee voor de vislijnen, twee voor de gieken en twee voor het aan boord brengen van de kuilen met de jumpers.

Zeeflap

Je vangt ook ondermaatse garnalen en ondermaatse platvissen met de garnalenkor. Met behulp van een zeeflap in het voornet kun je ondermaatse platvissen uit het net laten ontsnappen. De zeeflap bestaat uit een grootmazig netwerk en hangt schuin in het voornet. Volwassen garnalen die bij het naderen van het net omhoog springen kunnen door de mazen van de zeeflap. Vervolgens komen ze in het achternet en de kuil terecht.

Platvissen kunnen de zeeflap niet passeren en ontsnappen door een gat in de buik. Voor de garnalenvisserij is het verplicht om een zeeflap te gebruiken of een net met een soorteerrooster. Vanaf 1 januari 2013 zijn garnalenvissers verplicht om jaarrond met de zeeflap te vissen in Natura 2000 gebieden. Dat is namelijk ook een vereiste voor het behalen van een MSC-certificaat.

Schematische weergave van de werking van een zeeflap. De garnalen kunnen door de mazen van de zeeflap en komen in de kuil terecht. De (plat)vissen kunnen de zeeflap niet passeren en ontsnappen via een gat in de buik van het net. — Wageningen Marine Research

Eisen zeeflap

De zeeflap moet aan een aantal eisen voldoen, zoals:

  • een maaswijdte van ten hoogste 70mm;
  • de zeeflap moet bevestigd zijn aan de binnenzijde van het vistuig. Dat moet op zodanige wijze dat alle zeedieren uitsluitend via de zeeflap de kuil van het vistuig kunnen bereiken;
  • verder moet de zeeflap een ontsnappingsgat hebben dat is aangebracht in de bovenzijde of onderzijde van het vistuig. Het ontsnappingsgat moet ter hoogte van ten hoogste 30 mazen voor de aanhechting van de kuil worden geplaatst. Het ontsnappingsgat moet ter grootte van ten minste 15 mazen van het vistuig zijn waarin de zeeflap is bevestigd, gesneden in de lengterichting van het vistuig;
  • de zeeflap is even lang of ten hoogste 10% langer dan het basisnet van het vistuig waarin de zeeflap is bevestigd. Daarbij is het achterste punt van de zeeflap bevestigd op maximaal 5 mazen achter het achterste deel van het ontsnappingsgat.

Vangen vis met zeeflap

Er is veel ervaring opgedaan met de zeeflap en het wordt op verschillende manieren gebruikt. Uiteraard wel op manieren die in overeenstemming zijn met de wettelijke voorschriften. Je kunt aan de bovenzijde van het ontsnappingsgat wel een ‘tweede kuil’ zetten om niet alle platvis te verliezen.

Tekening van de zeeflap in het net.

Deze kuil moet een maaslengte hebben van 80 mm (minimum maaswijdte platvisserij). De garnalen gaan door de zeeflap heen naar de kuil en de vis gaat door het ontsnappingsgat en komt terecht in de ‘tweede kuil’. Op die manier kun je naast garnalen ook maatse platvis vangen met de garnalenkor.

Links de kuil met platvis en rechts hangt de kuil met garnalen boven de bak.

Nadeel zeeflap

Helaas kent de zeeflap ook een nadeel. Met name in de zomermaanden kunnen er veel algen en wieren in het zeewater zitten. Deze algen en wieren verstoppen het net, waardoor je marktwaardige garnalen kunt verspelen (zie onderstaande afbeelding). Vandaar dat je de zeeflap regelmatig schoon moet maken om verder te kunnen vissen. Het schoonmaken neemt bij ernstige verstopping 1 à 2 uur in beslag. Dit is niet wenselijk voor garnalenvissers en daarom zoeken garnalenvissers naar een alternatief dat minder snel verstopt raakt.

De zeeflap na afloop van een “groene” trek, waarbij er allerlei algen en wieren in het net zijn gekomen. — Wageningen Marine Research

Brievenbus

De brievenbus zou als alternatief moeten dienen voor de zeeflap in bepaalde maanden van het jaar wanneer er veel ‘groen’ in het water zit. Hierdoor raakt de zeeflap in bepaalde jaargetijden snel verstopt met algen en wieren. Dit leidt ertoe dat je maatse garnalen verspeeld.

Een brievenbus bestaat uit een dwarssnede in de onderzijde van het net. Deze opening moet ervoor zorgen dat platvissen kunnen ontsnappen, terwijl de garnalen het achtereind van het net in stromen. Met behulp van een schotje worden de platvissen naar de brievenbus geleid, terwijl de garnalen door- en over het schotje heen alsnog in het achtereind van het net terechtkomen.

De brievenbus. — Wageningen Marine Research

Uit vergelijkingsonderzoeken met de zeeflap lijkt het erop dat de brievenbus minder selectief is. Zo vangt de brievenbus meer ongewenste bijvangst per kilo marktwaardige garnaal. Maar ook qua aantallen gevangen ongewenste bijvangstsoorten scoort de brievenbus minder. Met name bij de garnalenvisserij op de Noordzee worden meer bodemdieren en vissen bijgevangen met de brievenbus. Dit verschil lijkt minder groot lijkt te zijn op de Waddenzee. Het vangstverlies is vergelijkbaar met dat van de zeeflap.

Garnalenvissers op de Waddenzee mogen in de maanden juni, juli en augustus gebruik maken van de brievenbus in plaats van de zeeflap. Het gebruik van een brievenbusnet in plaats van een zeeflap is enkel binnen het Natura 2000-gebied Waddenzee toegestaan.

Zeefmat

Naast de zeeflap en de brievenbus is er ook onderzoek gedaan met de zeefmat. Bij dit net zit er een paneel voor de netopening in plaats van in het net, zoals te zien is in onderstaande afbeelding.

De zeefmat is rondom aan de onderpees bevestigd, alleen vangst kleiner dan de maaswijdte van de zeefmat heeft de mogelijkheid om in het net te komen. Alle overige ongewenste bijvangst gaat onder het net door. — Wageningen Marine Research

De zeefmat heeft hetzelfde doel als de zeeflap, namelijk het voorkomen van ongewenste bijvangst. Een groot voordeel van de zeefmat ten opzichte van de zeeflap is dat het veel sneller en makkelijker schoon te spoelen is zodra het vol zit met algen en wieren.

Uit de eerste praktijktesten blijkt dat de zeefmat een vergelijkbare vangstsamenstelling heeft als de zeeflap. Vermoedelijk heeft de zeefmat ook een lagere weerstand in het water, waarmee je dus ook brandstof kunt besparen. Mogelijk nadeel is wel dat de zeefmat sneller volloopt met algen en wieren. Hierdoor kan het net minder goed gaan vissen tegen het einde van de trek. Vervolgonderzoek moet hier meer duidelijkheid over geven. 

Links een zeefmat gemaakt van groen 70mm netmateriaal, rechts een zeefmat van 55mm wit netmateriaal. — Wageningen Marine Research

Netwerk

De wettelijke maaswijdte ligt tussen de 16 en 32 mm voor de garnalenvisserij (technische maatregelen). Leden van de Coöperatieve Visserij Organisatie (CVO) en leden van PO’s die zijn aangesloten bij de Stichting Verduurzaming Garnalenvisserij (SVG) hebben de volgende maaswijdte vastgesteld:

  • een maaswijdte van 20 mm (gemeten tussen de binnenkant van twee knopen); of
  • een maaswijdte van 22 mm met de knopen, ofwel tussen het hart van de knopen, gestrekte maas.

Dit is afgesproken in verband met het MSC-traject wat de garnalenvisserij doorloopt.

Op dinsdag 12 december 2017 kreeg de Duitse, Deense en Nederlandse garnalensector het MSC-keurmerk uitgereikt. — Nederlandse Vissersbond

Onderdeel van dit traject is om te kijken of je de maaswijdte verder kunt vergroten in de kuil. Hierbij is het volgende stappenplan opgesteld:

  • 1 mei 2016 minimaal 22 mm tussen de knopen (in de laatste 150 mazen van het net);
  • vanaf 1 mei 2018 minimaal 24 mm tussen de knopen (in de laatste 125 mazen van het net);
  • per 1 mei 2020 minimaal 26 mm tussen de knopen (in de laatste 125 mazen van het net).

De vergroting van de maaswijdte naar 24 of 26 mm zal alleen worden doorgezet indien wetenschappelijk wordt aangetoond dat de voorspelde positieve effecten behaald worden.

4.2 Werkwijze

Hieronder bespreken we de wijze waarop de garnalenkor wordt gebruikt. De hier beschreven werkwijze kan afwijken van de praktijk en verschillen per kotter. Het belangrijkste is dat een visser ten alle tijden rekening houdt met de veiligheid.

Uitzetten net

Bij het uitzetten van het net volgt meestal deze procedure aan boord van een kotter met garnalenkor:

  • op het bestek gaat de kracht van de motor af en zet je de gieken op;
  • je draait de vislijn een stukje op, zodat het tuig en de klossenpees boven de reling hangen;
  • de gieken zakken tot op 45° of hoger;
  • je pikt de jumper in de verdeelstrop en de kuil wordt gesloten met de pooklijn. Daarna vermeerder je de snelheid;
  • vervolgens kun je de jumper inhalen tot de kuil boven de reling hangt;
  • nu laat je de gieken zakken tot op 90° en gooi je de jumpers los;
  • de kuilen gaan overboord en je laat de vislijn vieren tot de juiste lengte.

Inhalen net

Bij het inhalen van het net volgt meestal deze procedure aan boord van een kotter met garnalenkor:

  • je zet de gieken op van 90° naar 45°;
  • zodra de tuigen boven komen gaan de gieken nog een klein stuk op, zodat de bemanning de kuiltouwen kan pakken;
  • de verdeelstrop wordt in de G-haak gepikt en de schipper draait de jumper op totdat de kuilen boven de stortbakken hangen;
  • vervolgens trek je de kuilen open;
  • tot slot trekt de bemanning de kuil naar achteren en knoop je de kuil weer dicht voor de volgende trek.
De tuigen worden aan dek gehaald.

Beëindigen van het vissen

Bij het beëindigen van het vissen volgt meestal deze procedure aan boord van een kotter met garnalenkor:

  • na de laatste trek kun je het hele net boven de reling trekken met behulp van een strop om het achterste stuk van de kuil;
  • daarna zet je de giek verticaal en kun je het tuig aan dek laten zakken;
  • vervolgens laat je de jumper zakken en staat het tuig aan dek;
  • de gieken gaan op 45° om naar de thuishaven te varen.

4.3 Doelsoorten en bijvangst

De doelsoort van de garnalenkor is de Noordzeegarnaal (Crangon crangon), ook wel bekend als de bruine, grijze of gewone garnaal. Deze garnalensoort is ongeveer tussen de 50 mm tot 70 mm groot en wordt maximaal 90 mm. Verder wordt de Noordzeegarnaal gekenmerkt door een grijs tot bruine kleur en heeft de garnaal een onregelmatige vlekjestekening (zie onderstaande afbeelding).

De Noordzee garnaal met z’n schutkleuren. — Oceana/Juan Cuetos

De Noordzeegarnaal komt vaak voor in kustwateren met een zanderige tot slibberige ondergrond. Gedurende de nacht gaat de Noordzeegarnaal opzoek naar voedsel en overdag graaft hij zich in en steken alleen zijn ogen en voelsprieten nog boven de bodem uit. Qua voedsel is de Noordzeegarnaal een echte alleseter. Hij eet plantaardig voedsel, maar ook prooidieren zoals de borstelworm. Meer informatie over de Noordzeegarnaal is te vinden in het lesboek ‘Schaaldieren’.

De Noordzeegarnaal (Crangon crangon). — Rokus Groeneveld

Bijvangst

Naast de Noordzeegarnaal vangt de garnalenkor ook nog andere zeedieren, zoals:

  • platvis (o.a. schol, schar);
  • rondvis (o.a. grondel, wijting, harnasmannetjes, kleine zeenaalden, spiering);
  • bodemdieren (o.a. strandkrabben, zwemkrabben, zeesterren).
De vangst kan naast de Noordzeegarnaal ook nog allerlei andere soorten bevatten. — Stichting de Noordzee

Door de fijne mazen vang je relatief veel ongewenste bijvangst. Verder vissen garnalenvissers vaak in kustgebieden en dat zijn vaak ook de kinderkamers voor veel vissoorten. Onderzoek heeft aangetoond dat de gemiddelde garnalenvangst voor 78% bestaat uit garnalen, waarvan de helft ondermaats. Verder viel op dat de discards (ongewenste bijvangst) met name in de maanden juni en juli veel jonge schol (<10cm) bevatten. In de maand november vang je meer rondvis bij.

Een overzicht van de gewichtsprocenten van de gemiddelde garnalenvangst. Het is belangrijk om te weten dat de samenstelling van de vangst kan variëren per seizoen en locatie. — IMARES

Overleving

Een Engels onderzoek toont aan dat 77% tot 80% van alle ondermaatse garnalen die terug de zee in gaan dit uiteindelijk overleven. Daarbij is ook rekening gehouden met de vraat door vogels. De garnalen zijn tijdens dat onderzoek gesorteerd door een schudzeef.

Het deel van de vangst wat terug de zee in gaat is prooi voor zeevogels, zoals de kleine mantelmeeuw. — Oceana/Juan Cuetos

Qua overleving van de rondvissen zijn de resultaten een stuk negatiever, want vrijwel alle rondvissen die terug worden gegooid sterven. De overleving van platvissen is beter, waarbij teruggegooide jonge schol een maximale overleving heeft van 14% en schar 19%. Die percentages zijn inclusief sterfte door het vissen, het sorteerproces, vogelpredatie en effecten op de langere termijn. Qua overleving van bodemdieren is nog niet zoveel bekend. De verwachting is dat de overleving van bodemdieren redelijk goed is aangezien het over het algemeen vrij robuuste soorten zijn.

Roze steurgarnaal

Soms wordt er in het late voorjaar gevist op de roze steurgarnaal (Pandalus montagui). Het ‘Farne Deep’ en de ‘Fladden Grounds’ zijn bekende visgronden voor deze visserij. Hierbij worden sloffen van ongeveer 1,5 meter hoog gebruikt. Over het algemeen hebben vissers niet veel aan deze garnaal, want hij brengt weinig op.

De roze steurgarnaal (Pandalus montagui). — Oceana/Juan Cuetos

4.4 Gedrag garnaal ten opzichte van het vistuig

Het vangstprincipe van de garnalenkor is gebaseerd op het gedrag van de garnaal. Overdag zitten garnalen verscholen in de zeebodem. Zodra de garnalenkor nadert springen ze hieruit op. Met behulp van de klossenpees worden de garnalen gevangen met de garnalenkor. Door het contact met de klossen, de turbulentie van het water en/of de trillingen in de bodem springt de garnaal op en komt zo in het net.

De Noordzeegarnaal ligt vaak ingegraven in de zeebodem. — ProSea

Bij het vissen op garnalen hangt de bovenpees redelijk strak tegen de boom aan, zodat de omhoog springende garnaal niet kan ontsnappen. Op slechte grond kun je de klossenpees een stukje laten vieren. Ook de windrichting kan van invloed zijn op de vangst. Bij een oostenwind neemt de vangst vaak wat af. Vaak vissen meerdere kotters bij elkaar in de buurt. Soms liggen ze met meerdere schepen achter elkaar. De schepen passeren vaak op korte afstand.

4.5 Verwerking

Vanaf 2006 ligt de verantwoordelijkheid voor de voedselveiligheid aan boord van een garnalenkotter bij de visser. Een visser moet dus zelf zorgdragen voor de hygiënemaatregelen. Deze maatregelen zijn voor een garnalenkotter strenger dan voor een platviskotter. Zo ziet de wet een garnalenkotter als een levensmiddelenbedrijf.

Garnalen worden gekookt aan boord. — www.garnalenvissers.nl

Het is namelijk een fabrieksvaartuig dat garnalen kookt, verpakt en opslaat. Je bent als visser dan verplicht om de HACCP-beginselen toe te passen. Hiervoor kun je gebruikmaken van de hygiënecode voor de vissector (garnalen aan boord gekookt). Het is dan ook handig om deze hygiënecode aan boord te hebben. Deze code is in 2007 uitgegeven door het Productschap Vis. Meer informatie hierover is ook te vinden in het kennisdossier ‘Zorg voor kwaliteit‘.

Het verwerkingsproces in grote lijn

De garnalen doorlopen een heel verwerkingsproces zodra ze boven water komen. Hieronder zie je een tekening met de verschillende stappen van het verwerkingsproces.

Een schematisch overzicht van de verwerkingslijn aan boord van een garnalenkotter, bestaande uit: (1) stortbakken, (2) opvoerband, (3) sorteerband, (4) transportgoot, (5) sorteermolen, (6) afvoergoot, (7) garnalenwelbak, (8) transportgoot voor de garnalen, (9) automatische kookketel, (10) spoelmolen, (11) uitzoekbak en visruimluik en het (12) stortkokerluik

De vis en de garnalen komen in de stortbakken (1) terecht. Daarna voert de opvoerband (2) de vangst naar de sorteerband (3). Bemanningsleden staan hier klaar om de vis te strippen en te sorteren. De garnalen en ondermaatse vis gaan door de transportgoot (4) en komen in de sorteermolen. Deze sorteermolen sorteert en spoelt de vangst. In deze molen worden de garnalen gescheiden van de rest van de vangst. De ongewenste bijvangst spoel je terug in zee door de afvoergoot (6). Het is belangrijk dat je de sorteermolen niet te vol doet en dat deze niet te snel draait, want dan werkt het sorteren minder goed.

Vervolgens komen de garnalen in de welbak (7) terecht; schelpjes en ander vuil kunnen hierin bezinken. Daarna gaan de garnalen door de transportgoot (8) de automatische kookketel in (9). In deze ketel kook je de garnalen en daarna komen de gekookte garnalen in een mandje terecht. Als het mandje vol is, dan wordt deze door een bemanningslid in de spoelmolen (10) geleegd. Daarin kun je de garnalen spoelen en koelen. Hierna worden de garnalen uit de spoelmolen gedraaid en komen ze in de uitzoekbak (11). Mocht er nog vuil tussen de gekookte garnalen zitten, dan kun je dat hier verwijderen.

Verpakken en opslaan

Daarna worden de garnalen in de stortkoker (12) gestort. In het visruim worden de garnalen verpakt in zakken. Viskisten worden gevuld met ijs. In iedere viskist plaats je twee zakken garnalen (gemiddeld tussen de 10 tot 15 kg) met daarbovenop weer ijs. Bij deze hoeveelheid garnalen is de afkoelsnelheid ongeveer 1°C per uur.

De garnalen worden gekoeld met ijs. — Nederlands Visbureau

De garnalen kunnen ook in kisten worden verpakt. Die kisten moeten niet te vol worden gedaan, want de laagdikte mag niet te groot zijn. Bij een te grote laagdikte kunnen de garnalen niet goed koelen. Dit gaat dan ten koste van de kwaliteit, dus de kou overdracht moet zo snel mogelijk gaan. Eventuele bijgevangen vis wordt ook in kisten met ijs gedaan en opgeslagen in het visruim.

4.6 Verwerking in detail

In het vorige hoofdstuk is het verwerkingsproces van garnalen in grote lijn besproken. Dit hoofdstuk gaat iets meer in op de details van de verschillende stappen in het verwerkingsproces.

Mechanische toevoer vangst

Vanuit het net komt de vangst in opvangbakken terecht en vermengd met grote hoeveelheden zeewater. Beide opvangbakken staan met elkaar in verbinding via een koker. Door een systeem van waterinspuiting komt de vangst uit beide stortbakken geleidelijk terecht in een kleinere bak. Vanuit deze bak brengt een roestvast stalen transportband de vangst naar de sorteermachine. De voordelen van mechanisch transport zijn als volgt:

  • een gelijkmatige toevoer zorgt voor een optimale werking van de spoelsorteermachine en versnelt het sorteerproces;
  • de hoeveelheid zware lichamelijke arbeid aan boord neemt af;
  • in de opvangbakken wordt de vangst onmiddellijk gespoeld met stromend zeewater. Dit is ook gunstig voor de overlevingskans van ongewenste bijvangst, want zo kunnen ze zelfs op warme dagen het sorteerproces overleven;
  • je kunt de gewenste bijvangst op een eenvoudige manier sorteren door de maatse vis van de langzaam bewegende transportband te pakken.
De mechanische toevoer aan boord van een garnalenkotter

Tegenover de gunstige eigenschappen van mechanisch transport staan ook enkele nadelen, zoals:

  • de complete apparatuur is nogal groot en zwaar. Voor kleinere schepen kan dit eventueel tot ruimte- en stabiliteitsproblemen leiden. In dat geval moet je het enkel doen met een sorteermachine;
  • de machine eist een relatief grote investering.

De spoelsorteermachine

Een roterende spoelmachine sorteert de vangst in consumptiegarnalen, maatse vissen en ongewenste bijvangst. De ongewenste bijvangst gaat onmiddellijk met een grote hoeveelheid spoelwater overboord. Door de garnalen te spoelen voor het koken kun je zand en slik verwijderen. Dit bevordert de hygiëne in de kookpot, maar ook de marktwaarde van de gekookte garnaal. Een garnaal die je voor het koken grondig spoelt is minder ruw aan het oppervlak. Ook is de houdbaarheid van een grondig gespoelde garnaal beter.

De spoelsoorteermachine

Er is een spoelsorteermachine ontwikkeld, die een aantal voordelen heeft ten opzichte van de schudzeef. De voordelen van deze spoelsorteermachine zijn:

  • de spoelsorteermachine werkt geruisloos en door de solide constructie en geringe draaisnelheid is de bedrijfszekerheid groot;
  • door een automatische afvoer van vis- en garnalenpuf vermindert de hoeveelheid werk aan boord. Bovendien worden de ondermaatse garnalen en de ondermaatse platvis levend overboord gespoeld;
  • van het kaal schuren van de platvis is geen sprake meer. De vis gaat niet of nauwelijks beschadigd overboord. Ook de kwaliteit van de consumptiegarnalen wordt beter, omdat die niet meer met visslijm worden vermengd. De garnalen worden vóór het koken grondig schoongespoeld, waardoor ‘stegge’ garnalen praktisch tot het verleden behoren. Bovendien blijven de garnalen tijdens het spoelproces in een betere conditie;
  • de opbrengst van consumptiegarnalen is groter doordat de spoelsorteermachine nauwkeurig selecteert;
  • door de constructie van beide cilindervormige sorteertrommels heeft de spoelmachine een grote capaciteit.

In de binnentrommel worden de garnalen gescheiden van de bijvangst door spiraalvormige zeefopeningen van 12 x 34 mm. De buitentrommel scheidt de ondermaatse garnalen van de consumptiegarnalen. Door de afwisseling van compartimenten met rechte en spiraalvormige spijlen komt er een goede scheiding en worden veel ongewenste zaken uit de vangst verwijderd.

Een zwemkrab — Waddenzeeschool

Naleesspiraal

De consumptiegarnalen worden tenslotte nog van ondermaatse platvisjes gescheiden door de naleesspiraal. Deze is voorzien van 700 slim gevormde bakjes die de sorteersleuven vormen. De garnalen kunnen hierdoor passeren, maar de platvisjes en kleine zwemkrabben niet. Met 18 omwentelingen per minuut komen iedere minuut 12.600 (18 x 700) sorteeropeningen voorbij, dus iedere vangst wordt moeiteloos verwerkt.

Bijzonder is ook het verstelbare lipje aan de bovenkant van de sorteersleuven. Door een zorgvuldige afstelling van dit lipje, onder een stompe hoek, wordt voorkomen dat kokkels en andere schelpdieren die in de sorteersleuven rollen blijven steken. Deze worden bij de volgende omwenteling weer verwijderd. Hierdoor blijft de naleesspiraal de hele visdag schoon.

Doordat de naleesspiraal slechts platvisjes van 8-9 cm lang en zwemkrabben van een bepaalde grootte moet verwijderen, is de maatvoering heel precies. De andere vis is er in de beide zeeftrommels al uitgehaald. Er zijn twee uitvoeringen beschikbaar:

  • een zeeftrommel met openingen van 12,5 mm voor het sorteren van kleine garnalen en zeer kleine krabbetjes (april- september);
  • een zeeftrommel met openingen van 14 mm voor grote garnalen en grotere zwemkrabben (oktober-maart). De naleesspiralen zijn met vier boutjes vastgezet en gemakkelijk te verwisselen.

Het resultaat is verbluffend, want je krijgt schone consumptiegarnalen. Er zitten nauwelijks vissen en krabben meer tussen. Mocht er nog iets tussen zitten, dan kun je die bijvangst na het koken verwijderen.

Ongewenste visjes en krabbetjes worden tussen de gekookte garnalen uitgeplukt. — Nederlands Visbureau

Koken van de garnalen

Tot de jaren ’30 werden garnalen levend aangevoerd en langs de huizen verkocht, maar dat zou nu niet meer kunnen. De consument is het tegenwoordig niet meer gewend om zelf garnalen te koken. Daarnaast wordt het koken tegenwoordig al aan boord gedaan. Garnalen moet je levend koken omdat ze dan goed kromtrekken en beter te pellen zijn. Een belangrijke factor voor de kwaliteit van het product is de kookmethode.

Het koken van garnalen aan boord doet men inmiddels al vele jaren. — VLIZ Fotogalerij

Het kookwater moet 100°C zijn. De temperatuur daalt zodra de garnalen in de kookketel komen. Als de temperatuur weer 100°C is, dan kook je de garnalen zo’n 5 minuten. Bij handmatig koken moet er wel regelmatig worden geroerd. Ook moet je het kookwater verversen. Als de garnalen komen bovendrijven zijn ze gaar. Vaak worden ze nog een minuut langer doorgekookt. De kooktijd hangt onder andere af van de grootte en dikte van de garnalen.

Automatisch koken

Het kookproces kan niet alleen handmatig, maar ook automatisch gebeuren. Voordeel van een automatisch kookproces is dat er een gedoseerde hoeveelheid garnalen per keer in het water wordt gekookt. Hierdoor blijft het water voortdurend aan de kook. De kooktijd en de kookhoeveelheid is met een regelkast nauwkeurig in te stellen. In een kookketel van 190 liter met een kooktijd van 3 minuten en een toevoer van 12 tot 15 kg kun je in één uur ongeveer 240 kg garnalen koken.

Een kookketel

Bij automatisch koken worden de garnalen allemaal op dezelfde manier gekookt en dat geeft een meer uniform product. Tijdens het koken wordt regelmatig vers zeewater toegevoegd. Na het vissen moet de kookketel worden geleegd. Aan het begin van de eerste trek wordt de kookpot weer gevuld met vers zeewater. Enkele voordelen van automatisch koken zijn:

  • minder werk;
  • gelijke kwaliteit van het gekookte product;
  • geschikt voor spoelmachine en schudzeef door de regelbare uitvoersnelheid;
  • er is geen specifieke vakkennis vereist voor het koken van de garnalen;
  • het waterniveau wordt automatisch op peil gehouden.

Na het koken worden de garnalen in een spoeltrommel met zeewater gespoeld en afgekoeld.

Zoute en flauwe garnalen

Er moet onderscheid worden gemaakt tussen flauwe garnalen en zoute garnalen. Het kookproces voor zoute garnalen komt weinig voor en ziet er als volgt uit:

  • Aan het begin van het kookproces voeg je 20-25 kg zout aan het zeewater toe in de kookketel. In 80-100 liter water geeft dit een verzadigde pekel-oplossing. Wanneer het water kookt, voeg je ongeveer 20 kg garnalen toe. Vervolgens voeg je nog een schep zout (2-3 kg) toe. Wanneer de garnalen boven komen drijven, dan moet je nog even flink roeren. Vervolgens is het wachten tot alles aan de kook is geraakt (5 minuten). Tijdens het overkoken wordt een beetje zeewater toegevoegd. Direct daarna gaan de garnalen uit de kookketel in de spoel/koelzeef.
  • Aan elk volgend kooksel wordt een schep zout van ongeveer 2-3 kg toegevoegd. Een teveel aan zout is geen probleem, want de garnalen nemen niet meer zout op dan een bepaald percentage. In totaal gebruik je zo’n 50 kg zout voor 200-250 kg garnalen.
  • De zoute en moeilijk te pellen garnalen worden meestal ongepeld naar omringende landen (voornamelijk Frankrijk) geëxporteerd. Zoute garnalen bevatten ongeveer 4% zout.

Flauwe garnalen

De flauwe garnalen, ook wel bekend als de pellerij- of binnenlandse garnalen, worden vaak door de handel gepeld aan de afnemers afgeleverd. Flauwe garnalen zijn in vergelijking tot zoute garnalen makkelijker te pellen. Het zoutgehalte van flauwe garnalen bedraagt ongeveer 1%. Afgezien van het zoutgehalte van het kookwater is de kookmethode voor flauwe garnalen vergelijkbaar met de kookmethode voor zoute garnalen.

Gekookte garnalen. — Nederlands Visbureau

Flauwe garnalen worden zonder toevoeging van zout gekookt in zeewater. Je kookt ze op dezelfde wijze als de zoute garnalen, maar per keer doe je ongeveer 30 kg garnalen in de ketel. Met flauwe garnalen kook je dus 10 kg meer dan bij de zoute garnalen. Dit doe je omdat flauwe garnalen iets gaarder moeten zijn. Dat maakt het pellen makkelijker, omdat de garnaal iets meer krimpt. Bij een grotere hoeveelheid garnalen duurt het koken langer.

Uit onderzoek blijkt dat de pelbaarheid van flauwe garnalen samenhangt met de manier van koken. Tijdens dit onderzoek zijn ‘goed gaar’ en ‘net gaar’ gekookte garnalen op pelbaarheid beoordeeld door een pelteam samengesteld uit TNO-medewerkers en medewerkers van een Volendams garnalenpelbedrijf. Als criteria voor het meten van de pelbaarheid werden het percentage garnalen dat breekt tijdens het pellen en de pelsnelheid (aantal gepelde garnalen per uur) gebruikt.

Overzicht van de resultaten van de pelbaarheidsbeoordeling.

Uit deze cijfers blijkt duidelijk dat de pelbaarheid van ‘goed gaar’ gekookte garnalen zowel qua breukpercentages als qua pelsnelheid beter is dan van ‘net gaar’ gekookte garnalen. De textuur van ‘net gaar’ gekookte garnalen wordt daarentegen iets beter beoordeeld dan de textuur van ‘goed gaar’ gekookte garnalen.

Spoelen en koelen van gekookte garnalen

Het spoelen van de garnalen na het koken heeft twee doelen:

  1. Koelen van de garnalen.
  2. Het verwijderen van de meegekookte bijvangst.

Voor de houdbaarheid is het gunstig om de garnalen zo snel mogelijk te koelen na het koken. Bovendien voorkom je daarmee dat de garnalen te gaar worden. Koelen met lucht is niet praktisch doordat het te lang duurt. Aangezien de gekookte garnalen vrijwel steriel zijn (dus geen bacteriën meer bevatten) zou je ze voor de beste kwaliteit eigenlijk moeten spoelen met water van drinkwaterkwaliteit. In de praktijk gebruiken de meeste kotters schoon zeewater. Natuurlijk is koelen met havenwater uit den boze.

Links de garnalen voor het koken en rechts na het koken. — Nederlands Visbureau

Het afkoelen vindt plaats in een roterende zeeftrommel. Tijdens het spoelen met zeewater koelen de garnalen binnen enkele minuten af tot de temperatuur van het water.

Verwijderen van meegekookte bijvangst

Het afkoelen van de garnalen en het koken in zeewater heeft ook als doel om de meegekookte bijvangst te verwijderen. Hieronder zie je een aantal soorten die worden bijgevangen met de garnalenvisserij. Door het grondig spoelen van de garnalen in de spoelmachine wordt de bijvangst, die door het koken gaar is geworden, grotendeels verwijderd. Een partij gekookte garnalen zonder bijvangst is langer houdbaar dan een partij gekookte garnalen die nog wel bijvangst bevat.

De ongewenste bijvangst die de spoelsorteermachine niet heeft verwijderd en die ook na het koken en spoelen tussen de garnalen is achtergebleven, wordt tenslotte met de hand verwijderd. Wel moet er hygiënisch gewerkt worden met gewassen handen en armen, handschoenen en een schone oliejas. Ook mag je tijdens dit proces niet roken, spugen, eten of drinken.

Koelen van de garnalen

Na het spoelen met zeewater zijn de garnalen tot de omgevingstemperatuur afgekoeld. Als je de garnalen bij deze temperatuur op zou slaan, dan leidt dat vooral zomers tot een snelle ontwikkeling van bederfbacteriën. Ook al zou je de garnalen in open bakken met een dunne laag opslaan in een gekoeld ruim, dan nog is dat niet voldoende om de ontwikkeling van bacteriën tegen te gaan. Het koelen op deze manier neemt namelijk vele uren in beslag. Vandaar dat je garnalen vaak in plastic zakken verpakt en deze in een viskist legt met ijs.

Een koelapparaat

Een ontwikkeling op het gebied van het koelen is het gebruik van mechanisch gekoeld zeewater. Er is een koelapparaat waarin de garnalen op een trilgoot met koud zeewater worden besproeid. Hierdoor kunnen de garnalen binnen één minuut van 20°C tot 4°C worden gekoeld. In een ander apparaat kunnen garnalen in een stortkoker worden gekoeld met gekoeld zeewater dat door de garnalen kan circuleren.

Opslag en bewaring van garnalen aan boord

Het grootste deel van de vloot beschikt over een koelruim. Dat kan met geforceerde luchtkoeling en met stille koeling. Bij afweging van de voor- en nadelen van ieder systeem lijkt stille koeling de beste resultaten te geven. Er zijn nog enkele schepen (vooral van dagvissers) die slecht of helemaal niet voorzien zijn van een geïsoleerd visruim. Het bereiken van de gewenste temperatuur is hier alleen met ijs mogelijk. Zonder het gebruik van ijs moet de reistijd in de zomer worden aangepast.

Garnalen in het visruim

Bederfelijkheid van gekookte garnalen

Bij het koken van de garnalen worden de aanwezige bacteriën gedood. Hierdoor zijn de garnalen aan het eind van het kookproces bijna steriel (vrij van bacteriën). Een uitzondering zijn enkele mogelijk aanwezige sporenvormende bacteriën.

Tijdens de behandeling aan boord, waarbij je de gekookte garnalen in een spoeltrommel met zeewater koelt, is het onvermijdelijk dat de garnalen hun steriele toestand verliezen. De garnalen komen opnieuw in contact met de bacteriën die in het zeewater leven. Dat is een ongewenste situatie, omdat de garnalen na het kookproces een consumptieartikel zijn geworden. In het ‘Garnalenbesluit’ is het spoelen van de gekookte garnalen met zeewater goedgekeurd. Het is wel van belang dat de garnalen daarna van dusdanige kwaliteit zijn dat ze aan de microbiologische eisen voldoen.

Uv-licht

Onderzoek toont aan dat je zeewater geschikt kunt maken om te koelen door het met uv-licht te bestralen. Hiervoor kun je gebruik maken van geconstrueerde doorstoom-apparaten om het water te behandelen. Als je de garnalen na het koken spoelt met dit uv-gesteriliseerde zeewater, dan kun je ze dagen goed houden. Daarbij is het dan wel van belang om de garnalen niet meer met de hand aan te raken of ze op een andere manier te besmetten. Ook dienen ze koel te worden bewaard.

Het thuispellen van garnalen is op een gegeven moment ook verboden i.v.m. de hygiëne. — Ben van Meerendonk : AHF, collectie IISG

Het is mogelijk garnalen met een voldoende laag kiemgetal (aantal bacteriekiemen in of op de garnalen) aan te voeren door gebruik te maken van een uv-lamp in combinatie met een sorteertrommel die het nalezen overbodig maakt. Vervolgens komen ze daarna weer in een normale spoeltrommel en één van de ontwikkelde koelapparaten. Het Garnalenbesluit heeft bepaald hoe je de garnalen aan boord dient te bewaren. Zo moet er voor het bewaren aan boord gebruik gemaakt worden van smeltend ijs en mag de temperatuur maximaal 4°C zijn.

Conserveringsmiddel

Tijdens de verwerking aan boord treedt in de praktijk nog steeds bacteriële besmetting op van de garnalen ondanks het koelen. Hierdoor bedraagt de houdbaarheid van garnalen slechts enkele dagen. Alleen door bijmenging van chemische conserveringsmiddelen zoals benzoëzuur en sorbinezuur kun je garnalen lang houdbaar maken. Dit is belangrijk, want de garnalen gaan door een lange distributieketen aan de wal. Hierbij belanden de garnalen via de visafslag bij de pelcentra, de detailhandel en uiteindelijk bij de consument.

Op de visafslag worden de garnalen ook behandeld met conserveringsmiddel. — ProSea

Zonder koeling bederft de gekookte garnaal erg snel. Dit komt doordat de bacteriën zich erg snel vermenigvuldigen. Sommige bacteriën groeien ook behoorlijk snel bij temperaturen beneden 10°C. Bacteriën die goed groeien bij koudere temperaturen noem je ook wel koudeminnend (psychotrofen). Bij garnalen gaat het dan vooral om bacteriën van het geslacht Alteromonas.

Aan boord mag je geen benzoëzuur toevoegen aan de garnalen. Daarom is het des te belangrijker dat de garnalenverwerking aan boord plaatsvindt onder zeer hygiënische omstandigheden, want daardoor kun een garnaal van hoge kwaliteit leveren. Dit komt ook de houdbaarheid ten goede.

Verwerking aan de wal

In Nederland geldt een zeef- en keuringsplicht waarbij je de garnalen in een afslag moet aanbieden. De garnalen kunnen op een andere plaats worden aangevoerd, maar worden dan per vrachtauto naar de afslag vervoerd. In de visafslag worden de garnalen opnieuw gezeefd. Voor de zeefstations op land gelden ook regels. Zo moeten de spijlen een minimale opening hebben van 6,8 mm. Daarop wordt toezicht gehouden door een onafhankelijke controleur. Momenteel is men ook bezig met het testen van cameratoezicht om het zeefproces in de gaten te houden.

Met behulp van cameratoezicht hoopt men de kosten voor controle omlaag te brengen. — Visserijnieuws

Hierna worden de garnalen voor de verkoop aangeboden. In de afslag wordt benzoëzuur in een 1:1 mengsel met zout toegediend aan de garnalen.

Een deel van de distributieketen van de garnaal. Eerst worden de garnalen gelost bij de afslag (links), daarna worden ze via de afslag verkocht (midden) en daarna worden de garnalen overwegend met de hand gepeld in Marokko (rechts). — Visveiling Urk & Heiploeg

4.7 Duurzaamheid

De garnalenkor heeft te maken met kritiek op de ecologische effecten. Zo is het gebruik van de fijnmazige boomkornetten niet erg selectief en zorgen ze voor ongewenste bijvangsten. De overlevingskans van ongewenste bijvangst die terug de zee in gaat is wisselend en met name voor vis niet al te hoog. 

In de haven van Den Oever liggen veel garnalenkotters. — ProSea

Doordat garnalenvissers veel vissen in kustgebieden en Natura 2000 gebieden is bijvangst een probleem, want deze gebieden zijn kinderkamers voor veel diersoorten. In deze kinderkamers zijn vaak veel jonge dieren aanwezig die ook weer van belang zijn voor de toekomst van de visserij.

Selectiviteit

Vissers en onderzoekers zoeken samen naar manieren om de hoeveelheid ongewenste bijvangst te verminderen. Hierbij kijken onderzoekers en vissers ook naar het gebruik van de pulstechniek in de garnalenkor om de selectiviteit te verbeteren. Daarnaast zijn er ook innovaties die de overlevingskans van ongewenste bijvangst proberen te verhogen. Zo zorgt de zeeflap ervoor dat er minder ongewenste bijvangst in het net komt en aan boord zorgt de zeef ervoor dat het grootste deel van de bijvangst levend overboord gaat.

Bodemberoering

Verder zorgt het contact tussen de garnalenkor en de zeebodem voor bodemberoering. Hierop is kritiek, met name vanuit verschillende natuurorganisaties. Om een beter beeld te krijgen van de effecten van de garnalenkor op de zeebodem, is er onderzoek gedaan van 2012 tot 2014 naar de effecten van de garnalenvisserij in Natura 2000 gebieden.

Overzicht van de Natura 2000 gebieden op zee. — Noordzeeloket

Uit dit onderzoek blijkt dat het lastig is om het effect van de garnalenkor op de zeebodem te bepalen. Dat komt mede doordat er in maar liefst 12 van de 15 gesloten onderzoeksgebieden hoogstwaarschijnlijk is gevist. Daardoor bleven er maar drie onderzoeksgebieden over en kun je geen sterke conclusies trekken over de impact van de garnalenkor op de zeebodem en het bodemleven.

MSC-keurmerk

Sinds december 2017 heeft de Duitse, Deense en Nederlandse garnalensector een MSC-keurmerk. Om het MSC-keurmerk te krijgen moesten vissers zelf beperkende maatregelen vaststellen. Samen met de Universiteit van Hamburg en de Internationale Raad voor het Onderzoek van de Zee (ICES) is een beheerplan gemaakt. Daarnaast is ook een Productie- en Afzetplan (PAP) opgesteld waarin de garnalenvangsten nauwkeurig worden geregistreerd.

Op deze kaart zie je het visserijgebied van de MSC-gecertificeerde garnalenvisserij. — MSC

Garnalenpelmachine

Een andere belangrijke ontwikkeling om de garnalenvisserij duurzamer te maken is het pellen van de garnaal door een garnalenpelmachine. Tot op heden gaan de meeste garnalen naar Marokko op transport en worden ze daar met de hand gepeld. Dat transport draagt ook bij aan CO2 uitstoot. Met een garnalenpelmachine is dit transport naar Marokko in de toekomst misschien niet langer nodig, waardoor de transportkosten en de CO2 uitstoot omlaag kunnen. Met een garnalenpelmachine zouden de garnalen binnen 24 uur gepeld, verwerkt en verpakt kunnen worden. Momenteel heeft de garnalenpelmachine een capaciteit van meer dan 1.000 kg per dag.

5 Garnalenpulskor

Naast het gebruik van elektriciteit voor het vangen van platvis is er ook aandacht besteed aan het gebruik van elektriciteit voor het vangen van garnalen. In de jaren ’70 werd er in Nederland voor het eerst geëxperimenteerd met een voorloper van de garnalenpulskor door het RIVO (Nederlands Instituut voor Visserijonderzoek, tegenwoordig Wageningen Marine Research). Deze experimenten werden in 1976 stopgezet na teleurstellende resultaten.

Vervolgens is het onderzoek naar een garnalenpulskor weer opgepakt in 2006 tijdens het ”Project Pulskor” in België. Binnen dat project werkten ILVO (Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek), de Vlaamse Visserij Vereniging, Universiteit Gent en Marelec N.V. aan een nieuw type garnalennet met een betere selectiviteit en een verminderde milieu-impact. Daarbij is de garnalenpulskor ontwikkeld, ook wel bekend als de HOVERCRAN.

Een garnalenpulstuig. — Wageningen Marine Research

5.1 Beschrijving

Hovercran verwijst naar het Engelse werkwoord “hover”, dat zweven betekent. Het vistuig sleept namelijk niet meer over de zeebodem, maar zweeft er net boven zoals een hovercraft. Daardoor vermindert de bodemberoering. Aan de andere kant verwijst “cran” in de naam naar Crangon crangon, de wetenschappelijke naam van de Noordzeegarnaal.

De Hovercran is een nieuw type vistuig waarvan het vangstprincipe gebaseerd is op het stimuleren van de garnaal door elektrische prikkels. Het maakt dus net als de pulskor op platvis gebruik van elektriciteit om garnalen te vangen, maar het betreft een heel ander systeem. Bij de garnalenpulskor is de klossenpees vervangen door 12 lichte elektroden. Deze elektroden wekken een elektrisch veld op dicht bij de zeebodem. Hierdoor springen garnalen op uit het zand en komen ze in het net terecht.

De garnalenpulskor voor onderhoud op de kade om gereed te maken voor een nieuwe visweek. — ProSea

Selectiviteit

Het net zweeft ongeveer 15 cm boven de zeebodem. Ongewenste bijvangst kan ontsnappen onder het net. In 2009 is dit vistuig bekroond tijdens de WWF Smart Gear Competition (wedstrijd voor innovatieve vistuigen). Uit een reeks verkennende experimenten op zee, zowel met de Hovercran (O 191) als met andere pulsvistuigen met lichte klossenpezen (TX 25, SD 33) bleek dat een selectieve, verhoogde onderpees een vluchtweg creëerde voor de meeste soorten ongewenste bijvangst. Afhankelijk van het type optuiging werd de bijvangst met 15 % tot 65 % verminderd.

De Hovercran zonder klossen kan goed worden gebruikt op bestekken met een vlakke zeebodem. Ruwere en meer oneffen visgronden vergroten het risico op problemen, want er zijn geen klossen die het net over obstakels heen helpen. Voor zulke visgronden (zoals veel gebieden op de Waddenzee) dient een tussenoplossing gevonden te worden in de vorm van een aangepaste klossenpees. Zodra er gevist wordt met een aangepaste klossenpees is er geen sprake meer van een Hovercran maar van een garnalenpulskor.

Een schematische weergave van de garnalenboomkor (boven) en de HOVERCRAN (onder). Duidelijke verschillen zijn de afwezigheid van de klossen bij de HOVERCRAN, de elektroden en de afstand van het net ten opzichte van de zeebodem. — ILVO

Het opwekken van een geschikt elektrisch veld in zeewater vereist nieuwe apparatuur. Hierbij is de pulsgenerator het belangrijkste onderdeel, want die vormt de wisselstroom om tot laagfrequente gelijkstroompulsen en geeft deze door aan de elektroden in het net. Deze generator is bevestigd op het vistuig en wordt gevoed via een kabel afkomstig van het schip. Het vieren en halen van deze voedingskabel gebeurt door middel van een speciaal ontworpen winch.

Pulsparameters

Bij de pulsvisserij op garnaal met het Marelec-systeem is de instellingsmogelijkheid van de pulsgenerator beperkt tot één wijzigbare pulsparameter, namelijk de pulsamplitude. Deze parameter, het resultaat van het spanningsverschil over de naburige + en – elektrode, is continu instelbaar via een draaischakelaar. Dit laat toe om wijzigingen in de geleidbaarheid van het zeewater, als gevolg van verschillen in temperatuur en/of zoutgehalte, op te vangen. Dit betekent dat de kenmerken van het elektrisch veld op de zeebodem vastliggen met uitzondering van de pulsamplitude.

De pulsparameters voor platvis (Delmeco en HFK) en garnaal (hovercran) zijn verschillend en hebben daardoor ook een ander effect. — De Haan et al. 2011, Verschueren et al. 2012.

Via real-time uitlezing in de scheepsbrug is controle van het pulssysteem mogelijk. De specifieke software laat toe om de prestaties van de 11 afzonderlijke elektrodeparen te monitoren en te loggen, zoals voorgeschreven wordt door de Europese wetgeving. Het outputvermogen van elke pulsgenerator is aanzienlijk lager dan het inputvermogen. Dit is een gevolg van elektrische verliezen in de pulskabel en de generator zelf.

5.2 Werkwijze

De pulsgenerator, die de vorm en de sterkte van de puls regelt, bevind zich op de boom. Er zijn regels opgesteld waaraan de pulskor moet voldoen. Zo is de maximaal toegestane spanning tussen de elektroden 15 volt. Het maximale vermogen van het wekveld is 1.25 kW per meter boom. Binnen die grenzen kan een puls (en daarmee het wekveld) alsnog heel erg verschillend zijn.

Pulskarakteristieken

Hoe een puls is opgebouwd noem je ook wel de pulskarakteristieken. De volgende zaken zijn van invloed op de pulskarakteristieken:

  • De amplituden in volt (V); het potentiaal dat gemeten wordt tussen twee geleidende delen.
  • De elektrische veldsterkte (V/cm); de logische consequentie van de amplitude en de elektrode afstand.
  • Puls frequentie (Hz); het aantal pulsen per seconde.
  • Pulsduur (µs): de duur van de puls.
  • De steilheid van de voorste en achterste rand van de puls.
  • De vorm van het elektrische veld (het directe gevolg van de pulsvorm, maar ook afhankelijk van soort en aantal elektroden, de afstand tussen de elektroden en de lengte / combinatie van geleidende en isolerende delen).

Natuurlijke factoren wekveld

Naast de pulskarakteristieken zijn er ook veel natuurlijke factoren die van invloed zijn op het wekveld, zoals:

  • Verschillen in geleidbaarheid van het zeewater en de zeebodem.
  • De samenstelling van de zeebodem (een slibrijke bodem heeft een betere geleiding dan een zandbodem).
  • Het zoutgehalte van het water (zout water heeft een hoger geleidend vermogen dan zoet water).
  • De watertemperatuur (warm water heeft een hogere geleidbaarheid dan koud water).

In de praktijk worden momenteel draadvormige elektroden met een conductorlengte van ongeveer 1,5 meter gebruikt bij een vaarsnelheid van ongeveer drie knopen. Hierbij staat een garnaal ongeveer één seconde bloot aan het elektrisch pulsveld en krijgt de garnaal maximaal vijf pulsen van 0,0005 seconden over zich heen. De korte pulsduur en de zeer lage herhalingsfrequentie maken een geringe energie-input mogelijk (ca. 1kWh per vistuig) ondanks de hoge geleidbaarheid van zeewater.

Hier zie je het werkingsprincipe van de pulsgenerator. De 12 elektroden vormen 11 elektrodeparen die beurtelings worden aangestuurd door de pulsgenerator. In deze tekening wordt het elektrisch veld weergeven in de groene kleur. Elke puls (groene veld) duurt 0,0005 seconden. — ILVO

5.3 Doelsoorten en bijvangst

De garnalenpulskor komt qua doelsoort en bijvangst sterk overeen met de garnalenkor. Wel zijn er duidelijke verschillen te zien in de samenstelling van de vangst qua doelsoorten en bijvangst. Zo zijn er vangstvergelijkingen uitgevoerd tussen een klassieke garnalenkor en een garnalenpulskor. Deze vangstvergelijkingen tonen aan dat er enkel in de zomermaanden een hogere vangst van maatse garnalen is met de garnalenpulskor (+ 16% in juni en + 9,4% in september). In oktober en december is geen duidelijk verschil te zien in de vangst van maatse garnalen.

Een schematische weergave van het onderzoek waarbij een vangstvergelijking werd uitgevoerd tussen een garnalenkor en een garnalenpulskor. — ILVO

Ongewenste bijvangst

De vangst van pufgarnalen was duidelijk lager met het pulstuig (- 19% tot – 33% minder) in september, oktober en december. Verder is de bijvangst van vissen en bodemdieren voor alle zeereizen duidelijk lager (- 50% tot – 76%) met het pulstuig (zie onderstaande afbeelding). De afname in bijvangst van commerciële vissoorten was vooral zeer opvallend voor schol en tijdens bepaalde zeereizen ook voor schar, bot, kabeljauw en wijting.

Wat betreft de bijvangst van andere bodemdieren, zoals mesheften, nonnetjes, zeeanemonen, zeesterren, grondels, gewone strandkrabben, harnasmannetjes, zeenaalden en haringachtigen is ook een duidelijke afname met de garnalenpulskor te zien ten opzichte van de garnalenboomkor. De garnalenkotter met pulstuig en zeeflap had beduidend minder bijvangst van vissen, bodemdieren en pufgarnalen. Qua hoeveelheid maatse garnalen is de vangst gelijk en soms zelfs iets hoger met de garnalenpulskor.

De combinatie van een aangepaste boomkor met een ‘vierkant’ net met zeeflap en rechte, gereduceerde klossenpees met 11 klossen voorzien van een elektrisch pulsveld vertoont dus een verbeterde selectiviteit ten opzichte van een traditionele garnalenboomkor met zeeflap.

Hier zie je de samenstelling van de vangst met een garnalenkor (links) en met de HOVERCRAN (rechts). — ILVO

5.4 Gedrag garnaal ten opzichte van het vistuig

Het pulsveld stimuleert de garnalen om verticaal op te springen van de zeebodem, waardoor ze in het net komen. Belangrijk om te weten is dat de puls die voor garnalen gebruikt wordt verschilt met de puls die voor platvis gebruikt wordt. De garnaalpuls die de typische ‘tail flip’ reactie bij garnalen opwekt (zie onderstaande afbeelding) heeft een veel lagere herhalingsfrequentie (5 Hz i.p.v. ca. 50 Hz). Hierdoor ervaart elk dier in het sleepspoor slechts enkele afzonderlijke pulsen. Vanaf een herhalingsfrequentie van ongeveer 20 Hz treedt verkramping op in blootgestelde spieren, zoals bij de platvispuls. In dat geval kun je niet meer spreken van een schrikpuls.

Rechtsboven is de voor de garnaal typische ‘tail flip’ beweging te zien die ze gebruiken om te vluchten. Op de onderste foto’s zie je hoe de garnalen reageren op een puls — ILVO

Effect op bijvangst

Er zijn (nog) niet veel praktijkstudies gedaan naar het effect van de garnalenpuls op verschillende soorten bijvangst. Laboratoriumstudies naar garnaal, (plat)vissoorten en bodemdieren laten verschillende reacties zien tussen vissoorten en bodemdieren. Reacties van onderzochte vissoorten zijn als volgt:

  • Schol; blijft ingegraven, lichaam vibreert op pulsfrequentie.
  • Tong; vrijwel hetzelfde als schol, slechts een aantal zwemt op uit ingegraven positie.
  • Schar; hevige reactie, zwemt over bodem of naar oppervlak. Pas na stoppen van pulsen keert het dier terug naar de bodem.
  • Tarbot; hetzelfde als schol.
  • Rog; hetzelfde als schol.
  • Zeedonderpad; rust op bodem, lichaam vertoont lichte vibraties maar vis blijft liggen.
  • Pitvis; lichaam vertoont sterke ongecontroleerde spasmen, vis verplaatst zich over korte afstanden over bodem.
  • Harnasman; op de bodem liggende vissen beginnen langzaam te zwemmen terwijl lichaam vibreert op pulsfrequentie. Vissen die hoger in de waterkolom zwemmen keren onmiddellijk terug naar de bodem.
  • Vijfdradige meun; na stimulatie volgde onrustig zwemgedrag dicht bij de bodem.

Reacties van overige soorten:

  • Zwemkrab; onrustig rondlopen over de bodem. Na stoppen van de puls graven de dieren zich snel in het zand in.
  • Strandkrab; hetzelfde als de zwemkrab.

Geen gedragsverandering is waargenomen bij heremietkreeft, zeester, spisula en de slangster.

5.5 Verwerking

De vangstverwerking van de garnalenpulskor is over het algemeen makkelijker dan bij de garnalenkorvisserij doordat er minder bijgevangen wordt. Hierdoor is er minder tijd nodig voor het sorteren van de garnalen, neemt de kwaliteit van de garnalen toe en verloopt de verwerking van de vangst sneller. Mede door de snellere verwerking neemt ook de overlevingskans van de ongewenste bijvangst toe. Voor de rest is het verwerkingsproces vergelijkbaar met die van de garnalenkor.

Hier zie je hoe de garnalen vroeger werden gekookt aan boord. De garnalen liggen af te koelen in de lichtblauwe bak op de achtergrond. — VLIZ Fotogalerij

5.6 Duurzaamheid

Qua selectiviteit scoort de garnalenpulskor beter dan de garnalenkor, al hangt dit ook af van de optuiging. De samenstelling van de rest van het tuig (vorm klossenpees, aantal klossen) bepaalt uiteindelijk hoe selectief de garnalenpulskor uiteindelijk is.

Een garnalenpulstuig met minder klossen dan de garnalenkor en met een rechte in plaats van U-vormige klossenpees zou selectiever moeten vissen dan de garnalenkor. Ook heeft het minder bodemcontact in vergelijking met de garnalenkor. Op die manier zorgt het lichtere tuig ook voor een brandstofbesparing.

Het blijft lastig om precies te bepalen hoe selectief de garnalenpulskor is zolang er geen duidelijk standaard tuig is. Tot nu toe lijkt het erop dat het tuig nog niet helemaal is uitontwikkeld, waardoor het nog te vroeg is om nu al met een standaard garnalenpulstuig te komen. Daarnaast is de vraag of pulsvisserij weer toegestaan zal worden na het totaalverbod op pulsvisserij vanaf 2021.

Negatieve kortetermijneffecten van de garnalenpuls op andere zeedieren en het ecosysteem lijken, mede door de relatief lage spanning die gebruikt wordt voor de garnalenpuls, beperkt. Enkel is er een kleine kans op gebroken ruggenwervels bij vissen. Mogelijke effecten op de (middel)lange termijn of bij herhaalde blootstelling zijn nog onvoldoende of totaal niet onderzocht.

Efficiëntie

Verder heeft onderzoek aangetoond dat het garnalenpulstuig efficiënter kan zijn in het vangen van maatse garnalen dan de garnalenkor. Oftewel, in minder uren vissen kun je dezelfde hoeveelheid garnalen vangen. Een verhoogde efficiëntie kan een voordeel zijn als het gaat om minder ongewenste bijvangst en bodemberoering per kg gevangen garnaal, maar dan alleen als er een beperking is aan de totale garnalenvangst per jaar (bijvoorbeeld door het instellen van een quotum).

Het beheren van de garnalenvisserij is ook belangrijk in verband met de eventuele hogere aanvoer met de garnalenpulskor. Hierdoor kan de garnalenmarkt verzadigd raken. Een grootschalige introductie van de garnalenpuls moet dus gepaard gaan met maatregelen om deze zaken te voorkomen. Dit kan op meerdere manieren. Hierbij kun je denken aan het beperken van de visserij-inspanning (zoals ook gebeurt als onderdeel van het MSC-keurmerk) en (deel)sanering.

Aangevoerde garnalen op de kade. — ProSea

In dit stadium is het te vroeg om de duurzaamheid van de garnalenpulskor goed te kunnen beoordelen. Wat wel bij alle onderzoeken en discussies naar voren komt is de verhoogde efficiëntie voor de vangst van commerciële garnalen. Dit wekt een hoop weerstand op vanwege de nu al aanwezige overcapaciteit in de aanvoer van garnalen.

Wil het traject van de garnalenpulskor kans van slagen hebben als duurzamer alternatief voor de garnalenkor, dan moet je niet alleen kijken naar de techniek en de ecologische effecten. Je zal tegelijkertijd ook moeten kijken naar een plan van aanpak voor het beheer van de garnalen(puls)visserij samen met alle belanghebbenden.

6 Andere geteste innovaties

Binnen de Nederlandse visserij zijn er ook nog een aantal innovaties ontwikkeld en getest die (vooralsnog) niet zijn doorgebroken. Deze innovaties hebben het om verschillende redenen niet gered om door te breken binnen de Nederlandse visserij. Twee voorbeelden hiervan zijn de twinbeam en de hydrorig. Dit hoofdstuk bespreekt deze twee innovaties in het kort.

6.1 Twinbeam

De twinbeam is ontwikkeld als een alternatief voor de traditionele boomkor. Deze boomkorvariant levert vooral brandstofbesparing op, omdat het vistuig bij dezelfde snelheid minder weerstand ondervindt. Je kunt er een brandstofbesparing van tientallen procenten mee realiseren. Hiermee heeft de twinbeam een positieve invloed op het besparen van kosten voor de visser en het terugdringen van de CO2-uitstoot. Met deze methode kun je ook meer zwartvis vangen ten opzichte van de traditionele boomkor.

Beschrijving twinbeam

Aan ieder tuig bevinden zich twee netten. In het midden van het tuig bevindt zich een extra slof. De kotter vist met vier kleinere boomkornetten (4×6 meter) in plaats van twee grote (2×12 meter). Ieder net heeft z’n eigen wekkers en kietelaars. De grondpees bestaat uit een ketting die met rubberschijven is bekleed (zie onderstaande afbeelding). In totaal is de grondpees ongeveer 22 meter en het beklede deel (midden) is ongeveer 6 meter. De breedte van elk net aan een tuig van 12 meter is 5,5 meter en de verticale netopening is 60 cm.

Hier zie je een foto van de optuiging bestaande uit een rolder met touwenschot en rubberschijven.

Er kan worden gevist op schol met vijf wekkers met een schalmdikte van 22, 24 en 26mm en twaalf kietelaars met een schalmdikte van 26, 22, 20, 16, 14 en 12mm. Met de schalmdikte hebben we het over de dikte van elk van de metalen ringen van een ketting.

Bij het vissen op tong worden er andere netten gebruikt, namelijk de tongnetten. In het midden van het net zit een tongflap. Het net heeft kale of rubberpezen en mazen van 8 cm. Hiermee kun je vissen op slappe grond voor de kust, zoals in de Duitse bocht. Over het algemeen wordt daar niet zwaar gevist en de vissnelheid is daar vaak ook hoger. Na een aantal weken begint de ketting te slijten en kun je de wekkers en kietelaars vernieuwen. De pees kan een paar kettingschalmen worden doorgehaald om het net weer in de goede visstand te krijgen. Tijdens het vissen kan de bemanning de vangst vergelijken om een indruk te krijgen of de twee tuigen goed en gelijk afgesteld zijn.

Twin-fly-beam

Ook is er geëxperimenteerd met een twinbeam met een vleugelvorm in plaats van een ronde boom (zie onderstaande afbeelding). Dit noemen we een twin-fly-beam. De uiteindelijke vorm van de dwarsdoorsnede is een boom die bol is aan de voorkant en smaller aan de achterkant. De lagere weerstand met de twin-fly-beam komt niet alleen door de vleugelvorm. Zo is de vleugelvormige buis ongeveer de helft lichter en dat is toch duizend kilo minder die over de zeebodem moet worden getrokken.

De boom van een twin-fly-beam.

6.2 Hydrorig

De hydrorig is een van de innovaties die ontwikkeld is als alternatief voor de boomkor. Het idee voor het ontwikkelen van de hydrorig is ontstaan naar aanleiding van experimenten van vissers die bezig waren met het flybeamtuig en spoilers. In de Verenigde Staten was al een soort bolkoppentuig bekend. De combinatie van al deze gegevens heeft geleid tot de hydrorig. Het tuig is anders dan het traditionele boomkortuig. De vis wordt niet opgeschrikt door wekkers, maar door waterstromingen die de bodem omwoelen.

Beschrijving hydrorig

Verder is de boom van de boomkor vervangen door een vleugelmodel. De wekkerkettingen zijn vervangen door halve bollen die aan de boomkorvleugel zijn bevestigd (zie afbeelding hieronder). Deze halve bollen creëren een waterstroming op de vleugel. Het tuig heeft een middenslof en aan de onderkant van de vleugel een holvormige buis. Er zijn nog wel kietelaars, maar die zorgen er alleen voor dat de vis zich niet meer ingraaft.

Het brandstofverbruik ligt ongeveer 30% lager dan bij de boomkor, omdat er geen zware wekkers meer worden gebruikt. De vissnelheid is geen 7 mijl, maar ligt rond de 5 mijl. Deze vissnelheid is beter voor het opschrikken van de vis van de zeebodem. Als er gevist wordt op harde grond heeft de werveling minder effect dan op een zachte bodem.

De boom van de hydrorig (links) met de halve bollen en de schone vangst met de hydrorig (rechts). — VCU

Met deze vismethode kun je jaarrond vissen, net als met de traditionele boomkor. De hydrorig is voornamelijk een goed alternatief voor de zomerperiode, want in die periode zijn de vangsten met de boomkor ook wat minder. Door de brandstofbesparing van ongeveer 25% wordt de hydrorig voor die periode gezien als een redelijk alternatief voor de traditionele boomkor.

Op de Doggersbank en op de Monkeybank is er voornamelijk op schol gevist met de hydrorig in de zomermaanden. Hiervoor is gekozen omdat in de zomermaanden de tongvangsten voor een boomkorvisser iets minder zijn. Het weer speelt ook een rol, omdat de bolkoppen bij mooi weer een beter effect hebben. In de wintermaanden kon er met de boomkor langer worden gevist met slechter weer. Gedurende de winterperiode vangt de boomkor vooralsnog beter dan de hydrorig.

Bijvangst

De hoeveelheid bijvangst is met de hydrorig flink lager in vergelijking met de boomkor. Dat komt waarschijnlijk doordat er geen gebruik wordt gemaakt van de wekkers. Het grootste deel van de vangst is mooie, schone vis van een hoge kwaliteit (zie bovenstaande afbeelding). Er wordt ook minder ondermaatse vis gevangen, omdat het netwerk ruimere mazen heeft dan het traditionele boomkornet. De bodemberoering is ook beduidend minder doordat er geen wekkers worden gebruikt. Ondanks deze voordelen bleek de hydrorig vooralsnog niet rendabel genoeg. Dit is dus één van de innovaties die niet doorgebroken is in de Nederlandse kottervloot.

7 Bronnen

  • Bolam, S. G., Coggan, R. C., Eggleton, J., Diesing, M., Stephens, D., 2014. Sensitivity of macrobenthic secondary production to trawling in the English sector of the Greater North Sea: A biological trait approach.
  • Den Heijer, W. M., Keus, B., 2001. Bestaande vistuigen als mogelijk alternatief voor de boomkor.
  • Depestele, J., Ivanovic´, A., Degrendele, K., Esmaeili, M., Polet, H., Roche, M., Summerbell, K., Teal, L. R., Vanelslander, B., O’Neill, F. G., 2015. Measuring and assessing the physical impact of beam trawling.
  • De Haan, D., Van Marlen, B., Kristiansen, T. S., Fosseidengen, J. E., 2009. The effect of pulse stimulation on
    biota – Research in relation to ICES advice – Progress report on the effects on cod.
  • De Haan, D., Van Marlen, B., Velzenboer, I., Van der Heul, J., Van der Vis, H., 2009. The effects of pulse stimulation on biota – Research in relation to ICES advice – Effects on dogfish.
  • De Haan, D., Haenen, O., Chen, C., Hofman, A., Van Es, Y., Burggraaf, D., Blom, E., 2015. Pulse trawl fishing: The effects on dab (Limanda limanda).
  • De Niet, P. J., Verschuur, T. W., 2007. De hygiënecode voor aan boord van een vaartuig gekookte schaal- en schelpdieren.
  • De Vrieze, J., 2012. INNOVATIEVE NETTEN VOOR VERDUURZAMING; Visvangvindingen.
  • European Parliament, 2011. The North Sea brown shrimp fisheries.
  • Fey, F. E., Dankers, N. M. A. J., Meijboom, A., Sonneveld, C., Verdaat, J.P., Bakker, A. G., Dijkman, E. M., Cremer, J. S. M., 2015. Ontwikkeling van enkele mosselbanken in de Nederlandse Waddenzee, situatie 2014.
  • Galbraith, R. D., Rice, A., 2004. An introduction to Commercial Fishing Gear and Methods Used in Scotland.
  • Glorius, S., Craeymeersch, J., Van der Hammen, T., Rippen, A., Cuperus, J., Van der Weide, B., Steenbergen, J., Tulp, I., 2015. Effecten van garnalenvisserij in Natura 2000 gebieden.
  • Goldsborough, D., Steenbergen, J., Jager, Z., Zaalmink, W., 2014. Toekomst van de pulsvisserij in de Waddenzee; Een verkenning met relevantie voor de internationale Waddenzee en de Noordzeekustzone.
  • Haasnoot, T., Kraan, M., Bush, S. R., 2016. Fishing gear transitions: lessons from the Dutch flatfish pulse trawl.
  • ICES, 2012. Request from France to review the work of SGELECTRA and to provide an updated advice on electric pulse fishing.
  • ILVO, 2015. Huidzweren bij vissen in het Belgisch deel van de Noordzee; TRENDS IN PREVALENTIE EN EXPLORATIE VAN MOGELIJKE OORZAKEN.
  • Kenniskring duurzame garnalenvisserij, 2009. Perspectief voor pulsvisserij op garnaal?
  • Kuhlman, J. W., Van Oostenbrugge, J. A. E., 2014. Bodemberoerende visserij op de Noordzee.
  • Lengkeek, W., Bouma, S., 2010. Impacts of beam trawl fisheries in the North Sea; A summary of fifty-five publications.
  • Linnane, A., Ball, B., Munday, B., van Marlen, B., Bergman, M. and Fonteyne, R., 2000. A review of potential techniques to reduce the environmental impact of demersal trawls.
  • Millner, R. S., and Whiting, C. L. 1996. Long-term changes in growth and population abundance of sole in the North Sea from 1940 to the present.
  • Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, 2004. Ruimte voor een zilte oogst; Naar een omslag in de Nederlandse schelpdiercultuur.
  • Montgomerie, M, 2015. Basic fishing methods: A comprehensive guide to commercial fishing methods.
  • Nederlands visbureau, 2014. Factsheet: Noordzeegarnaal.
  • Polet, H., Delanghe, F., Verschoore, R., 2005. On electrical fishing for brown shrimp (Crangon crangon) II. Sea trials.
  • Polet, H., Depestele, J., 2010. Impact assessment of the effects of a selected range of fishing gears in the North Sea.
  • Productschap Vis, 2008. Visfeiten: Mosselen.
  • Quirijns, F., Strietman, W.J., van Marlen, B. and Rasenberg, M., 2013. Platvis pulsvisserij;
    Resultaten onderzoek en kennisleemtes.
  • Rasenberg, M., Quirijns, F., 2013. Effecten van de pulsvisserij: een overzicht.
  • Rasenberg, M., Van Overzee, H., Quirijns, F., Warmerdam, M., Van Os, B., Rink, G., 2013. Monitoring catches in the pulse fishery.
  • Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Team Uitvoering Visserijregelingen, 2014. Informatiebulletin regelgeving visserij december 2014.
  • Smaal, A. C., Brummelhuis, E., 2005. Onderzoek naar mogelijke effecten van de pulskor op bodemdieren.
  • Soetaert, M., Decostere, A., Polet, H., Verschueren, B., Chiers, K., 2013. Electrotrawling: a
    promosing alternative fishing technique warranting further exploration.
  • Steenbergen, J., Van Marlen, B., 2009. Landings and discards on the pulse trawler MFV “Vertrouwen” TX68 in 2009.
  • Steenbergen, J., Rasenberg, M., 2012. Discards in de garnalenvisserij in Nederland: een overzicht.
  • Taal, K., 2010. Pulskor, Sumwing en PulsWing als alternatief voor de boomkorvisserij.
  • Tulp, I., Piet, G., Quirijns, F., Rijnsdorp, A. D., Lindeboom, H., 2005. A method to quantify the trawl fisheries induced mortality of benthos and fish.
  • Van Denderen, P. D., Van Kooten, T., Rijnsdorp, A. D., 2013. When does fishing lead to more fish? Community consequences of bottom trawl fisheries in demersal food webs.
  • Van Marlen, B., 1997. Alternative Stimulation in fisheries.
  • Van Marlen, B., Bergman, M. J. N., Groenewold, S., Fonds, M., 2001. Research on diminishing impact in demersal trawling – The experiments in The Netherlands.
  • Van Marlen, B., Grift, R., Van Keeken, O., Ybema, M. S., Van Hal, R., 2006. Performance of pulse trawling compared to conventional beam trawling.
  • Van Marlen, B., Van der Vis, H., De Haan, D., Burggraaf, D., Van der Heul, J., Terlouw, A., 2007. The effect of pulse stimulation on biota – Research in relation to ICES advice – Progress report with preliminary results.
  • Van Marlen, B., De Haan, D., Van Gool, A., Burggraaf, D., 2009. The effect of pulse stimulation on marine biota – Research in relation to ICES advice – Progress report on the effects on benthic invertebrates.
  • Van Marlen, B., Van Keeken, O. A., Dijkman Dulkes, H. J. A., Groeneveld, K., Pasterkamp, T. L., De Vries, M., Westerink, H. J., Wiegerinck, J. A. M., 2009. Vergelijking van vangsten en brandstofverbruik van kotters vissend met conventionele en SumWing-boomkorren.
  • Van Marlen, B., Wiegerinck, J.A.M., van Oss-Koomen, E., van Barneveld, E., 2014. Catch comparison of flatfish pulse trawl and a tickler chain beam trawl.
  • Van Stralen, M., Van den Ende, D., Troost, K., 2016. Inventarisatie van het sublitorale wilde mosselbestand in de westelijke Waddenzee in het voorjaar van 2016.
  • Verschueren, B., Lenoir, H., Vandamme, L., Vanelslander, B., 2014. Evaluatie van een seizoen pulsvisserij op garnaal met HA 31.
  • Visserijnieuws, 2008. HFK Engineering werkt aan zweefmodel voor Eurokotter; Meetweken Sumwing II.
  • Visserijnieuws, 2015. Regionale kenniskringen voor garnalenvissers van start; Grid in de garnalenvisserij?