Gegevens vanuit het onderzoek

Modellen helpen bij het maken van de bestandschatting, zoals staat beschreven in dit artikel. In de modellen van een bestandschatting worden gegevens gebruikt vanuit de visserij en vanuit het onderzoek. In dit artikel beschrijven we waarom en hoe onderzoekers gegevens verzamelen. Maar ook waarom ze tijdens surveys vissen in gebieden zonder of met weinig vis. Om te beginnen leggen we uit hoe een wetenschappelijke survey werkt en welk type surveys onderzoekers doen.

Wetenschappelijke survey

Wat is een wetenschappelijke survey? Dit is een verzameling van metingen naar visgegevens uitgevoerd door onderzoekers. De vismethode en de metingen volgen een protocol. Zo’n protocol beschrijft heel nauwkeurig hoe je moet meten, want het is belangrijk dat dit altijd op dezelfde manier gebeurt. Zo kun je de gegevens tussen verschillende jaren en plekken goed met elkaar vergelijken.

Wetenschappelijke surveys zijn internationaal gecoördineerd, zoals ook wordt uitgelegd in onderstaande video. Er is dus duidelijk afgesproken wie naar welk gebied gaat. Dit wordt samengevoegd tot één grote gegevensreeks die de ICES-werkgroepen bijvoorbeeld kunnen gebruiken om een bestandschatting te doen.

De vangsten van een onderzoeksschip wijken vaak af van de vangsten van een vissersschip. Het doel van een visser is namelijk zoveel mogelijk vis vangen. Een onderzoeker heeft een ander doel. Het doel van een onderzoeker is om te kijken hoe visbestanden zich ontwikkelen en op basis daarvan iets te zeggen over de hoeveelheid vis in zee. Daarom vist een onderzoeker ook op plekken waar geen vis zit, want alleen zo kun je op een realistisch gemiddelde komen. Met een wetenschappelijke survey ga je daarom een gebied systematisch af. Onderstaande video legt dit verder uit.

De vangsten van onderzoekers lijken in eerste instantie af te wijken van de vangsten van vissers. Toch komen de jaarlijkse patronen vaak overeen. In onderstaande video wordt uitgelegd hoe de verschillende vangstgegevens van onderzoekers en vissers soms hetzelfde beeld geven over een visbestand en waarom deze zo belangrijk zijn voor het onderzoek (de video is Engels gesproken, er is Nederlandse ondertiteling beschikbaar: klik op het tandwieltje -> subtitles -> Dutch).

De belangrijkste gegevens die worden verzameld tijdens surveys

Onderzoekers bekijken alle soorten in de vangst tijdens een survey en meten verschillende zaken. Door de vissen in de vangst te tellen en te sorteren op soort, krijg je een vangstsamenstelling. Dit kan door de gehele vangst te meten of door een steekproef te nemen. De steekproef moet dan wel een goede weerspiegeling zijn van de gehele vangst, anders schept het een vertekend beeld. Belangrijke gegevens voor het onderzoek zijn:

  1. de leeftijd;
  2. de lengte en het gewicht;
  3. het geslacht en de paairijpheid.

Voor sommige vissoorten meten onderzoekers ook de eiproductie, oftewel de hoeveelheid eitjes die het vrouwtje gemiddeld aanmaakt. Alle bovenstaande gegevens dragen bij aan de bestandschattingen. De gegevens worden ook gebruikt in onderzoek naar veranderingen van het ecosysteem in de Noordzee. Bij sommige van deze metingen gaan ook (oud)vissers mee. Dit is geen officiële plicht, maar dit is spontaan ontstaan. De afgelopen jaren zijn er diverse artikelen in Visserijnieuws verschenen van vissers die als waarnemer meegingen op de Tridens. Het verhaal van visser Jaap Tanis kun je hier lezen.

Jaap Tanis kijkt toe hoe Yoeri van Es van Wageningen Marine Research otolieten aan het snijden is. Bron: Nathalie Steins

1. Leeftijd van een vis

Om de leeftijd van een vis te bepalen gebruiken onderzoekers de gehoorsteentjes, ook wel otolieten genoemd. Iedere vis heeft otolieten in zijn kop. Een otoliet groeit gedurende het leven van een vis en er vormt zich elk jaar een nieuw randje. Deze is in de zomer groter en in de winter kleiner. Hierdoor kun je net als bij bomen de jaarringen tellen en kun je de leeftijd van de vis bepalen.

Zoals je kunt zien op de afbeelding hieronder is dat nog helemaal niet zo makkelijk, want de meeste otolieten zijn hartstikke klein. De otolieten van de ene vissoort zien er bovendien heel anders uit dan die van een andere vissoort. Er is daarom ook een specialist nodig om de uiteindelijke leeftijd te bepalen. Voor sommige soorten is het dusdanig moeilijk dat ze een eigen specialist hebben. Door de leeftijd van de vis te koppelen aan de lengte van de vis, kunnen onderzoekers een zogenaamde lengte-leeftijd sleutel maken. Deze lengte-leeftijd sleutel geeft aan wat de verdeling in leeftijden is bij een bepaalde lengte.

Een otoliet van een schol van 5 jaar oud. Bron: Wageningen Marine Research

2. Lengte en gewicht van een vis

De lengte van de vissen in de vangst geeft onderzoekers ook belangrijke informatie. Onderzoekers kunnen de leeftijd van de vis bepalen door de lengte-gegevens te koppelen aan de lengte-leeftijd sleutel. De gevonden leeftijden laten dan de leeftijdsopbouw van het visbestand zien. Leeftijd en lengte opbouw zegt iets over de omvang en groei van het bestand. Verder geeft het ook een beeld hoe de vissen functioneren in het omringende systeem.

Een haring gevangen tijdens de Internationale Bottom Trawl Survey (IBTS) op de internationale Noordzee. Het meten van de lengte levert belangrijke data op. Bron: Henk Heessen/Wageningen Marine Research

Onderzoekers kunnen ook aan de hand van lengte, leeftijd en paairijpheid voorspellen hoeveel vissen zich kunnen voortplanten. Dit is de paaistand waar we hieronder meer over vertellen. De lengte-leeftijd relatie kan wel eens schommelen en daarom zijn beide metingen belangrijk. Ook die schommelingen geven informatie; vissen kunnen zich aanpassen aan omstandigheden in zee. Deze aanpassingen kosten energie. Zodra de vissen zwaarder worden geeft dit meestal aan dat het goed gaat met de vissen en dat ze overige energie kunnen opslaan. Deze energie opslag draagt bij aan het gewicht.

3. Geslacht en paairijpheid

Ten slotte zijn onderzoekers ook nog geïnteresseerd in geslacht en de paairijpheid van de gevangen vissen. De paairijpheid van een vis delen onderzoekers op in verschillende stadia. De stadia geven de fase aan waarin de vis zich bevindt ten opzichte van de paaiperiode. Dat kun je zien door de ontwikkeling van de kuit of hom in de vis. Wanneer een vis bijna gaat paaien is de kuit of hom groot, wanneer de vis net gepaaid heeft is deze klein. Uiteraard bepalen onderzoekers tijdens deze metingen ook de verhouding mannetjes-vrouwtjes.

De surveys waarbij onderzoekers gericht op eieren vissen zeggen iets over het aantal paairijpe vrouwtjes. Deze metingen zeggen daarentegen minder over de aanwas van jonge vis. Dit komt doordat een groot deel van de eieren verloren gaat (bijvoorbeeld doordat ze worden opgegeten) en dus nooit zullen uitgroeien tot vis. Surveys waarbij onderzoekers gericht op vislarven vissen vertellen juist wel iets over de aanwas; de overlevende 0-jarigen en dus aankomende 1-jarigen.

Paaistand als maat voor het visbestand

De beheerder kijkt niet per se naar de totale visstand per soort, maar is vooral geïnteresseerd in de hoeveelheid geslachtsrijpe vis per soort. Dit noem je de paaistand, oftewel de vissen die zich nu voort kunnen planten. Alle bovenstaande gegevens dragen bij aan het berekenen/schatten van de paaistand. Ze worden gebruikt in de modellen/berekeningen die bijdragen aan het vangstadvies. De beheerder stelt ook doelen voor de paaistand. Dit doet de beheerder om het risico op een afname van de voortplanting door een tekort aan ouderdieren zo klein mogelijk te houden. Onderzoekers berekenen bijvoorbeeld hoeveel paairijpe vis er minimaal nodig is om het visbestand in de toekomst in stand te houden. Meer over deze doelen en berekeningen kun je lezen in dit artikel.

Type wetenschappelijke surveys

Onderzoekers gebruiken verschillende surveytechnieken. De belangrijkste zijn de:

  1. Trawl survey; vissen met een sleepnet.
  2. Akoestische survey; het schatten van de paaistand aan de hand van akoestische apparatuur.
  3. Eieren en larven survey; vissen op eieren en larven om een schatting van de paaistand te maken.

1. Trawl survey

Ieder jaar voeren onderzoekers van Wageningen Marine Research (WMR) de volgende trawl surveys uit op de Noordzee:

Zodra de vangst aan boord is, sorteren ze deze volledig. Van alle gevangen vissoorten bepalen ze dan de lengte-samenstelling. Van de belangrijke commerciële soorten verzamelen ze allerlei gegevens, zoals gewicht, geslacht, paairijpheid en leeftijd. De belangrijkste commerciële soorten verschillen per survey; het vistuig is gericht op de voornaamste doelsoorten.

Tijdens de BTS brengen de onderzoekers de leeftijdsopbouw van schol en tong in kaart. De boomkorsurvey is in de zomer van 1985 gestart en werd aanvankelijk in de zuidoostelijke Noordzee en de Duitse bocht uitgevoerd. Vanaf 1998 wordt een veel groter gebied bemonsterd, grofweg van 51°30’NB tot 58°NB. Gedurende deze survey wordt er gevist met een 8 meter boomkor in trekken van 30 minuten. Onderstaande video geeft een indruk van de BTS-survey.

Onderzoekers voeren de IBTS ook jaarlijks uit. Tijdens deze survey verzamelen onderzoekers gegevens om de sterkte van de jaarklassen te schatten van enkele soorten rondvis, zoals haring en kabeljauw. Overdag wordt er gevist met een standaard bodemtrawl. Deze heeft een nauwe maaswijdte (20 mm) en een netopening van ongeveer 30 meter breed en 5 meter hoog. De trekduur is 30 minuten.

Wil je meer weten over de bevindingen en hoe het eraan toegaat tijdens een survey? Lees dan het scheepsblog van de boomkorsurvey.

Tijdens de IBTS stellen onderzoekers onder andere de aanwas van éénjarige haring, sprot, kabeljauw, wijting, schelvis en kever vast te stellen. Bron: Wageningen Marine Research

2. Akoestische survey

Voor scholende vissoorten, zoals haring, sprot en blauwe wijting, doen onderzoekers akoestische metingen. WMR voert twee akoestische surveys uit, namelijk de akoestische haringsurvey (NHAS) in de Noordzee en de survey op blauwe wijting op de Atlantische oceaan. Deze surveys voeren onderzoekers uit met een echolood (echosounder) die geluidspulsen produceert. Dit geluid weerkaatst door bijvoorbeeld de bodem, maar ook vis (scholen) en andere objecten. Het echolood vangt de echo’s weer op. Het uitzenden en ontvangen van de geluidspulsen gaat zo snel dat er al varende een beeld ontstaat van de bodem en de visscholen. Dit heet een “echogram”.

Er wordt een echogram gemaakt met geluidspulsen. Bron: Wageningen Research

Tijdens een akoestische survey staat de echosounder constant aan en wordt er aan boord live meegekeken. Wanneer een school vissen op de echosounder te zien is, kan de onderzoeker besluiten te vissen. Ze vissen dan niet de hele school weg, maar nemen een steekproef. Vanuit deze kleine hoeveelheid kunnen ze dan de samenstelling van de school vis bepalen. Daarnaast is de steekproef te gebruiken om gegevens zoals lengte, gewicht, leeftijd en rijpheid te noteren. Tijdens de akoestische survey varen onderzoekers via een vooraf bepaalde route, waardoor ze de visstand goed in kaart kunnen brengen. Het maakt hier niet uit welk type net gebruikt wordt en hoe lang er gevist wordt. De hoeveelheid vis wordt uiteindelijk berekend aan de hand van de echogrammen. Het is dus wel belangrijk dat bekend is hoe de echosounder is ingesteld om de juiste berekeningen te kunnen maken.

Een overzicht van de verdeling van de internationaal gecoördineerde akoestische survey op de Noordzee. Nederlandse onderzoekers voeren de survey dus uit op het oranje deel. Bron: Wageningen Marine Research

Wil je meer weten over de bevindingen en hoe het eraan toegaat tijdens zo’n survey? Dan kun je dit lezen op het scheepsblog akoestische survey haring en sprot en het scheepsblog akoestische survey blauwe wijting.

3. Eieren en larven survey

Tijdens deze metingen vissen onderzoekers met een plankton-net, ook wel bekend als plankton-torpedo, op eieren en larven van scholende pelagische soorten zoals makreel, horsmakreel en haring. Hieronder zie je een voorbeeld van een plankton-torpedo.

Een plankton net of plankton torpedo die gebruikt wordt tijdens eieren en larve metingen. Bron: Wageningen Marine Research

Vanuit Wageningen Marine Research doen onderzoekers mee aan de internationale survey makreel- en horsmakreeleieren (MEGS), surveys op haringlarven (IHLS en DRS) en de Noordzee makreel eisurvey (NSMEGS).

Deze surveys verschillen nogal van de surveys op vissen, omdat eieren en larven niet actief zwemmen. Daarom houden onderzoekers rekening met de stroming en de verspreiding van larven en eieren. Ze moeten hiervoor op een vastgestelde route over een raster vissen. Langs deze vastgestelde route vissen onderzoekers steeds om de zoveel mijl op een vast meetpunt. Zo’n vast punt heet ook wel een ‘station’. Hieronder zie je een voorbeeld van een raster met stations.

Een voorbeeld van een raster dat gevolgt wordt bij een eieren en larve meting. Bron: Wageningen Marine Research

Tijdens deze surveys verzamelen onderzoekers de eieren en larven. Van de gevangen eieren en larven bepalen onderzoekers de vissoort en daarnaast tellen (en soms ook meten) ze het aantal eieren of larven. Dit geeft een schatting van de totale ei- of larvenproductie in het huidige paaiseizoen. De resultaten van deze metingen gebruikt ICES in de toestandsbeoordeling van het paaibestand. Wil je meer weten over de bevindingen en hoe het eraan toe gaat tijdens zo’n meting? Dan kun je dit lezen op deze blog over de survey op makreeleieren die tijdens de reis wordt bijgehouden.

Makreeleieren en net uitgekomen makreellarven, met duidelijk zichtbare dooierzak. Tijdens de survey makreel- en horsmakreeleieren op de Atlantische Oceaan wordt samengewerkt met vissers: naast onderzoeksschepen worden ook trawlers gebruikt. Zo kan goed het bestand bepaald worden van makreel en horsmakreel via de eiproductie van deze soorten. Bron: Wageningen Marine Research