Bodemberoering en visserij

We beginnen dit artikel met de vraag: “Waarom is er eigenlijk bodemberoering in de visserij?”. Verder duiken we in de geschiedenis rond bodemberoering, want het vissen met bodemberoerende vismethoden in de Noordzee en Waddenzee gaat ver terug in de tijd. Tot slot kijken we in dit artikel naar de voetafdruk van de bodemberoerende visserij.

Waarom bodemberoering?

Niet iedere vistechniek veroorzaakt bodemberoering. Of een visserij bodemberoering veroorzaakt of niet, hangt vooral af van de doelsoort. Pelagische vissen zoals haring en makreel zijn soorten die in de waterkolom zwemmen. Als een visserij zich op deze soorten richt, dan is bodemberoering meestal niet nodig. Bodemberoering is wel nodig wanneer je soorten wil vangen die in, op of vlak boven de zeebodem leven. Dit noem je ook wel demersale soorten. Dit zijn bijvoorbeeld platvissen zoals schol, tong en schar (zie onderstaande foto). Ook garnalen, kreeften en schelpdieren leven in of op de zeebodem.

Een schar op de bodem van de zee. Bron: Wageningen Marine Research

Vissers gebruiken in sommige gevallen een vistuig dat ze over de bodem slepen voor het vangen van deze demersale soorten. Het tuig rolt of sleept over de bodem en schrikt de dieren op waardoor ze in het net terechtkomen. Tot nu toe zijn er geen visserijmethodes ontdekt die vergelijkbare vangsten opleveren zonder de zeebodem te beroeren. Uiteraard zit er wel een verschil tussen de visserijmethodes qua mate waarin ze de zeebodem beroeren. Zo zal de ene methode voor meer bodemberoering zorgen dan een andere methode.

Geschiedenis van bodemberoerende visserij

Mensen eten al heel lang vis, waaronder platvis. In de bronstijd ving men platvis nog niet met een net, maar door te bottrappen. De zogenaamde bottrappers liepen door ondiep water. Wanneer ze voelden dat ze op een vis stonden, dan doorboorden ze de vis met een stok met een scherpe punt eraan. Later gebruikten ze netten en dreven ze de platvissen richting het net. Dit deden ze door richting het net door het water te lopen.

Later ontwikkelden middeleeuwse vissers een schrobnet zoals je kunt zien in onderstaande figuur. Dit net werd over de zeebodem getrokken met een boot. Dit was het begin van de bodemberoerende visserij met schepen. De grootste uitdaging was toen om het net open te houden. De bovenpees was licht en de onderpees was verzwaard met bijvoorbeeld stenen. Eén vislijn was bevestigd aan de voorkant van de boot en de andere lijn aan de achterkant. Door zijdelings te varen kon men vissen. Dit bracht risico’s met zich mee: de kans op omslaan was aanzienlijk. Het net kon ook tussen twee boten in voortgetrokken worden, waarmee de kans op omslaan al een stuk kleiner was.  

Een schets van een schrobnet uit 1635 afkomstig uit een Engels document. Bron: Het boek ‘Schol in de Noordzee’ van Roelke Posthumus & Adriaan Rijnsdorp

Net na de middeleeuwen, rond 1600, was het schrobnet gemiddeld 13 meter lang en 8 meter breed. Het net was trechtervormig en had aan het einde een kuil die dichtgemaakt was met een touw. Een boot, voortgestuwd door zeilen, trok het net over de zeebodem.

Stoommotoren

In de 19e eeuw kwam de ontwikkeling van stoommotoren op gang. Stoommotoren gaven de mogelijkheid om veel verder uit de kust te vissen en langer van huis te blijven. Toch wilden veel vissers hier in het begin niets van weten, zij zagen vooral de nadelen. Een motor kost geld, je moet ruimte vrijhouden voor de kolen en je hebt mensen nodig voor het stoken van de motor. Vissers bleven liever bij hun oude, vertrouwde zeilen want wind is gratis. Wind heeft echter ook zijn nadelen, je kan de wind niet sturen en er zit een maximum aan je trekkracht.

Vissersboot in de tweede helft van de 18e eeuw. Bron: VLIZ

Na verloop van tijd volgde een combinatie van stoomboten en zeilende vissersboten. De stoomboten brachten zeilende vissersboten naar zee en haalden de vangsten van de vissersboten op, zodat de vissers langer op zee konden blijven en de stoomboten de verse vis snel aan wal konden brengen.

In 1881 was het eerste stoomvissersschip een feit. Door de snelheid waarmee een schip toen kon varen, was een boom niet per se meer nodig om het net open te houden. Vissers ontdekten namelijk dat je met behulp van visborden het net open kon houden en zo ontstond de bordentrawl. De stoomboten, met hun grotere trekkracht dan die van een zeilend visserschip, konden grotere netten voortslepen.

Uiteindelijk stapten veel vissers rond de Noordzee weer over van de bordenvisserij naar de boomkorvisserij. De boomkor bleek veel geschikter om een net met zwaardere kettingen open te houden. Het oude model van de schrobnetvisserij kwam terug, maar nu met zware kettingen en twee sloffen waar alles aan bevestigd was. Zo namen de vangsten toe naarmate je met een zwaarder tuig ging vissen bij hogere snelheden.

Noordzeebotters varen de haven van Veere binnen in 1959. De boomkor is al duidelijk te zien bij deze schepen. Bron: Door Wouter Hagens – Eigen werk, CC BY-SA 3.0

Nederland

In Nederland verliep het hierboven beschreven proces iets langzamer dan in bijvoorbeeld Engeland. Voor veel vissers in Nederland was de boomkorvisserij een nevenactiviteit, maar hier kwam verandering in met de nieuwe Visserijwet van 1857. Het adviesorgaan genaamd College voor de Zeevisscherijen, wat in datzelfde jaar werd ingesteld door de overheid “was ervan overtuigd dat vernieuwingen geboden was voor de Nederlandse vissers“. Er kwam verandering, motoren zorgden ervoor dat vissers niet meer afhankelijk waren van de wind en dat er grotere netten gebruikt konden worden. Rond 1930 was er een omslag van de zeilschepen naar de stoomtrawlers. De stoomtrawlers konden acht keer zoveel vangen als een zeilend vissersschip. Het vissen op platvissen was niet langer een nevenactiviteit voor de Nederlandse vissers.

De schepen van tegenwoordig zijn beter, efficiënter en grootschaliger geworden t.o.v. vroeger. Bron: Wageningen University & Research

Weerstand in de geschiedenis

Niet alleen nu maken verschillende partijen zich zorgen over de effecten van bodemberoering door vissers. Al in de eerste helft van de 14e eeuw waren er zorgen over de effecten van bodemberoering door de visserij. Engelse vissers hadden een petitie gestart voor het verbod op de voorloper van de boomkor. Zo wilden zij een verbod op deze vistechniek omdat “bij het vissen het levende slijm en de planten die groeien op de zeebodem ermee worden vernield”.

Ook later in de tweede helft van de 19e eeuw waren er zorgen bij Engelse vissers over de visbestanden en of sleepnetvissers niet te veel leefgebieden van de vissen kapotmaakten. Aan de andere kant was er een duidelijke wens vanuit overheden om de bevolking voldoende voedsel te bieden.  

Voetafdruk bodemberoerende visserij

De bodemberoerende sleepnetvisserij is door de komst van stoommotoren en tuiginnovaties steeds succesvoller geworden. Een steeds groter deel van de Noordzee kon worden bevist. De visserij met bodemberoerende vismethoden is niet gelijkmatig verdeeld over de Noordzee. Sommige delen van de Noordzee worden regelmatig bevist, terwijl er ook delen zijn die niet tot nauwelijks bevist worden. Vissers vissen in gebieden waar ze verwachten dat de vis zit. Vaak hebben vissers vaste bestekken waar ze vissen op basis van kennis uit het verleden, gewoonte en (familie)traditie.

Verspreiding en frequentie van bodemberoerende visserij in de Noordzee

Het BENTHIS-project onderzocht op basis van wetenschappelijke methoden het effect van bodemberoerende visserij op de zeebodem en het zeeleven op en in de bodem. Eén van de onderzoeken binnen dit project heeft ook gekeken naar de verspreiding en de frequentie van bodemberoerende visserij. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat er in ongeveer 7% van de Noordzee nooit bodemberoering plaatsvindt door de visserij. Een veel groter deel (37%) van de Noordzee wordt één keer of minder bevist door bodemberoerende vismethoden per 10 jaar. Vanuit dit perspectief zou je dus kunnen zeggen dat grote delen van de Noordzee niet tot nauwelijks worden bevist door bodemberoerende vismethoden en dat het effect van bodemberoerende visserij op de zeebodem daardoor lijkt mee te vallen.

Op deze kaart zie je de jaarlijkse intensiteit van de boomkorvisserij. Het kaartje is gebaseerd op data uit 2010-2012. Hoe roder de kleur, des te hoger de visserij-intensiteit. Bron: Rijnsdorp et al., 2017. BENTHIS. Final report

Toch is de werkelijkheid iets genuanceerder. Want andere gebieden worden juist regelmatig tot vaak bevist door bodemberoerende vismethoden. Dit zijn de gebieden waar soorten leven die vissers willen vangen. De reden dat die soorten daar leven is dat die gebieden productief zijn, bijvoorbeeld doordat er veel voedsel in het water is te vinden. Tegelijkertijd zijn deze productieve gebieden juist ook interessant om te beschermen, juist omdat er zoveel leven is. Kortom, plekken die gunstig zijn voor de visserij overlappen vaak met waardevolle plekken voor de natuur. Dit kan ervoor zorgen dat natuurbelangen soms haaks staan op visserijbelangen: zo is bodemberoering door vistuigen in Natura 2000 gebieden vaak niet wenselijk vanuit het oogpunt van het natuurbelang.

Impact van het vistuig

Hoeveel effect de bodemberoerende visserij heeft op de zeebodem en het zeeleven hangt af van de verspreiding en de frequentie, maar ook van hoe diep het vistuig in de bodem zakt tijdens het vissen. Niet elke vistuig komt even diep in de bodem. Hoe diep het vistuig in de bodem zakt is afhankelijk van het gewicht van het vistuig en hoe gestroomlijnd het is. Zo zijn bijvoorbeeld het aantal kettingen en de vorm van de sloffen al van invloed op de impact van een tuig op de zeebodem.

Garnalenkor met een klossenpees. Bron: ILVO

De boomkorvisserij die zich richt op platvis maakt vaak gebruik van zware wekkerkettingen om de vis van de bodem op te schrikken. Het gehele tuig is zwaarder dan de boomkor die gebruikt wordt in de garnalenvisserij. In die visserij is het tuig lichter en kleiner; ook heeft het een klossenpees in plaats van wekkerkettingen waardoor het net als ware over de bodem rolt. Hierdoor zal de impact op de bodem van dit vistuig kleiner zijn dan bij een boomkortuig gericht op platvis.

Voetafdruk van de visserij

Onderstaande video laat zien hoe onderzoekers de voetafdruk van de visserij bepalen. Onderzoekers verstaan onder de voetafdruk het percentage bevist gebied per jaar.

Onder andere de visfrequentie en het type vistuig bepalen de voetafdruk van de visserij. Ook de vaarsnelheid is hiervoor bepalend.

Het vangen van demersale vissen en garnalen kan op dit moment niet zonder enig contact te hebben met de zeebodem. Zoals je hierboven hebt kunnen lezen gaat deze manier van vissen al ver terug in de geschiedenis. Al in de Middeleeuwen was er een voorloper van het huidige boomkortuig. In de geschiedenis waren er ook al zorgen over de effecten van de bodemberoerende visserij op de zeebodem en op het zeeleven. Hier lijkt weinig aan veranderd te zijn, want ook nu ligt bodemberoering door de visserij onder een vergrootglas. Het beroeren van de zeebodem wordt in verband gebracht met negatieve effecten op o.a. het ecosysteem. Het volgende artikel ‘Ecologische effecten van bodemberoerende visserij’ zal hier dieper op ingaan.