Vissers werken op zee en dat is heel anders dan werken op het land. Op land lijkt het wel eens dat er geen stukje land meer is waar je gewoon kunt doen wat je wilt. De meeste stukken land in Nederland zijn namelijk van iemand. Akkerland is van een boer, de parkeerplaats bij kantoor is van het bedrijf, natuurgebieden zijn van Staatsbosbeheer of Natuurmonumenten en de achtertuin is van de buurman of van jouzelf. En als het land van jou is, heb je er iets over te zeggen. Je kunt er zelfs een hek omheen zetten. En als er iets groeit op jouw stukje grond, dan is dat van jou!
Op zee is dat natuurlijk anders. Daar kun je gaan en staan waar je wilt. De zee is immers van niemand, of eigenlijk, de zee is van iedereen. En wat er in de zee leeft, zoals tong, kreeft of kabeljauw, is dus ook van iedereen en dus van niemand in het bijzonder. En daar kan je als visser mooi gebruik van maken. Je hoeft de eigenaar van een bepaald stukje zee niet om toestemming te vragen om daar te vissen. En je hoeft niet bang te zijn dat er een hek omheen komt te staan. Er zijn echter wel regels op zee om de orde te bewaren.
1 Tragedie van de meent
Als je nu naar de zee kijkt, dan lijkt er weinig veranderd. Er staan nog steeds geen hekken op zee. Maar er zijn tegenwoordig wel duidelijke regels over de verdeling van de zee. En deze regels op zee zijn hard nodig. Zonder regels op zee kan niet alleen jij, maar iedereen doen wat hij/zij wil. Dan zou elke visser zelf kunnen bepalen waar hij vist, met hoeveel schepen en met welke maaswijdte. Dan zouden koopvaardijschepen kriskras door elkaar varen, zouden bedrijven overal windmolenparken kunnen neerzetten, zouden oliemaatschappijen overal gas of olie uit de zeebodem kunnen halen, enzovoort. Op deze manier blijft er weinig zee over en ontstaan er hoogstwaarschijnlijk conflicten. Dan krijgen we te maken met de tragedie van de meent of de ‘tragedy of the commons’. De afbeelding hieronder legt uit wat die tragedie precies is.
Regels voor de visserij
Om de visserij te kunnen beheren, moet eerst duidelijk zijn van wie de vis en de zee is. Op het moment dat er geen regels op zee zijn en het visbestand van iedereen is, dan is het visbestand de meent. Elke visser zal dan proberen om zo veel mogelijk te vangen en te verdienen.
Als de vis van iedereen is, dan wordt elke vis die jij niet vangt gevangen door de buurman, die bijvoorbeeld meer schepen heeft of met nauwere mazen vist. Daarom zal elke visser, in een wereld zonder regels, ervoor kiezen zo hard mogelijk te vissen, want: hoe hoger de vangst, hoe hoger de inkomsten op dat moment.
Maar als elke visser dat doet, blijft er op den duur weinig vis in zee over. De extra inkomsten zijn in het begin een voordeel voor het individu (de visser). Maar na verloop van tijd zijn er ook ongewenste effecten, bijvoorbeeld afname van het visbestand. Dit is uiteindelijk een tragedie voor alle vissers samen. Je hebt er immers allemaal last van als er minder vis is zee zit! Om een tragedie voor te zijn moeten alle gebruikers van de zee daarom afspraken maken en vooruitkijken.
2 Internationale regels op zee
Om de tragedie van de meent te voorkomen zijn er wereldwijde afspraken gemaakt over het gebruik van de zee. Als de zee van iedereen is, wie bepaalt dan de regels? Je raadt het al, iedereen. Er zijn een aantal overkoepelende organisaties die de regels en wetten bedenken voor alle zeeën ter wereld. Voordat een wet of regel ook echt geldt voor iedereen zal erop gestemd worden. Dan heeft uiteindelijk iedereen meegedacht over de wet- en regelgeving op zee.
Grenzen op zee
Om de regels op zee te kunnen overzien is de zee verdeeld met een aantal grenzen. Een belangrijke grens is de Exclusieve Economische Zone (EEZ). Landen stellen een Exclusieve Economische Zone (EEZ) in, die loopt van de kust tot 200 zeemijlen (±370 km) in zee. Binnen de EEZ heeft een land het wat betreft veel zaken voor het zeggen. Zo heeft een land het recht om de daar aanwezige grondstoffen uit de bodem en de zee te winnen en te beheren, zoals vis.
Naast de EEZ bestaan er nog meer grenzen in zee, zoals territoriale wateren, internationale wateren en het continentaal plat. De territoriale wateren zijn de kustzone van een land. Internationaal is bepaald dat dit maximaal 12-mijl vanaf de basislijn is (dit is de scheiding tussen zee en land/binnenwater) en wordt daarom ook wel de 12-mijl zone genoemd. Binnen de territoriale wateren kan een land zelf zijn regels bepalen. Het continentaal plat is het deel van het continent (landplaat) dat onder water staat.
Op het continentale plat gaan we hier verder niet in omdat deze regels voor Nederlandse visserij minder belangrijk zijn.
Binnen de verschillende grenzen heeft men vaak te maken met verschillende partijen en verschillen in wet- en regelgeving. Dit zorgt ervoor dat visserijbeheer best ingewikkeld is. Voor een goed visserijbeheer is samenwerken heel erg belangrijk om conflicten te voorkomen.
Volle zee
De volle zee, ook wel de internationale wateren genoemd, behoort niet tot een land. Hierdoor is het erg lastig om de volle zee te beheren. In het verleden leidde dit tot zogenaamde visserijoorlogen, zoals de kabeljauwoorlogen in 1972 tussen IJsland en het Verenigd Koninkrijk. Bij dit soort conflicten eist een bepaald land meestal de visgronden op en verbiedt vissers uit andere landen om in datzelfde gebied te vissen. Om deze conflicten te vermijden is er ook op internationaal niveau behoefte aan een vorm van beheer.
Internationale afspraken
Dat beheer van de internationale wateren is behoorlijk lastig. Als ieder land een stukje zou krijgen en eigen regels instelt wordt het onmogelijk om nog ergens te varen. Elk schip moet dan steeds aan andere regels voldoen. Daarnaast hebben vissen geen idee van grenzen en regels, die zwemmen vrij rond. Daarom zijn er gezamenlijke afspraken gemaakt over het gebruik van de internationale wateren.
Ook zijn er internationale afspraken gemaakt over vissersschepen en bemanningen. Deze zijn vastgelegd in:
- De constructie van vissersschepen (Torremolinos convention/Cape town agreement)).
- De opleiding en training van vissers (Standards of Training, Certification and Watchkeeping for Fishing Vessel Personnel (STCW-F)).
- De werk- en leefomstandigheden aan boord van vissersschepen (Work in Fishing convention C.188).
Deze verschillende afspraken worden gemaakt door drie organisaties binnen de Verenigde Naties.
Hieronder bespreken we welke organisaties dit zijn en waar ze zich mee bezighouden.
Internationale Maritieme Organisatie
De Internationale Maritieme Organisatie (IMO) heeft als doel een zo veilig en milieuvriendelijk mogelijke scheepvaart. Deze organisatie maakt verdragen en geeft richtlijnen over, onder andere:
- De veilige constructie van zeeschepen.
- Beschermen van het mariene milieu (MARPOL).
- De veiligheid in havens.
- De communicatie op zee.
- Het voorkomen van aanvaringen op zee (COLREG).
- Opleiding en training.
Met onder andere deze afspraken probeert de IMO het werk voor alle zeevarenden veilig te maken. De opleiding en training van vissers is hierbij een heel belangrijke afspraak, want goed opgeleid personeel is goed voor zowel het milieu als voor de veiligheid op zee.
Stel je voor dat je moet werken op een schip waar niemand weet hoe je moet handelen in geval van een noodsituatie? Dit is erg gevaarlijk! Het is daarom belangrijk dat iedereen die de zee op wil, wereldwijd dezelfde basistraining krijgt.
Voor de grote vaartuigen geldt dat ze een IMO-nummer moeten aanvragen. Dit nummer is een identificatienummer waaraan schepen herkend worden. Het nummer wordt uitgegeven bij het bouwen van het schip. Sinds 2013 moeten ook vissersvaartuigen van 12 meter of groter dit nummer aanvragen.
In de afbeelding hieronder kun je precies vinden wanneer een schip een IMO-nummer nodig heeft.
Internationale arbeidsorganisatie
De Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) is opgericht om sociale rechtvaardigheid en fatsoenlijk werk te bereiken. De ILO werkt onder andere aan de volgende zaken:
- Het bevorderen van het recht op werk.
- Het verbeteren van de kans om werk te krijgen en te behouden voor mannen en voor vrouwen.
- Het invoeren en uitbouwen van sociale zekerheid.
- Het tegengaan van slavenarbeid, dwangarbeid, kinderarbeid en discriminatie op het werk.
- Ook probeert de ILO de sociale dialoog tussen werkgevers, werknemers en overheid te bevorderen.
Kortom, de ILO zet zich in voor mensenrechten. De ILO heeft in 2007 de ‘Work in Fishing Convention’ aangenomen. Dit verdrag helpt minimale regels op te stellen voor het bemannen van vissersschepen en voor fatsoenlijke werk- en leefomstandigheden aan boord. Daarbij moet je denken aan normen voor de bemanningsverblijven, eten en drinken aan boord, eisen aan veiligheid en gezondheid, medische zorg en sociale zekerheid.
De ‘Work in Fishing Convention’ (C188) geldt voor alle vissers. Uiteindelijk is het voor een duurzame visserij van groot belang dat vissers ook worden beschermd tegen onder andere onveilige situaties en uitbuiting.
Wil je meer weten over de ‘Work in Fishing Convention’? Bekijk dan het kennisdossier ‘Veiligheid op zee’.
Internationale Voedsel- en Landbouworganisatie
De Internationale Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO) houdt zich voornamelijk bezig met het ontwikkelen van een duurzame en veilige visserij en de voedselveiligheid van vis en visproducten voor menselijke consumptie.
Een belangrijk document van de FAO is de ‘Code of Conduct for Responsible Fisheries’. Hierin staan niet alleen richtlijnen voor het opzetten van duurzame visserij, maar ook voor de opleiding, training en de werkomstandigheden van vissers. Daarnaast werkt de FAO samen met de IMO en de ILO bij het geven van richtlijnen op genoemde werkterreinen. Niet alleen voor vissersschepen van 24 meter of meer, maar ook voor kleinere vissersschepen.
Internationale besluitvorming – verdrag
De door IMO, ILO en FAO gemaakte afspraken en verdragen helpen om de juiste maatregelen te nemen. Maar hoe zorgen ze dan dat alle landen zich hieraan houden en akkoord gaan? Dit is een lastig proces. De ILO, IMO en FAO stellen een plan met regels op. Dit plan word besproken met alle VN-landen tijdens een conventie.
Een conventie word alleen aangenomen als genoeg landen een handtekening zetten, dit heet ratificeren. De afspraken gaan dus over ons allemaal, maar ze treden alleen in werking wanneer genoeg landen het ermee eens zijn.
Zo is in 1977 het ‘Torremolinos Verdrag’ voor de veilige constructie van zeevisserijschepen met een lengte van 24 meter of meer aangenomen. Maar omdat te weinig landen dit verdrag hebben geratificeerd, is het verdrag niet in werking getreden. De regels gelden dan niet. In 2012 in Kaapstad werd het verdrag, nu omgedoopt in het ‘Cape Town Verdrag’, wederom niet door genoeg landen geratificeerd. In 2022 is er een volgende bijeenkomst over dit verdrag met de hoop dat er dan wel genoeg landen ratificeren.
Vlaggenstaten
Landen (lidstaten van de VN) ondertekenen dus een internationaal verdrag. Maar hoe zijn de schepen hieraan verbonden? De volle zee is tenslotte van iedereen. Hier val je dus niet onder de handhaving van één land. Om toch te kunnen handhaven op de volle zee varen schepen onder een vlag en worden de verdragen op zee ondertekend door vlaggenstaten.
Een vlaggenstaat is een land waarin een schip geregistreerd staat. Het schip voert van dit land de handelsvlag. Wanneer je een schip registreert in een land, dan moet dat schip zich aan de wet- en regelgeving houden van dat land. Als je een schip dus laat varen onder Nederlandse vlag, dan moet het schip zich houden aan de Nederlandse wet- en regelgeving.
Wetten voor schepen zijn over het algemeen wereldwijd hetzelfde omdat deze voortkomen uit internationale wetgeving. Een land is verantwoordelijk voor de schepen die onder zijn vlag varen en is daarmee ook verantwoordelijk voor het toezicht en de handhaving.
Havenstaten
Sommige vlagstaten houden er minder strenge wet- en regelgeving op na. Hier is bijvoorbeeld de belasting lager of zijn de inspecties soepeler. Dit worden goedkope vlaggen genoemd (flags of convenience). In de jaren 70 zorgden deze belastingvoordelen voor een verschuiving van schepen naar de goedkope vlaggen. Panama en Liberia zijn voorbeelden van goedkope vlaggen.
Deze oneerlijke verdeling werd opgelost in 1982 toen de havenstaten werden geïntroduceerd. Een havenstaat geeft een staat de mogelijkheid om wetten en regels in de havens aan te nemen en te handhaven.
Stel een Nederlands schip vaart onder een goedkope vlag, maar hij ligt in de haven van Rotterdam. In dat geval moet het schip zich ook aan de regels van de Nederlandse staat houden. Ze kunnen gecontroleerd en bij overtreding beboet worden. Hierdoor moet ieder land zich uiteindelijk aan dezelfde regels houden. Hierdoor zorgen de landen samen voor een eerlijke, milieubewuste en winstgevende zeevaart. De verdeling en verhouding tussen de verschillende internationale verdragen staat in de infographic hieronder nog eens uitgelegd.
Conclusie
Het eerste niveau waarop regels op zee zijn vastgelegd is dus op internationaal niveau. Beleid vanuit de Verenigde Naties legt de grondslag voor:
- veilige en milieuvriendelijke scheepvaart (IMO);
- sociale rechtvaardigheid en fatsoenlijk werk (ILO); en
- duurzame en veilige visconsumptie (FAO).
3 Europese besluitvorming
Om samen gebruik te maken van de zee zijn er regels nodig. Algemene zaken zoals regels over schepen en bemanning zijn internationaal afgesproken. Er zijn ook internationale afspraken gemaakt over visserijbeheer. Maar de wet- en regelgeving per continent verschilt enorm door de verschillen in zeeën, visserijen en vissoorten. Zo is de situatie in Azië bijvoorbeeld heel anders dan in Europa. Hierdoor moet je ook specifieke wet- en regelgeving maken die past bij de situatie van een continent of land. Daarom zijn de internationale afspraken en doelen uitgewerkt en ingevuld op Europees niveau door het Europees Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB).
Besluitvorming in de Europese Unie
Wet- en regelgeving waar Nederlandse vissers zich aan moeten houden wordt opgesteld door de EU. De EU bestaat uit de Europese Commissie, het Europees Parlement en de Raad van ministers.
De Europese Commissie (EC)
De Europese Commissie (EC) is verantwoordelijk voor de dagelijkse uitvoering van het beleid van de Europese Unie en schrijft bijvoorbeeld de wetsvoorstellen. Deze wetsvoorstellen worden geschreven op basis van de best beschikbare wetenschappelijke kennis.
Voor de visserij zijn de Internationale Raad van Onderzoek der Zee (ICES) en het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de Visserij (STECF) belangrijke adviesorganen die de EC van kennis voorzien. De EC heeft het zogenaamde initiatiefrecht, hierdoor mag de Europese Commissie wetten schrijven of wetswijzigingen voorstellen.
De Europese Commissie bestaat uit allemaal verschillende commissarissen en die houden zich allemaal bezig met verschillende onderdelen van het beleid. De huidige Europese commissaris voor Milieu, Oceanen en Visserij is Virginijus Sinkevičius, welke hieronder is te zien.
Hij maakt besluiten en laat zich adviseren door een soort subcommissie, een Directoraat-Generaal (DG) heet dit. Zo is er de DG voor Maritieme Zaken en Visserij ook wel DG-MARE genoemd.
Vanuit de commissie wordt geld beschikbaar gesteld in de vorm van fondsen. Zo heb je het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV, in het Engels European Maritime and Fisheries Fund (EMFF)). Dit fonds financiert de werkzaamheden van de EC op het gebied van visserij en verder wordt geld beschikbaar gesteld om onderzoek te doen, innovatie te promoten en wetten te handhaven.
Het Europees Parlement (EP)
Het Europees Parlement (EP) bestaat uit meer dan 700 parlementsleden. Het EP is het enige onderdeel van de EU waar verkiezingen voor worden gehouden. Iedereen binnen Europa kan dus stemmen op parlementsleden voor het Europees Parlement. Een gekozen parlementslid mag 5 jaar in het Parlement zitten.
De parlementsleden behoren tot zogenaamde fracties, die zijn vergelijkbaar met bijvoorbeeld het partijenstelsel zoals wij dat in de Nederlandse politiek kennen. Het Europees Parlement heeft twee belangrijke taken, namelijk adviseren en besluiten. Zo is het EP een adviesorgaan. Daarnaast heeft het EP besluitrecht. Ze mogen wetsvoorstellen van de Europese Commissie goedkeuren en afkeuren.
Het Europees Parlement heeft ook commissies om zich te laten adviseren. Zo bestaat er de parlementaire commissie voor visserij, dit is de PECH-commissie.
De visserijcommissie overziet de volgende beleidsdoelen:
- Het uitvoeren en bewerken van het Gemeenschappelijk Visserijbeheer (GVB).
- Het beschermen van visserijgebieden, management van visserij en de vloot in deze gebieden.
- Stimuleren van onderzoek naar de oceaan en visserij.
- Het organiseren van de markt en marktwaarde van vis.
- Een gestructureerd beleid van visserij en aquacultuur
- Beheer van de financiële instrumenten zoals fondsen.
- Het meenemen van internationaal maritiem beleid met betrekking tot visserij.
- Het onderhouden van duurzame visserij afspraken met andere landen zowel binnen als buiten de Europese Unie.
De Europese raad van ministers (de Raad)
Tenslotte is er de Europese Raad van ministers, ook wel bekend als de Raad. In de Raad zit van elk Europees land één minister. Voor elk beleidsterrein bestaat de Raad dus uit andere ministers. Niet op alle beleidsterreinen vergadert de Raad even vaak. De Raden voor Algemene zaken, Economische en Financiële zaken en Landbouw en Visserij vergaderen maandelijks, terwijl de rest maar twee tot vier keer per jaar bijeenkomen.
In de Europese Raad voor Landbouw en Visserij zit Carola Schouten namens Nederland. Zij is in Nederland minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) waar ook de visserij onder valt. De belangrijkste bijeenkomst van de Raad voor de visserij is de decemberraad. Hier wordt de TAC (totale toegestane vangst) en quota’s vastgesteld voor het volgende jaar.
De Raad heeft net als het Europees parlement een besluitrecht, ze mogen wetsvoorstellen van de EC dus goedkeuren of afkeuren. Minister Schouten zal in de Europese besluitvorming de Nederlandse belangen behartigen en standpunten verdedigen. Tegelijkertijd moet zij vastgestelde afspraken vanuit de EC doorvoeren in het Nederlandse beleid.
Het Europese besluitvormingsproces
De EC, EP en de Raad nemen gezamenlijk de besluiten in de EU. Hoe komen deze besluiten tot stand? De Europese Commissie komt met een wetsvoorstel of een voorstel om een bestaande wet te wijzigen. Zowel het Europees Parlement als de Raad bekijken het voorstel en stemmen hierover. Zij moeten het vervolgens samen eens worden over het voorstel. Dit voorstel gaat dan terug naar de EC, waarna de EC het wetsvoorstel/de wijziging kan aannemen en uitvoeren.
Het kan ook gebeuren dat het voorstel aangepast moet worden doordat het EP en/of de Raad het er niet mee eens zijn en aanpassingen willen. Het aangepaste voorstel gaat daarna weer langs bij het EP en de Raad. Uiteindelijk moeten de drie partijen, de EC, EP en de Raad van ministers tot een besluit komen.
Wanneer ze niet tot een besluit kunnen komen of er te weinig informatie is, dan kunnen de EC, de Raad en het EP besluiten om voor of tijdens het besluitvormingsproces extra, informele, onderhandelingen te voeren. Deze overleggen worden in het jargon een ‘triloog’ genoemd.
Samenwerking met de visserij
Er bestaan mooie kansen om vanuit de visserij een bijdrage te leveren aan een effectief visserijbeheer. Beheerders in de Europese Unie hopen dat wanneer alle partijen meer met elkaar samenwerken, het visserijbeleid voor alle betrokkenen uitvoerbaar, naleefbaar en handhaafbaar wordt. Beleid is uiteindelijk alleen succesvol als alle betrokkenen de regels als eerlijk, zinnig en effectief ervaren waardoor ze ook bereid zijn zich aan de regels te houden. Hiervoor is de inbreng van vissers van groot belang.
Adviesraden
De visserijsector kan op meerdere momenten z’n belangen inbrengen. Één van de vergaderstructuren waarbinnen belanghebbenden uit de visserij een stem krijgen zijn de adviesraden (Engels: Advisory Council (AC)). Zij geven advies aan de Europese Commissie over verstandig beheer van visbestanden per regio. In een AC zitten zowel de visserijsector als ook andere belangengroepen zoals milieuorganisaties. Zo is 2/3 van de zetels in een AC gereserveerd voor de visserij en 1/3 voor andere belangengroepen.
Voor Nederland is vooral de Noordzee-adviesraad (Noordzee AC) en de Noordwestelijke wateren Adviesraad (NWWAC) belangrijk. De Nederlandse visserij is hierin vertegenwoordigd door VisNed, de Nederlandse Vissersbond en de Redersvereniging voor de Zeevisserij.
Europêche
Daarnaast worden de belangen van een groot deel van de Europese vissers in Europa behartigt door Europêche. Dit is een platform waarbij veel nationale visserij belangenorganisaties zijn aangesloten met het doel om Europese beleidsmakers te informeren over de visserij. Namens Nederland zijn de Pelagic Freezer-Trawler Association (PFA), VisNed en de Nederlandse Vissersbond aangesloten bij Europêche.
4 Regelgeving en samenwerking tussen de Europese Unie en niet-EU-landen
Er zijn bepaalde visssoorten die op volle zee voorkomen of die over grote afstanden trekken. Ook zijn Europese vissers actief in niet-Europese wateren. Om deze vissoorten duurzaam te beheren en om conflicten te voorkomen moet de EU ook afspraken maken met niet-EU-landen. Dit doet de EU middels:
- Regionale Visserij Organisaties (RVO)
- Partnerschapsovereenkomsten (POV)
- Bilateraal
- Wederkerigheid
- Slapend bilateraal
Regionale Visserij Organisaties
Zo zijn er bijvoordbeeld de Regionale Visserij Organisaties (RVO’s). Dit zijn internationale organisaties die worden opgericht door landen met visserijbelangen in een bepaalde regio. Sommige van die RVO’s beheren alle visbestanden in een specifiek gebied, terwijl andere RVO’s zich vooral richten op vissoorten die over grote afstanden trekken zoals tonijn. De Europese Commissie speelt een actieve rol in zes tonijnorganisaties en elf andere RVO’s. Een paar voorbeelden van RVO’s die belangrijk zijn voor de Nederlandse pelagische visserij zijn:
- De Internationale Commissie voor de instandhouding van de tonijnachtigen in de Atlantische Oceaan (ICCAT).
- Visserijcommissie voor het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (NEAFC)
- Regionale Organisatie voor het visserijbeheer in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan (SPRFMO)
De laatste RVO is belangrijk voor de visserij op Chileense horsmakreel.
Partnerschapsovereenkomsten
De partnerschapsovereenkomsten (POV’s) sluit de EU om de wereldwijde visbestanden te kunnen benutten. Zo heeft de EU POVs met landen in Afrika en de Stille Oceaan. Hier betaalt de EU dus voor de toegang tot visgronden. Het merendeel van deze POV’s gaan over visrechten op tonijn. De andere overeenkomsten met bijvoorbeeld Mauritanië en Marokko gaan over meerdere vissoorten. Deze zijn van belang voor de Nederlandse pelagische vissersvloot.
Er zijn drie verschillende soorten POV’s: bilaterale partnerschapsovereenkomsten, wederkerigheidsovereenkomsten en slapende bilaterale partnerschapsovereenkomsten. Hieronder worden de verschillen uitgelegd.
Bilaterale partnerschapsovereenkomsten
Dit zijn overeenkomsten tussen twee landen (bilateraal = tweezijdig). Bijvoorbeeld tussen de EU en Mauritanië. Dit gaat meestal over visrechten in de Exclusief Economische Zone (EEZ) van deze landen. Meestal bezitten deze landen veel vis in hun wateren, maar hebben ze niet de middelen/capaciteit om deze vis zelf te vangen. De EU verleent dan financiële en technische steun in ruil voor visserijrechten, meestal met zuidelijke landen.
Door deze POV’s krijgt de Europese vissersvloot toegang tot visbestanden van deze zogenaamde partnerlanden. Het geld wat de EU betaalt voor deze visrechten wordt gereserveerd om het nationale visserijbeleid te ontwikkelen en te ondersteunen. Ook kunnen landen onderzoek uitvoeren en het visserijbeleid handhaven (bestrijden van illegale visserij) met dit geld. Het partnerland en de EU maken samen afspraken over de toekenning en het beheer van dit geld.
De EU probeert met deze overeenkomsten er dus voor te zorgen dat de Europese visserij extra mogelijkheden heeft om te vissen. Deze partnerlanden kunnen of willen deze visbestanden niet zelf bevissen en geven de Europese vloot via een POV toegang tot de bestanden in hun wateren.
De EU streeft er met deze POV’s naar dat de vangstmogelijkheden in lijn zijn met de best beschikbare wetenschappelijke adviezen, dat kwetsbare bestanden door deze vangstmogelijkheden niet nog verder worden uitgedund en dat de EU-schepen geen concurrent worden van de lokale ambachtelijke vissers. Een regel is bijvoorbeeld dat EU-vaartuigen nooit toestemming hebben om binnen de 12-mijl van de kust te vissen. Ook moeten Europese schepen lokale vissers in dienst nemen.
Een aantal maatschappelijke organisaties zijn kritisch over de visserijovereenkomsten van de EU met niet-EU landen, zoals de visserij in West-Afrika en Zuid-Amerika. Ze zijn van mening dat er door EU-schepen roofbouw gepleegd wordt op de visvoorraden van veel Afrikaanse landen. Afrikaanse lokale dorpen zijn sterk afhankelijk van de visserij voor hun inkomsten en voedselzekerheid. De lokale Afrikaanse bevolking vist met name met een kleinschalige vloot van lange houten kano’s. De Europese trawlervisserij is grootschalig en maatschappelijke organisaties vrezen daarom dat de POV’s:
- Bijdragen aan overbevissing.
- De voedselvoorziening van ontwikkelingslanden bedreigen.
- De ontwikkeling van de lokale visserij verhinderen.
Ook worden ontwikkelde landen ervan beschuldigd te weinig geld te betalen voor wat ze vangen. Volgens sommige organisaties helpen de overeenkomsten de rijken om te stelen van de armen.
Wederkerigheidsovereenkomst
Dit is een overeenkomst over een bepaald bestand, waarbij de EU gezamenlijk het bestand beheert met een niet-EU-land. Deze landen hebben voldoende middelen om hun eigen visbestanden te bevissen. Dit gaat dus ook meer om het gezamenlijk beheren van bestanden en het ruilen of uitwisselen van quota. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het Verenigd Koninkrijk, Noorwegen, Ijsland en de Faeröer eilanden. Deze landen zijn namelijk geen onderdeel van de Europese Unie. Dit noemen we ook wel de “noordelijke overeenkomsten” .
Deze noordelijke overeenkomsten gaan bijvoorbeeld over haring, makreel en blauwe wijting. Voor afspraken over Atlanto Scandiac haring, blauwe wijting en makreel zit ook Rusland soms aan tafel; bij makreel soms ook Groenland.
De overeenkomsten met Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk zijn de belangrijkste visserijovereenkomsten die de EU met niet-EU-landen heeft. Tegen het einde van het jaar gaan de Europese Unie en deze landen met elkaar in gesprek over hoeveel vis er het jaar daarop mag worden gevangen en hoe die vis zal worden verdeeld.
Soms gaan afspraken over de Totaal Toegestane Vangst (TAC) voor deze gedeelde bestanden niet in goede overeenstemming. In 2010 bijvoorbeeld besloten IJsland en de Faeröer eenzijdig om zichzelf een makreel-TAC toe te kennen. Dit stuitte tegen de borst van de EU, want voor een goed beheer van het makreelbestand moeten afspraken gemaakt worden tussen de EU, Noorwegen, IJsland en de Faeröer.
Ook in 2009 hebben IJsland, Noorwegen en de Faeröer zichzelf, buiten de vangstafspraken met de EU om, extra vangstrechten voor makreel toegekend. Deze extra quota hadden toen een omvang van minstens 25% van de officiële TAC.
De Nederlandse visserij heeft veel baat bij deze overeenkomsten. Een groot deel van de Nederlandse kabeljauw word bijvoorbeeld gevangen in de wateren van Noorwegen. Daarnaast zorgt het verlaten van de EU door het Verenigd Koninkrijk voor een nieuwe overeenkomst. Hoe deze overeenkomst er uit komt te zien lees je in het kennisdossier Brexit.
Slapende Bilaterale partnerschapsovereenkomsten
zijn bijvoorbeeld de tonijnovereenkomsten met landen zoals Gabon, Kiribati, Madagaskar, Micronesia, Mozambique, Senegal en de Seychellen. Met deze landen is er wel een overeenkomst, maar er is geen uitvoeringsprotocol. Dit betekent dat er geen afspraken zijn over de uitvoering, waardoor Europese vaartuigen zo lang er geen nieuw protocol is, niet in de Exclusieve Economische Zone van deze landen mogen vissen.
5 Het gemeenschappelijk visserijbeleid
Om de internationale afspraken over visserijbeheer na te komen heeft Europa het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) opgezet. Dit bestaat sinds 1983 en wordt elke tien jaar herzien. Het GVB werd in het leven geroepen om de visbestanden in Europese wateren te beheren en geeft de visserijvloten van de lidstaten toegang tot de wateren van de EU.
Het Gemeenschappelijk Visserijbeleid heeft vijf algemene doelen:
- Duurzame visserijsector; de visserij en de aquacultuur moet ecologisch, economisch en sociaal duurzaam zijn. De sector moet een bron van gezond voedsel voor de burgers van de EU vormen.
- Selectiever vissen; het verminderen van discarden. Discarden is het teruggooien van ongewenste vangsten.
- Winstgevende visserijsector; een op de lange termijn dynamische en winstgevende visserijsector bevorderen.
- Een goede levensstandaard voor de visserijgemeenschappen waarborgen.
- Gezond ecosysteem; de levende rijkdommen van de zee in stand houden en beschermen.
Om deze doelen te halen zijn er regels opgesteld, fondsen vrijgemaakt en wordt er continu onderzoek gedaan. In de volgende infographic is dit samengevat.
1. Duurzame visserijsector
De visserij en de aquacultuur moet ecologisch, economisch en sociaal duurzaam zijn. De sector moet een bron van gezond voedsel voor de burgers van de EU vormen.
Wat is een duurzame visserijsector?
Een duurzame visserijsector is in het Europees beleid gedefinieerd als een visserijsector die genoeg voedsel vangt voor deze generatie, zonder dat dit ten nadele is voor de visvangst van volgende generaties. Je kunt dit zien als het opvangen van de rente. Dat betekent bijvoorbeeld: op termijn niet meer vis uit zee halen dan dat erbij komt. Als de vangsten elk jaar groter zijn dan de natuurlijke aangroei van het bestand, dan is de kans groot dat de visstand daalt.
Het deel van het visbestand wat je kan vangen zonder dat de visstand daalt is de Maximaal Duurzame Oogst. In het Engels noem je dat de ‘Maximum Sustainable Yield’ oftewel MSY. Voor de MSY-benadering heeft de EU niet zelf gekozen. In 2002 is tijdens de Wereldtop voor Duurzame Ontwikkeling in Johannesburg op internationaal niveau afgesproken dat in 2015 alle visbestanden op een zodanig niveau moeten zijn dat ze jaar na jaar de Maximaal Duurzame Oogst kunnen leveren.
De visstand in zee is niet altijd even hoog, die kan van jaar tot jaar verschillen. Dat komt onder andere door natuurlijke schommelingen. Zo zijn er veel factoren die invloed hebben op de visstand, zoals temperatuur, weer, golfslag en chemische toestand (bijvoorbeeld zouter of zoeter water).
De visstand verandert ook doordat de bestanden worden bevist. Er zijn jaarlijkse verschillen in de grote van de vangst. Met visstandbeheer wordt geprobeerd om de visserij te sturen, zodat de hoeveelheid vis in zee rond een gewenst niveau blijft. Dit is ook voordelig voor vissers, want op die manier kun je als visser blijven vissen zonder de visstand te overbevissen. Zo kun je als visser in de toekomst ook blijven vissen.
Hoe wil de Europese unie dit bereiken?
Het beheren van de visstand doet de EU op verschillende manieren. Zo zijn er bijvoorbeeld regels over de hoeveelheid die je mag vangen (TAC), het aantal schepen en het motorvermogen.
Om te kunnen zeggen hoeveel vis er op een duurzame manier gevangen mag worden, moet duidelijk zijn hoe groot het visbestand is. Daarom wordt er veel onderzoek gedaan naar de visstanden door onderzoekers vanuit heel Europa. In werkgroepen van ICES komen ze bij elkaar en vormen vanuit de resultaten een vangstadvies. Wil je meer weten over dit vangstadvies? Bekijk dan het kennisdossier ‘Vangstadvies’.
Van vangstadvies naar Total Allowable Catch (TAC)
Dit vangstadvies is opgevraagd door de Europese Commissie en hierin moet ICES MSY hanteren. Vanuit dit vangstadvies stelt de EC dan de totaal toegestane vangst vast. In het Engels is dit de ‘Total Allowable Catch’ ofwel TAC. De totaal toegestane vangst is de hoeveelheid vis die van een bepaalde soort gevangen mag worden in een bepaald gebied, bijvoorbeeld de totale hoeveelheid schol die in de Noordzee gevangen mag worden. Deze TAC is dus nog niet verdeeld over de verschillende landen en over de vloot.
Van TAC naar quota
De Raad onderhandelt aan het eind van ieder jaar over de TAC. Het kan zijn dat de Raad tijdens deze onderhandelingen afwijkt van het gegeven advies over de TAC. Zo kunnen ze dus een hogere of lagere TAC vaststellen dan hetgeen is geadviseerd.
Vervolgens wordt de TAC volgens een vaste verdeelsleutel onder de afzonderlijke EU-lidstaten verdeeld. De TAC is dus een soort taart en elke lidstaat krijgt een taartpunt. Die taartpunten worden de quota genoemd en zijn gebaseerd op historische rechten. Zo heeft Nederland ruim 30% van de Europese schol-TAC en ruim 70% van de Europese tong-TAC in handen voor de Noordzee.
Vangstquota kunnen ook door landen onderling worden geruild. De EU-lidstaten mogen daarna zelf bepalen hoe zij de nationale quota onder hun vissers verdelen.
In Nederland worden voor de belangrijkste bestanden contingenten uitgegeven door de overheid. Deze contingenten worden toegekend aan vaartuigen en op grond van deze contingenten mag een vaartuig van een bepaald bestand een hoeveelheid kilo’s opvissen.
Voor een optimale benutting van het Nederlandse quotum is het belangrijk voor vissers om samen te werken. Aan sommige vaartuigen wordt namelijk meer contingent toegekend dan het vaartuig kan opvissen en aan sommige vaartuigen minder. Als je samenwerkt kun je onderling regelen dat iedereen zo optimaal mogelijk kan vissen.
Vlootcapaciteit
Een van de meest logische manieren om de vangstcapaciteit (en daarmee de visserij-inspanning) te sturen is door het maximumaantal schepen te reguleren. Sinds 1992 is de Europese vissersvloot in aantal schepen afgenomen.
Ook de Nederlandse vloot is door de jaren heen gekrompen. Schepen zijn gesaneerd of verkocht. Met name een groot deel van de boomkorvloot is gesaneerd. Bij sanering van de vloot worden bijvoorbeeld grote schepen uit de vloot gehaald en ingeruild voor kleinere, milieuvriendelijkere schepen.
Zo is bij de Nederlandse boomkorvloot een aantal schepen uit de vaart genomen. Het is wel belangrijk om te beseffen dat het aantal schepen is afgenomen, maar dat hierdoor de capaciteit niet automatisch daalt. Moderne schepen kunnen vaak efficiënter vissen, dus onder de streep kun je met minder schepen misschien nog steeds evenveel of zelfs meer vangen.
Wanneer visbestanden zwaar onder druk staan door een te grote visserij-inspanning, dan zal de vloot op een bepaald moment niet meer winstgevend zijn. Als er namelijk weinig vis in zee zit, dan wordt er weinig aangeland en verdiend door vissers. De vloot zal dan vanzelf krimpen.
In het verleden liep dit daarentegen anders. Toen vangsten begonnen af te nemen werd er nog meer subsidie geïnvesteerd in schaalvergroting en in het verhogen van efficiëntie. Uiteindelijk kon de Europese vissersvloot alleen winstgevend blijven door subsidies bij zulke omstandigheden.
De Europese Commissie (EC) schreef in haar document over de herziening van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid in 2009 (het ‘Groenboek’) dat dit in Europa waarschijnlijk gebeurd is. Sinds de jaren ’70 heeft de EC sterk geïnvesteerd in de bouw van nieuwe en steeds efficiëntere schepen. Mede hierdoor heeft de vloot te lijden gehad aan een ‘structurele overcapaciteit’. Daarmee bedoelt de EC dat de vloot te groot was en te veel kon vangen in vergelijking met de beschikbare visbestanden in zee. Dat is ongunstig voor de visbestanden, maar ook voor de inkomsten van de visserij.
Motorvermogen
Hoeveel vis een schip kan vangen (de vangstcapaciteit) hangt ook af van de tonnage, het motorvermogen en het soort tuig. Zo kan een groot net meer vis vangen dan een klein net. Hierover bestaan ook allerlei regels en deze zijn vastgelegd in de zogenaamde Technische Maatregelen. Daar gaan we hier verder niet op in, deze regels kun je hier bekijken.
Momenteel is voor iedere lidstaat een maximum aan de vlootcapaciteit gesteld. Dat betekent dat er voor elk nieuw schip ergens anders uit de vloot een schip van vergelijkbaar motorvermogen en tonnage moet verdwijnen als het maximum is bereikt.
2. Selectiever vissen
Wat is selectiever vissen?
Een visser vist op een bepaalde doelsoort. Maar naast de doelsoort vangt de visser ook andere soorten, de zogenaamde bijvangst. Deze bijvangst kan gewenst zijn, zoals bijvoorbeeld tarbot en griet bij de boomkorvisserij op tong. Maar je hebt ook ongewenste bijvangst. Dit kunnen soorten zijn waarvoor de visser geen vangstrecht heeft, beschadigde vis, vis met een lage economische waarde of vis die nog niet de wettelijke minimummaat heeft bereikt (ondermaatse vis).
Ongewenste bijvangst kan deels voorkomen worden door selectiever te vissen. Dit kan bijvoorbeeld door aanpassing van de maaswijdte of het vistuig. De lichaamsvorm van de vissoort (slank of breed) heeft invloed op de maaswijdte die je moet gebruiken om hem te vangen en daarmee ook op de selectiviteit en de vangst.
Zo vang je met netten met een maaswijdte van 12 cm weinig tong. Dat komt omdat tong een slanke vis is, zeker in vergelijking met de brede en stugge schol. Daarom glipt tong gemakkelijk door grotere mazen en kun je meer maatse tong vangen wanneer je nauwere mazen van bijvoorbeeld 8 cm gebruikt.
Aan de andere kant zijn 12 cm mazen perfect om maatse schol te vangen van 27 cm en groter. Met mazen van 8 cm vang je een hoop ondermaatse schol en heb je dus veel ongewenste bijvangst. Ongewenste bijvangst ging weer overboord en dit noem je discarden.
Hoe wil de EU het ‘ discarden’ verminderen?
De Europese Unie maakt zich ernstige zorgen over het discarden. Vanaf 2015 is daarom de aanlandplicht ingevoerd om vissers te stimuleren om selectiever te vissen. Door het teruggooien van ongewenste bijvangst tegen te gaan hopen beleidsmakers dat vissers beter hun best doen om ongewenste bijvangst te vermijden. Deze wetgeving is in relatief korte tijd ontwikkeld. Uit onderzoek bleek dat er wereldwijd 7.3 miljoen ton vis teruggegooid werd in zee. Het invoeren van de aanlandplicht kwam om twee redenen in een stroomversnelling. Enerzijds was het overboord gooien van vis een moreel probleem, discarden werd door de maatschappij als verspilling gezien. Het probleem kreeg veel aandacht doordat een Britse kok een petitie startte om het discarden te verbieden.
Anderzijds was de timing precies goed. Al deze maatschappelijke aandacht kwam precies op het moment dat de herziening van het GVB op de agenda stond voor 2014. Vandaar dat binnen de kortste keren de aanlandplicht werd doorgevoerd.
De aanlandplicht houdt in dat alle gevangen vissoorten waar een quotum op zit moeten worden aangeland. Het is de bedoeling dat door de aanlandplicht vissers selectiever gaan vissen en er uiteindelijk geen vis meer overboord gaat van soorten die onder het beheer vallen (door middel van vangstquota of waarvoor een minimummaat geldt). Het doel van de aanlandplicht is selectiever vissen. Er is veel onderzoek gedaan naar het gebruik van netten, maaswijdte en andere aanpassingen om selectiever te vissen. Dit kun je ook zien in het kennisdossier ‘Netinnovaties’.
De aanlandplicht is een ingewikkeld pakket van regels en uitzonderingen. Er wordt heel veel onderzoek gedaan naar de overlevingskans van vissen en het selectiever vissen. Meer informatie over de aanlandplicht kun je vinden in het kennisdossier ‘Aanlandplicht’.
Kuitzieke periode
Selectief vissen kan ook inhouden dat je vissen tijdens hun paaitijd niet stoort. Het idee daarachter is dat vissen zich dan in alle rust kunnen voortplanten en dat dit mogelijk de visstand ten goede komt. Tong en schol bijvoorbeeld planten zich in de eerste maanden van het jaar voort. Dit is de zogenaamde kuitzieke periode. Dan is de vis mager omdat ze veel energie steekt in de voortplanting.
Niet of minder vissen tijdens de paaitijd kan economische voordelen hebben, want magere vis brengt niet veel op. Dan kun je je quotum beter later in het jaar opvissen wanneer de vis weer vetter is. Daarnaast is de kwaliteit van de vis in de kuitzieke periode veel minder, waardoor je mogelijk ook consumenten verliest. Als iets kwalitatief tegenvalt, dan zullen mensen het namelijk niet snel nog een keer kopen.
3. Winstgevende visserijsector
Wat is een winstgevende visserijsector?
De gemeenschappelijke marktordening is een belangrijke pijler binnen het Gemeenschappelijk Visserijbeleid. De gemeenschappelijke marktordening stimuleert vissers om op een duurzame manier de vis uit zee te oogsten. Daarnaast zorgt de EU voor ondersteuning om producten af te zetten. Consumenten krijgen meer en betere informatie over de producten die in de EU op de markt komen en die, ongeacht hun oorsprong, aan dezelfde regels moeten voldoen.
Hoe wil de EU dit bereiken?
De gemeenschappelijke marktordening is gebaseerd op de volgende 5 aspecten:
- Producentenorganisaties (PO’s)
- Handelsnormen
- Informatie voor de consumenten
- Europese mededingingsregeling
- Informatie over de Europese visserijmarkt
Producentenorganisaties
Elke EU-lidstaat heeft zijn eigen producentenorganisaties. Deze organisaties hebben een grote verantwoordelijkheid om het Gemeenschappelijk Visserijbeleid en de marktordening lokaal te verwezenlijken. Ze moeten hiervoor elk jaar een Productie-en Afzetplan (PAP) indienen bij de EU. Ook zorgen de PO’s ervoor dat de belangen van de visser behartigd worden in de Europese Unie.
Handelsnormen
Er zijn gemeenschappelijke handelsnormen afgesproken om de kwaliteit van een product hoog te houden. Deze handelsnormen zijn kenmerken zoals kwaliteit, grootte, verpakking, presentatie en etikettering. Als deze kenmerken overeenkomen, ongeacht de oorsprong van de vis, dan versterkt dit de concurrentie en maakt handel makkelijker. Ook moet het mogelijk en zelfs makkelijk zijn om een duurzaam product te verkopen. Daarom zijn labels ook vormen van handelsnormen.
Informatie voor consumenten
Het is belangrijk, maar in veel gevallen ook verplicht, om de consument zoveel mogelijk informatie te geven. Op deze manier kan de consument de meest verantwoorde keuze maken. De verpakking van een product moet daarom altijd de meest volledige en duidelijke informatie over het product bevatten. Je kunt hierbij denken aan de productie- en verpakkingsdatum, houdbaarheid, herkomst etc.
Europese mededingingsregeling
De Europese mededingingsregeling zorgt voor vrije concurrentie. Deze regeling verbiedt een aantal afspraken die bedrijven zouden kunnen maken en zo oneerlijk concurreren. Voorbeelden zijn prijsafspraken, het verdelen van markten, verdelen van klanten en distributieovereenkomsten. Deze afspraken zorgen voor een oneerlijke markt en zijn verboden. In het verleden is de Nederlandse garnalenvisserij hiervoor op de vingers getikt en moesten bedrijven enorme boetes betalen.
Informatie over de Europese visserijmarkt
De Europese Unie heeft een eerlijke duurzame visserijmarkt als doel. Om dit te behalen is het belangrijk dat iedereen kan zien wat er gebeurt in de keten van de vangst tot de supermarkt. Een transparante visserijketen. Daarom heeft de EC een waarnemingspost opgericht waar ze informatie verzamelen uit de visserijsector van productie, transport en verkoop.
4. Een gezonde visserijgemeenschap
De mens wordt steeds belangrijker in het thema duurzaamheid. Een bedrijf dat mensen uitbuit of niet goed behandelt is niet duurzaam. Het is daarom belangrijk voor de Europese Unie om ook dit deel van duurzaamheid te belichten.
6 Controle, handhaving en dataverzameling
Wet- en regelgeving hebben natuurlijk alleen nut als ze worden nageleefd. Hier is controle en handhaving voor nodig. De EU-lidstaten moeten er zelf voor zorgen dat in hun land de EU-regels worden nageleefd. Daarom heeft elke lidstaat van de Europese Unie een eigen landelijke inspectiedienst. Een overkoepelende Europese inspectiedienst, het Europees bureau voor visserijcontrole (EFCA), houdt in de gaten of alle landelijke controlediensten hun controles ook daadwerkelijk serieus uitvoeren.
Controle is belangrijk om ervoor te zorgen dat:
- alleen de toegestane hoeveelheid vis wordt gevangen;
- de nodige gegevens worden verzameld voor het beheer van de vangstmogelijkheden;
- alle vissers gelijk behandeld worden en dat sancties in de hele EU op elkaar worden afgestemd; en
- visserijproducten kunnen worden getraceerd en gecontroleerd door de hele keten, dus van net tot op het bord van de consument.
In Nederland controleert de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) de naleving van de regels (voormalig Algemene Inspectie Dienst (AID)). Binnen de Nederlandse zeegrenzen controleert de NVWA zowel Nederlandse vissers als die uit andere landen. De dienst houdt bijvoorbeeld in de gaten of de vissers binnen hun quotum en zeedagen blijven en of ze de juiste maaswijdte gebruiken. Een aantal middelen die men gebruikt om de visserijwet- en regelgeving te controleren zijn:
- Het Vessel Monitoring System (VMS)
- Het Vaartuigdetectiesysteem (VDS)
- Het Automatic Identification System (AIS)
- Het Elektronisch registratie- en meldingssysteem (ERS)
VMS
Voor de monitoring van commerciële visserij wordt gebruik gemaakt van een Vessel Monitoring System (VMS) waarmee het gedrag van individuele schepen gevolgd kan worden. Het is een systeem op basis van satelliettechnologie en het informeert de visserijautoriteiten regelmatig over de locatie, koers en snelheid van individuele schepen. Hierbij wordt het varen bij een relatief lage snelheid geïnterpreteerd als ‘’vissen’’, terwijl een relatief hoge snelheid wordt geïnterpreteerd als ‘’varen’’. Het systeem is sinds 2012 verplicht voor alle Europese vaartuigen van meer dan 12 meter. Met de resultaten van het systeem kan in combinatie met logboekgegevens achteraf de visserij-intensiteit in een bepaald gebied op bepaalde doelsoorten en vistuigen worden achterhaald. Deze data zijn weer belangrijk voor het visserijonderzoek.
VDS
Binnen de EU wordt ook het gebruik van vaartuigdetectiesystemen (VDS) gestimuleerd. Met behulp van VDS kan men vissende schepen op zee opsporen met behulp van satellietfotografie. Hierdoor kan men vissersschepen identificeren en hun positie bepalen. Visserijcontrolediensten binnen de EU zijn bij wet verplicht om over de technische middelen te beschikken om VDS te gebruiken.
AIS
Vanaf 31 mei 2014 zijn alle vaartuigen groter dan 15 meter verplicht om met AIS-apparatuur te zijn uitgerust. Het systeem is voornamelijk gericht op het bevorderen van de veiligheid op zee. Vaartuigen kunnen hiermee elektronisch met andere vaartuigen in de buurt en met de autoriteiten aan wal hun identificatiegegevens, positie, koers en snelheid uitwisselen. De EU-landen mogen AIS-gegevens gebruiken om schepen te volgen en te controleren.
ERS
Het Elektronisch registratie- en meldingssysteem, ook wel bekend als elektronisch logboek, wordt gebruik om visserijgegevens te registeren en bij de visserijautoriteiten in de EU-landen aan te geven. Hierbij gaat het om vangstgegevens, aanvoergegevens en verkoopgegevens. Vanaf januari 2012 zijn alle schepen van meer dan 12 meter verplicht om een elektronisch logboek bij te houden. Voor de invoering van het elektronisch logboek werd er gewerkt met papieren logboeken, maar dit elektronische systeem werkt veel efficiënter. Zo vervangt het ook de verkoopdocumenten.
Werken met het e-logboek
Met alle regelgeving die van toepassing is voor het vissen op zee, moeten vissers en schippers van vissersvaartuigen een heleboel gegevens aanleveren aan verschillende organisaties en instanties. Vissers van vaartuigen groter dan 24 meter zijn vanaf 2010 verplicht om hun logboekgegevens elektronisch door te geven. Dit wordt ook wel het e-logboek genoemd. Vanaf 1 januari 2012 geldt deze verplichting ook voor vissersvaartuigen met een lengte van 12 meter of meer.
Stappenplan verzenden E-logboekberichten
Gebaseerd op handleiding van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)
Wanneer een E-logboekplichtig vissersvaartuig vertrekt uit een haven, moet men gaan rapporteren overeenkomstig de EU- en Nederlandse logboekverplichting. Deze ‘papieren’ verplichting is door het inwerkingtreden van de Europese verordening nummer 1077/2008, nu vervangen door een verplicht elektronisch bericht.
De elektronische berichtgeving is gebaseerd op het rapporteren van de visserijactiviteit die plaats heeft gevonden of plaats gaat vinden. Wanneer een bericht is verzonden door de schipper, moet eerst een antwoordbericht zijn ontvangen alvorens de schipper een volgend bericht mag versturen.
Wanneer en wat moet er nu gerapporteerd worden? De schipper moet bij vertrek van een e-logboekplichtig vissersvaartuig uit een haven een vertrekbericht insturen. Welke berichten hij vervolgens moet rapporteren is afhankelijk van wat het vertrekbericht inhoudt. De schipper moet in het vertrekbericht zijn voorgenomen activiteiten aangeven. Meldt hij uit te varen om visserijactiviteiten te ondernemen, dan zijn er verplichte berichten.
Verplichte berichten
1. Aangifte van vertrek, het NLDEP bericht
Dit bericht moet verzonden worden bij of direct na vertrek uit een haven.
Het moet bevatten:
- de voorgenomen activiteit;
- de vistuig(en) en maaswijdtes die aan boord zijn; en de
- opgave van vis aan boord bij vertrek (als dat het geval is).
2. Aangifte van visactiviteiten, het NLFAR bericht
Dit is de opgave die de kapitein minimaal éénmaal per dag voor 24:00 uur moet doen, indien in de voorgenomen activiteit in de aangifte van vertrek opgegeven is:
- ‘vissen’ (code = FSH);
- ‘relocatie’ (code = REL); of
- ‘wetenschappelijk onderzoek’ (code = SCR).
Afhankelijk van de uitgevoerde visactiviteiten moet het bericht de volgende gegevens te bevatten: De per vistuig en maaswijdte hoeveelheid gevangen en aan boord gehouden vis per vissoort, statisch vak, vangstgebied en zone, in kg levend gewicht.
Gedurende de visreis moet er minimaal éénmaal per dag vóór 24:00 uur een NLFAR verzonden worden. Meerdere NLFAR berichten per etmaal zijn mogelijk.
3. Aangifte van stoppen met vissen, het NLEOF bericht
Dit is het bericht dat de kapitein stuurt als daadwerkelijk wordt gestopt met de visserijactiviteiten. De laatste haal is aan boord en er worden geen netten meer opnieuw uitgezet. Na een aangifte van stoppen met vissen kan de schipper nog wel een aangifte visactiviteit doen (NLFAR) om de vangst van de laatste trek, na verwerking, op te geven.
4. Aangifte van vooraankondiging terugkeer in haven. het NLPRN bericht
Dit is het bericht van de havenmelding, vier uren vóór de voorziene aankomst in de haven van terugkeer, de zogenaamde ‘prenotification’. Het is mogelijk een correctiebericht op de NLPRN te sturen als bijvoorbeeld de terugkeer in de haven later is dan voorzien. Ingeval het een ‘prenotification’ is voor het binnenkomen van een haven gelegen in een buitenlandse EU lidstaat, wordt deze prenotification door de Nederlandse autoriteit na ontvangst onmiddellijk doorgezet naar de aangewezen lidstaat autoriteiten.
5. Aangifte van terugkeer in de haven, het NLRTP bericht
Dit is het bericht dat moet wordt ingestuurd direct vóór de binnenkomst van de haven van terugkeer. Na het versturen van dit bericht kunnen er géén correctieberichten meer worden ingestuurd en ook accepteert de NVWA deze correctieberichten niet meer in haar systeem.
Deze eerdergenoemde berichten kunnen worden gecorrigeerd middels een:
NLCOR: Een correctiebericht dat het eerdere bericht waarnaar in het correctiebericht wordt verwezen in zijn geheel vervangt.
6. Aangifte van de definitieve vangstopgave, het NLLAN bericht
Dit is het bericht van de definitieve vangstopgave van de aan boord gehouden, uitgeloste en gewogen kg vangsten in dood gewicht. Dit bericht moet dus bevatten:
- kg vis per soort;
- aanbiedingsvorm;
- in dood gewicht;
- vangstgebied en zone;
- staat van de vis (vers, bevroren, gekookt, etc.); en
- verpakking
Dit bericht kan ook door een gemachtigde namens de kapitein worden ingezonden. Ingeval het NLLAN bericht een aanlanding betreft in een haven gelegen in een buitenlandse EU lidstaat, dan wordt deze definitieve vangstopgave door de Nederlandse autoriteit na ontvangst onmiddellijk doorgezet naar de aangewezen lidstaat autoriteiten.
7. ‘Verplicht indien’ berichten
Dit zijn de berichten die verzonden moeten worden volgend op een activiteit of gebeurtenis, op basis van een wettelijk voorschrift. De verschillende berichten staan hieronder opgesomd.
- NLCOE: Een binnenkomstbericht voor het binnengaan van een bestandsherstelgebied of de Westelijke Wateren
- NLCOX: Een bericht bij het verlaten van een bestandsherstelgebied of de Westelijke Wateren
- NLDIS: Bij het overboord zetten van vis, discards.
- NLGER: Aangifte binnenhalen vistuigen
- NLGES: Aangifte uitzetten vistuigen (staande netten)
- NLGLS: Aangifte verlies van vistuigen
- NLINS: Bij inspectie aan boord gedurende de visreis
- NLRLC: Bij opslag van vis op zee in netten, kooien ed. (relocation)
- NLSPE: Aangifte van vissoort en kg
- NLSPN: Dit bericht geeft aan het vissersvaartuig waarmee in span gevist is
- NLTRA: Bij een overladingsaangifte (veelal alleen vriestrawlers)