Bestandsschatting is als een bevolkingsregister
Bij een bestandsschatting proberen visserijonderzoekers een schatting te maken van de hoeveelheid maatse vis van een bepaalde vissoort in zee. Een bestandsschatting is vergelijkbaar met een bevolkingsregister. Je houdt als het ware bij hoeveel vissen er worden geboren en hoeveel vissen er dood gaan. Dit laatste gebeurt of op een natuurlijke manier, bijvoorbeeld door ziekte of ouderdom, en noem je natuurlijke sterfte of doordat ze worden opgevist.
Het is erg lastig om te meten hoeveel vissen er geboren worden en hoeveel er aan een natuurlijke dood overlijden. Dit moeten onderzoekers schatten. Het aantal opgeviste vissen is wel bekend, want vissers houden hun vangsten bij in logboeken. Daarnaast worden die gegevens op de visafslag ook gecontroleerd en bijgehouden. Dit zijn dus heel belangrijke data om mee te rekenen. De afbeelding hieronder laat zien hoe een bestand toeneemt en afneemt.
Vissen naast de vaste visbestekken
De bestandsschatting wordt uiteindelijk gebruikt voor het vaststellen van de totale toegestane vangst (TAC). Een goede bestandsschatting is dus vooral in het belang van de visserij, want dit geeft aan hoeveel vis je op een duurzame manier kunt vissen.
Als visser zie je voornamelijk hoe visbestanden zich ontwikkelen op je vaste visbestekken. Bij een bestandsschatting kijk je niet alleen naar de ontwikkeling van een visbestand op de vaste visbestekken, maar naar een groter gebied. Want een visbestand strekt zich meestal ook uit over een groter gebied. Visserijonderzoekers willen dan ook een overzicht hebben van het totale bestand over het gehele gebied. Zonder bestandsschatting is het heel moeilijk om te bepalen hoeveel vis er in zee zit. Je kunt dan geen goed advies geven over de toegestane vangst, waardoor je kans maakt op onder- of overbevissing van visbestanden.
Zo werkt een bestandsschatting
Voor een bestandsschatting worden verschillende informatiebronnen gebruikt. Zo moet er ieder jaar geschat worden hoeveel vissen er van een bepaalde soort geboren zijn. Hiervoor wordt de leeftijd van de vissen in de vangst bepaalt. Dit doen onderzoekers aan de hand van de otolieten, ook wel gehoorsteentjes genoemd. In dit artikel kun je meer informatie vinden over de manier waarop onderzoekers dit doen.
Maar er is meer informatie nodig dan alleen vangstgegevens uit de visserij. Daarom wordt er ook door onderzoekers gevist. Deze onderzoeksreizen worden ook wel surveys genoemd. Uit deze verschillende informatiebronnen wordt dan met behulp van modellen de bestandsschatting gemaakt.
De bestandsschatting voor tong en schol bestaat uit 3 verschillende stappen. Deze stappen worden hieronder kort doorlopen.
Stap 1 – zien we veranderingen?
De eerste stap bestaat uit het in kaart brengen van de relatieve veranderingen in de visstand: hoeveel vis zit er in de zee vergeleken met het jaar ervoor (bijvoorbeeld, ‘twee keer zoveel’). De relatieve veranderingen kun je meten aan de hand van het vangstsucces, oftewel de vangst per trek. Hierbij kun je het vangstsucces van onderzoeksschepen en het vangstsucces van commerciële vissersvaartuigen gebruiken.
Het vangstsucces zegt dus niets over hoeveel tonnen vis erbij zijn gekomen of eraf zijn gegaan, maar het laat wel zien hoeveel meer of minder vis er in zee zit in vergelijking met voorgaande jaren. Je moet het vangstsucces dus zien als de verhouding tussen de vangst (in kilo’s) en inspanning (trek, pk’s, zeedagen).
Stap 2 – hoe groot was het paaibestand in het verleden?
Het principe voor het bepalen van de hoeveelheid vis in zee in tonnen is eenvoudig: elke vis die in zee zwemt gaat een keer dood. Als je bijhoudt hoeveel vissen er ieder jaar dood gaan door de visserij en door natuurlijke oorzaken, dan kun je reconstrueren hoeveel vis er oorspronkelijk in zee zat. Daarvoor zijn gegevens over de totale vissterfte nodig. De totale vissterfte bestaat uit:
- de natuurlijke sterfte (sterfte vanwege ziekte, predatie, ouderdom); en
- sterfte door visserij: de totale vangst in tonnen.
Totale vissterfte = totale sterfte door visserij + totale natuurlijke sterfte
De totale sterfte door visserij is makkelijk te bepalen via de logboekgegevens. Vissen die door natuurlijke oorzaken sterven, bijvoorbeeld door predatie, verhongering, ziekte en ouderdom, zien we nooit op de afslag. Om die vissen toch mee te tellen in de berekening van de visstand, schatten de onderzoekers de natuurlijke sterfte. Meer informatie over natuurlijke sterfte kun je hier vinden.
Paaistand
Om de paaistand te kunnen reconstrueren, moet de leeftijd van de vissen in de aanvoer bekend zijn. De aanvoer wordt op de afslag gesorteerd in verschillende marktcategorieën (lengteklassen). Per marktcategorie noteren zij van een groot aantal vissen de lengte, het gewicht, het geslacht en of de vis al geslachtsrijp is of niet (zie dit artikel voor meer informatie hierover). Door dat elk jaar te doen, krijg je een compleet overzicht van de vangst in aantallen per leeftijdsgroep.
Met deze gegevens kun je vervolgens de omvang van elke jaarklasse reconstrueren. Daarna kun je voor elk kalenderjaar de omvang van de verschillende jaarklassen in zee bij elkaar optellen. Zo kun je de omvang van het totale paaibestand in het verleden in kaart brengen. De natuurlijke sterfte is hierin nog niet meegenomen.
Voor tong wordt geschat dat jaarlijks ongeveer 10% van het bestand dood gaat door natuurlijke sterfte. Die vissen hebben ook in zee gezeten en moeten daarom worden meegeteld in de reconstructie. Stap 2 is vrij moeilijk, vandaar dat het uitgebreid staat beschreven in dit informatieboek (pagina 8).
Stap 3 – hoe zal het visbestand zich ontwikkelen?
Dankzij stap 2 kun je dus goed terugkijken in de tijd en zien hoe groot een paaibestand in het verleden is geweest. Maar de beheerder wil vooral weten hoe groot het paaibestand nu is en hoeveel er komend jaar op een duurzame manier gevangen kan worden. Dit doen onderzoekers in stap 3, namelijk het ijken.
IJken houdt in dat een aantal mogelijke ontwikkelingen in de gereconstrueerde paaistand wordt vergeleken met ontwikkelingen in het vangstsucces van de onderzoeksschepen en in de visserij. Op die manier is de meest waarschijnlijke ontwikkeling in de paaistand van de laatste jaren vast te stellen. In de afbeelding hieronder geven we een voorbeeld van het ijken.
De 3 stappen op een rijtje
Hieronder zie je een overzicht van alle 3 de stappen. Na het doorlopen van deze 3 stappen kan ICES een vangstadvies geven. Er komt veel kijken bij het doorlopen van deze 3 stappen. Vandaar dat er een informatieboek is gemaakt wat dit hele proces uitgebreid beschrijft en het aan de hand van voorbeelden uitlegt. Dit informatieboek is hier te vinden.
Voor een bestandsschatting zijn modellen nodig
Tijdens de bestandsschatting gebruiken onderzoekers modellen. Het is namelijk onmogelijk om alle vissen in zee te tellen, want ze bewegen en zijn onzichtbaar voor ons doordat ze onder water zitten. Je moet hier dus op een andere manier achter komen en daarvoor worden modellen gebruikt.
Een model is een manier om het aantal vissen te schatten. Alle informatie die onderzoekers ontvangen en verzamelen voeren ze in een model in. Het model berekend/voorspeld dan met een aantal rekenregels de ontbrekende informatie. Alhoewel de modellen slim in elkaar zitten en gebaseerd zijn op jarenlange ervaring, blijven het schattingen. Na verloop van tijd weten we met meer zekerheid of de schatting ook klopt. En klopt het niet, dan is dit nieuwe informatie waarmee het model weer wordt aangepast.
Betrouwbaarheid van een model
Hoe goed zo’n model het doet, oftewel hoe dicht de voorspelling bij de waarheid ligt, wordt ook bepaalt door de hoeveelheid gegevens die je erin stopt en wat de kwaliteit van die gegevens is. Meer gegevens van een goede kwaliteit resulteren in een betere bestandschatting!
Het is dus heel belangrijk dat vissers en onderzoekers goed samenwerken. Dat er zoveel afhangt van een schatting lijkt misschien een beetje raar, maar eigenlijk berusten veel van onze dagelijkse keuzes uiteindelijk op ingewikkelde modellen met veel onzekerheden. Denk bijvoorbeeld aan het weer, alle weersvoorspellingen zijn gebaseerd op modellen. Of jij de deur uit stapt met je regenjas aan is gebaseerd op een schatting. Deze schatting is behoorlijk nauwkeurig door het jarenlang verzamelen van informatie.
In de video hieronder wordt in het kort uitgelegd hoe modellen voor de visserij worden gebruikt (de video is Engels gesproken, er is Nederlandse ondertiteling beschikbaar: klik op het tandwieltje -> subtitles -> Dutch).
Omgaan met onzekerheden
Over de exacte omvang van de paaistand op dit moment bestaat geen zekerheid. Het is moeilijk om te schatten hoe groot de omvang van de paaistand nu is, want alle vissen die nu in zee zitten zullen pas in de komende jaren zichtbaar worden in de vangst. Daarmee blijft de bestandschatting dus een schatting. Wel stellen onderzoekers de geschatte omvang van de paaistand indien nodig bij na nieuwe bestandschattingen, zoals te zien is in onderstaande grafiek voor schol.
De beheerder wil graag weten hoe groot de paaistand op dit moment is. Dit heeft de beheerder nodig om het quotum voor volgend jaar vast te stellen en daarmee de visserijdruk te regelen. Hierdoor blijft er altijd enige onzekerheid over de omvang van de paaistand op dit moment. Bij het vaststellen van de TAC houdt de beheerder rekening met deze onzekerheden in de bestandschatting.
Toch is het soms nodig om achteraf nog wijzigingen te doen aan de eerder gedane bestandschatting. De video hieronder legt uit waarom ze een bestandschatting soms achteraf aanpassen.
Beste methode voor de Noordzee
Momenteel is de bestandschatting, via reconstructie en ijken, de methode die het beste past bij het huidige visserijbeheer in de Noordzee. Maar op sommige onderdelen van de bestandschatting kunnen we de onzekerheden misschien verkleinen. Momenteel lopen er meerdere projecten binnen de visserij om deze onzekerheden te verkleinen. Lees in dit artikel verder over deze projecten.