Waarom heeft Nederland een stikstofprobleem en wat is het beleid van Nederland? Dat bespreken we in dit artikel. Een samenvatting van alles dat we in het vorige artikel hebben besproken en een inleiding voor wat we in dit artikel gaan bespreken zie in je video hieronder.
Het probleem bestaat al sinds de jaren 1980
De problemen met stikstof in Nederland spelen al lang. Nederland is een klein en dichtbevolkt land met veel intensieve landbouw, waardoor de druk op de natuur groot is. In de jaren ’80 van de vorige eeuw was er veel aandacht voor zure regen. Zure regen ontstaat door onder andere zwaveldioxide (SO2), stikstofoxiden (NOx) en ammoniak (NH3). Naast zwavel ging het toen al om het stikstofprobleem waar we het vandaag de dag nog steeds over hebben. Bekijk deze video (Engels) als je meer over zure regen wilt weten.
Effect van maatregelen
Door allerlei maatregelen is de uitstoot van deze stoffen vanaf de jaren ‘90 sterk gedaald:
- De uitstoot van zwavel is gedaald met ruim 95%;
- stikstofdioxide met 71% en;
- ammoniak met 64%.
De uitstoot van stikstofdioxide daalt nog steeds elk jaar, maar de uitstoot van ammoniak is sinds 2010 ongeveer hetzelfde gebleven. Maar het stikstofprobleem in Nederland blijft bestaan. In 2015 introduceerde de overheid daarom het Programma Aanpak Stikstof (PAS).
Het Programma Aanpak Stikstof (PAS)
Vóór het Programma Aanpak Stikstof (PAS) moest elke activiteit waarbij stikstof werd uitgestoten individueel worden beoordeeld. Deze beoordeling vond plaats om te zien of er sprake was van een duidelijk (significant) effect voordat toestemming werd verleend. Dat veranderde toen het PAS werd aangenomen in 2015.
Wat is PAS?
PAS was een programma gericht op het versterken van de natuur en het mogelijk maken van economische ontwikkelingen. Aan de ene kant nam de overheid stikstof-herstelmaatregelen in de natuur, bijvoorbeeld door het omvormen van bossen. Aan de andere kant konden bedrijven juist weer toestemming krijgen voor activiteiten die stikstof-uitstoot veroorzaken. Wie iets wilde ondernemen waardoor er stikstof in een natuurgebied kwam, kon bij de aanvraag van een vergunning gebruikmaken van het PAS. Het idee was dat de stikstofuitstoot al werd gecompenseerd door de maatregelen van de provincies en de Rijksoverheid.
Via het PAS was dus − tijdelijk − extra vervuiling toegestaan. Dit omdat Nederland later maatregelen zou treffen om de vervuiling tegen te gaan. Het PAS maakte daarmee een vrijstelling mogelijk van de vergunningplicht, waardoor allerlei projecten zonder uitgebreid natuuronderzoek mogelijk werden. In mei 2019 oordeelde de Raad van State echter dat het PAS niet voldoet.
De Raad van State verbood het PAS
Op 29 mei 2019 oordeelde de Raad van State (RvS) dat het PAS in strijd was met de Europese Habitatrichtlijn. Die houdt namelijk in dat de biodiversiteit van beschermde natuurgebieden in ieder geval niet verder achteruit mag gaan. Het PAS maakt het mogelijk dat al direct toestemming wordt gegeven voor allerlei activiteiten met nadelige gevolgen voor de natuur. Dit terwijl maatregelen die juist ten gunste zijn van de natuur dan nog niet zijn uitgevoerd. Je neemt dus als het ware een voorschot op ten koste van de natuur. Volgens de Raad van State mag dat niet.
De Raad van State oordeelde dat het voor projecten die stikstofneerslag veroorzaken verplicht is om een vergunning aan te vragen. Dat ligt vast in de Wet natuurbescherming (Wnb). Hierdoor mocht het PAS niet meer gebruikt worden. Als gevolg daarvan mogen er sindsdien geen nieuwe activiteiten worden uitgevoerd zonder dat de extra stikstofuitstoot die hiermee gepaard gaat wordt gecompenseerd. En omdat extra wegen, grotere stallen en uitbreiding van luchthavens voor meer stikstof in de lucht zorgen, mogen dit soort projecten nu niet doorgaan. Naar schatting kwamen er meteen 18.000 bouwprojecten stil te liggen.
PAS-melding is nu ongeldig
Voor sommige projecten was al een PAS-melding gedaan die door het besluit van de Raad van State ongeldig was geworden. Wettelijk is vastgelegd dat de noodzakelijke maatregelen voor het legaliseren van PAS-meldingen uiterlijk in februari 2025 zijn uitgevoerd. Hiervoor moeten extra gegevens worden ingestuurd. Praktisch gezien vraagt de overheid nu om een volledig uitgewerkte vergunningaanvraag. Er zijn daarbij twee mogelijke uitkomsten.
- De eerste uitkomst is dat het probleem van extra stikstofuitstoot binnen het eigen project of bedrijf wordt opgelost. Dit kan bijvoorbeeld door bij uitbreiding van een (agrarisch) bedrijf emissiearme technieken te installeren, waardoor de stikstofneerslag hetzelfde blijft. Dat heet intern salderen.
- De tweede uitkomst is dat intern salderen niet kan en er wel een vergunning nodig is. Dan kan men die activiteit alleen uitvoeren als stikstofruimte beschikbaar is buiten het bedrijf. Bijvoorbeeld omdat een ander bedrijf stopt en daardoor geen stikstof meer uitstoot. Dat noemen we extern salderen.
Bekijk de video hieronder voor meer uitleg.
Huidige stikstofaanpak van de overheid
Het PAS mag dus niet meer gebruikt worden. Daarnaast is er een nieuwe Wet Stikstofreductie en Natuurverbetering aangenomen (1 juli 2021) om het stikstofprobleem in Nederland te verminderen. Daarnaast wordt het stikstofbeleid uitgewerkt in het programma Stikstofreductie en Natuurverbetering en het Nationaal Programma Landelijk Gebied. Sinds 10 januari 2022 is er in het kabinet een speciale minister voor Stikstof en Natuur aangesteld. Het Rijk en provincies werken samen aan het stikstofbeleid. Dit gebeurt enerzijds met landelijke maatregelen die de stikstofuitstoot bij de bron verminderen zoals subsidieregelingen voor verduurzaming. Anderzijds gebeurt dit met maatregelen om de natuur in en rondom stikstofgevoelige natuurgebieden te herstellen. Bijvoorbeeld door het in stand houden van de biodiversiteit.
Natuur en economie samen
In de stikstofaanpak wil de Nederlandse overheid de stikstofneerslag terugdringen om op die manier de natuur te versterken en economische ontwikkeling mogelijk te maken. Het stikstofbeleid moet zorgen voor een halvering van de stikstofuitstoot ten opzichte van 2019 (50% minder!). Daarnaast moet het beleid bereiken dat in 2030 minimaal 74% van de stikstofgevoelige natuur in beschermde Natura 2000-gebieden een gezond stikstofniveau heeft.
Gebiedsgerichte aanpak
Het kabinet wil maatregelen in een zogenoemde gebiedsgerichte aanpak slim combineren met andere maatregelen om de natuur, de bodem en de waterkwaliteit te verbeteren en de klimaatopgave te halen. Dat gebeurt via een Nationaal Programma Landelijk Gebied. Omdat gebieden verschillen, verschilt ook de aanpak per gebied. De provincies hebben een belangrijke rol in de uitvoering. Uiterlijk in juli 2023 is in elk gebied duidelijk wat het doel is en hoe dat doel gehaald gaat worden.
Vooral de landbouw getroffen
Alle sectoren – industrie, landbouw, verkeer, zee- en luchtvaart – moeten een bijdrage leveren. Het is daarbij duidelijk dat deze opgave een grote inzet vraagt van de landbouwsector. Het kabinet besloot op basis van berekeningen dat in veel delen van Nederland de stikstofuitstoot met 70% omlaag moet. De veestapel moet met 30% krimpen. In eerste instantie wordt gekeken naar de mogelijkheid om boeren, die dat zelf willen, uit te kopen. Dat betekent dat een boer vrijwillig stopt met zijn bedrijf en daarvoor wordt betaald. Daarnaast zijn er mogelijkheden voor boeren die willen blijven om te verplaatsen, op een andere manier te boeren of te innoveren. Er wordt ingezet op het versneld opkopen van piekbelasters (bedrijven die voor de meeste stikstofneerslag op beschermde natuur zorgen) en grond. Als dat onvoldoende resultaat oplevert, dan komen meer dwingende maatregelen in beeld.
De rol van het RIVM
Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) is hét kennisinstituut van de overheid op het gebied van volksgezondheid en milieu. Het valt onder de verantwoordelijkheid van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). Het RIVM adviseert de overheid op basis van onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek.
Het RIVM monitort de luchtconcentratie en depositie van stikstof. Dat doet het door de concentratie en depositie van stikstofoxiden en ammoniak te meten en modelberekeningen uit te voeren om de situatie voor heel Nederland in kaart te brengen. Die rekenmodellen gebruikt het RIVM ook om te berekenen hoe de concentratie en depositie van stikstof zich in de toekomst kan ontwikkelen.
AERIUS
Het RIVM beheert het rekeninstrument AERIUS. Ondernemers kunnen dit instrument gebruiken bij de aanvraag van een vergunning. Met behulp van AERIUS wordt de uitstoot van stikstof en de neerslag daarvan op stikstofgevoelige natuur in Natura 2000-gebieden berekend. RIVM gebruikt AERIUS ook om de door de overheid voorgenomen maatregelen door te rekenen. Op basis hiervan adviseert het RIVM over het effect van de voorgestelde maatregelen.
De consequenties voor de scheepvaart en de visserij van de aanpak voor het stikstofprobleem in Nederland staat centraal in het volgende artikel.