Naast vismethoden die gebruik maken van kettingen, elektriciteit en visborden voor het vangen van vissen, zijn er ook vismethoden die deze hulpmiddelen niet gebruiken. De zegenvisserij maakt hier namelijk geen gebruik van. In dit lesboek zullen de flyshootmethode en de ankerzegenmethode worden besproken. Deze twee vismethoden lijken sterk op elkaar en maken gebruik van zegentouwen om vis te vangen. De voorloper van de ankerzegenmethode was de strandzegen.
1 Flyshoot
De vismethode met zegens vanaf een schip is al in het begin van de jaren twintig van de vorige eeuw in Schotland geïntroduceerd. Voor de Schotse kust komt veel meer rondvis dan platvis voor. Daarom hebben de Schotse vissers het door de Deense vissers toegepaste vangprincipe van de ankerzegen aangepast voor de vangst van rondvis. Deze aanpassing betreft zowel het visnet, als ook de manier van inhalen van het vistuig. Zo ontstond de Schotse zegenmethode, oftewel de visserij met de flyshoot.
Met de flyshootmethode wordt er achter het schip gevist met lijnen, ofwel zegentouwen, met daaraan een net. Tijdens het vissen worden de zegentouwen met het net naar het schip gehaald. De zegentouwen rollen over de bodem en veroorzaken stofwolken die de vissen opschrikken en ervoor zorgen dat ze voor de touwen blijven uitzwemmen. De sterke en grote vissen blijven voor de zegentouwen uitzwemmen en worden bij het naderen van het schip en het halen samengedreven naar de netopening.
De ankerzegenmethode kent een aantal belangrijke verschillen ten opzichte van de flyshootmethode, zoals te zien is in bovenstaande afbeelding. In tegenstelling tot de ankerzegen, die alleen voor tij uitgezet en in tij ingehaald kan worden, geeft de richting van de tijstroom namelijk iets minder beperking voor de flyshootmethode. Toch is het tij wel belangrijk bij flyshooten. Per situatie moet er gekeken worden naar het tij en de wind. Soms moet er meer rekening gehouden worden met de wind en soms meer met het tij. De vissers die hun netten het beste wegschieten ten opzichte van de stroom of wind vangen de meeste vis. Sommige schepen hebben een speciaal stroomprogramma aan boord om dat te kunnen bepalen.
Verder is het net dat gebruikt wordt tijdens het vissen met de ankerzegenmethode verschillend ten opzichte van de flyshootmethode. Dat verschil wordt veroorzaakt doordat beide methoden andere doelsoorten (platvis tegenover rondvis) bevissen. Rondvis houdt zich in tegenstelling tot platvis dicht bij de bodem op, terwijl platvis zich meestal op of in de zeebodem begeeft. Daarom moet bij de visserij op rondvis een net met een grotere verticale netopening gebruikt worden dan bij de zegenvisserij op platvis. Deze grotere verticale netopening is ook nodig omdat van de rondvissoorten, vooral schelvis, bij nadering van het net probeert te ontsnappen door omhoog te zwemmen. Het net en de zegentouwen komen bij deze twee vistechnieken op dezelfde manier naar het schip.
De flyshootmethode is geschikt om door kleine tot middelgrote kotters beoefend te worden. Het is een tussenvorm van de zegen- en trawlvisserij. Een kotter die met de Schotse zegen vist, gaat niet voor anker. Bij de flyshoot houdt de schipper doormiddel van de schroef het schip in de gewenste positie. Daarom is er meer tijd voor actief vissen beschikbaar dan bij de ankerzegenmethode. Deze tijdwinst is groter als er in dieper water gevist wordt. In het algemeen kan gesteld worden dat de visserij met de Schotse zegen op rondvis in dieper water beoefend wordt dan de ankerzegenvisserij op platvis, welke overwegend in kustwateren plaatsvindt.
De Nederlandse flyshootvloot bestaat uit een combinatie van nieuwbouw- en omgebouwde kotters (rondviskotters, hektrawlers, boomkorkotters). Er zijn +/- dertien kotters in Nederland die deze manier van vissen uitoefenen. De meeste kotters zijn zo uitgerust dat ze zowel de flyshootvisserij als de twinrigvisserij kunnen beoefenen (multipurpose schepen).
1.1 Beschrijving
Het beoefenen van de flyshoot vereist zowel een grote kennis van de hydrografische omstandigheden (stroming, bodemgesteldheid) als ervaring in het onder gelijke spanning inhalen van de zegentouwen. Op de kotters werken meestal vijf tot zes mensen. Aan beide zijden van het schip zit een nettenrol op het achterschip. Zo kan men aan beide kanten van het schip het net rondschieten. Vaak zijn dat twee verschillende netten voor verschillende zeebodems. De zwaardere zegentouwen zijn in deze omstandigheden nodig om tijdens het inhalen een zo lang mogelijke deel van de zegentouwen in contact met de zeebodem te houden (herdingeffect).
Opbouw flyshooter
De opbouw van een flyshooter is ook verschillend. Zo bevind het werkdek zich voor de brug bij een boomkorkotter, maar bij een flyshooter bevind het werkdek zich op het achterdek. Meestal staat de stuurhut in het midden of voor op het schip. De brug en logies worden op een flyshooter naar voren verplaatst om meer ruimte te krijgen op het achterdek. Hierbij heeft de brug meestal dezelfde indeling als een boomkorkotter. De ruimte op het achterdek wordt ingenomen door flyshootlieren, een portaalmast, nettrommels en een vangstverwerkingsinstallatie.
De voor een efficiënte en veilige beoefening van de flyshootmethode nodige dekwerktuigen en inrichting van het dek, zijn dezelfde als bij de ankerzegenmethode. Wel moet, door de grotere belasting op de zegentouwen tijdens de flyshoot, de aandrijving van de lier een groter vermogen kunnen leveren dan bij de ankerzegen. Als hiermee rekening wordt gehouden, kan een kotter seizoensmatig op rondvis of op platvis vissen.
Flyshootkotters hebben duidelijke herkenningspunten, zoals de grote boei die bij de vismethode hoort. Verder hebben de Nederlandse flyshooters twee rollen voor de zegentouwen. Onder het vissen wordt continue de eerste lijn gewisseld voor een gelijkmatige slijtage. Dit noemen we lijnen draaien. Als dit niet gebeurt, dan kunnen er slagen in de zegentouwen komen. Dit gebeurd vaker bij meer losse lijn tijdens het uitvieren van nieuwe touwen. Door iedere trek met een andere lier te beginnen dan de vorige trek worden de lijnen automatisch gelijkmatig omgedraaid, waardoor ze gelijkmatig slijten. Dat kan later breuken opleveren of slagen bij nieuwe lijnen.
Zegentouwen
De lijnen waarmee een flyshooter achter zijn schip vist, worden zegentouwen genoemd. Ze zijn polyethyleen geslagen, terwijl de kern per tier met staaldraad verzwaard is. De zegentouwen waarmee de Schotse zegenvisserij beoefend wordt hebben een diameter van 36 tot 50 mm. De diameter, en daarmee ook het gewicht per lengte-eenheid, is groter naarmate het voortstuwingsvermogen, de afmetingen van het net en/of de waterdiepte waarin gevist wordt groter zijn.
De lengte van de zegentouwen is mede afhankelijk van de visgrond. In Het Kanaal wordt veelal met dikkere, kortere lijnen gevist. Zo wordt bijvoorbeeld bij een lengte van 2700-3200 meter met een dikte van 44 mm tot zelfs 60 mm gevist. In de zomer daarentegen wordt er met langere en dunnere lijnen gevist. Zo wordt bijvoorbeeld met een lengte tot 6000 meter gevist met een dikte van 32-36 mm.
Door de lange zegentouwen wordt een groot oppervlak van de zeebodem omsloten, zodat het per tijdseenheid beviste oppervlak groot is. De vangsthoeveelheid is dan ook vaak groter dan de vangst van kotters met hetzelfde voortstuwingsvermogen die met de bodemtrawl vissen. Een van de nadelen is dat de zegentouwen snel rekken. Na zes weken vissen is een lijn van 60 mm ongeveer 15 mm dunner geworden door het rekken. Deze lijnen rekken gemiddeld 15 tot 20 procent uit na zes weken vissen. De oorspronkelijke 3000 meter lengte van de lijnen is na zes weken opgerekt tot 3600 meter.
In tegenstelling tot de trawlmethode kan er met de flyshootmethode gevist worden in een klein bestek met een goede bodemgesteldheid binnen een gebied met een overwegend ruwe bodemgesteldheid. De afmetingen van dit bevisbare bestek bepalen het aantal trossen zegentouw dat uitgezet kan worden. In gebieden waar trawls of spanzegens alleen met een klossenpees toegepast kunnen worden, kan de flyshoot niet beoefend worden. Dit komt omdat de zegentouwen achter stenen en dergelijke kunnen blijven haken en te veel zullen slijten. Door de lange zegentouwen kan de methode ook niet of moeilijk toegepast worden in een zeegebied waar de trawl- en/of spanmethode beoefend wordt.
Blazen
Dit systeem bestaat uit drie blazen met een verschillende grootte. Het eerste zegentouw wordt opgelicht door de grootste blaas. Tussen de grote en kleine blaas zit een strop van zegentouw van ongeveer 10 meter. Tussen de middelgrote en kleinste blaas zit een dynemastrop van ongeveer 30 meter. Deze strop is doormiddel van een G-schalm aan het eind van het zegentouw bevestigd.
Optuiging
Het zegentouw zit aan de knuppel vast met een G- schalm. De knuppel heeft aan de boven- en onderkant twee ogen. Aan het bovenste- en onderste oog zit een stukje ketting dat naar de G-schalm loopt. Deze zit aan het begin van het zegentouw vast. De andere twee ogen zijn voor de bovenkabel en de rubberkabel. Deze bovenkabel heeft een lengte van ongeveer 55 m en is rond de 18 mm dik.
De rubberkabel heeft een lengte van ongeveer 50 meter en bestaat in het centrum uit een staalkabel van 24 mm. Verder heeft het tuig ook een bobbin met daarvoor een stuk ketting van 3 meter. Deze bobbin en ketting zitten aan de rubberkabel vast. De rockhopper en de punt van de onderpees van het net zitten ook aan de bobbin vast. Soms zitten er borstels tussen de rubberschijven van de rolder. Op de bovenpees van het net zitten drijvers om het net een verticale netopening te geven. De onderpees van het net zit met een kettinkje vastgemaakt. Het begin van dit kettinkje zit vast aan de bobbin. Ook de rockhopper is aan de bobbin vastgemaakt met twee kettingschalmen en een wartel waar de onderpees aan bevestigd is.
1.2 Werkwijze
In dit hoofdstuk bespreken we de wijze waarop de flyshootmethode normaal gesproken wordt gebruikt. De hier beschreven werkwijze kan afwijken van de praktijk. Het belangrijkste is dat een visser ten allen tijden rekening houdt met de veiligheid.
Uitzetten net
Bij het uitzetten van het visnet volgt meestal deze procedure aan boord van een kotter met de flyshootmethode:
- Meestal wordt met het vissen begonnen nadat het echolood de aanwezigheid van rondvis heeft aangetoond.
- Het uitzetten van het visnet kan over twee kanten van het schip gebeuren, namelijk aan de stuurboord- of bakboordzijde. Bij het uitzetten gaat eerst de kleinste blaas overboord. Aan deze blaas is een dynemastrop van ongeveer 30 à 35 meter bevestigd. Het einde van die strop is aan de kleine blaas vastgemaakt. Het einde van het eerste zegentouw is daar ook aan bevestigd.
- Een deel van het zegentouw wordt door de grote blaas opgelicht van de zeebodem.
- Ook zijn er schepen die het net niet vanaf de rol schieten, maar het net eerst op het achterdek klaarleggen. Eerst worden de staart en het achtereind in grote slagen op het achterdek neergelegd en daarna de pees. De zijde die het eerst overboord gaat kan worden neergelegd zoals deze van de nettenrol komt. Daardoor kunnen de onder- en bovenkabel niet met elkaar in de knoop gaan. De zijde van het net die als laatste overboord gaat moet opnieuw worden opgeschoten, zodat de knuppel onderop komt te liggen en de pees boven.
- Zodra het ankertuig overboord is, wordt het eerste zegentouw uitgevierd. Bij het uitzetten in een vierkant wordt de eerste helft van de lijn uitgevierd. Daarna volgt een bocht van 90° voor de tweede helft.
- Het net kan worden losgemaakt van de nettentrommel.
- Het tweede zegentouw kan worden uitgevaren als de drijvers op de vlerken en de bovenpees van het net in een mooie rechte lijn op het water liggen.
- Het schip vaart weer 2000 meter lijn uit. Dan volgt weer de bocht van 90° en wordt de laatste 2000 meter lijn uitgevierd terug naar de blaas, waaraan het eind van het eerste zegentouw is vastgemaakt.
- Als het schip bij de blaas is aangekomen, is het tweede zegentouw tot het eind uitgevaren. De kleinste blaas aan de lange strop wordt door middel van een klein dregankertje uit het zeewater gehaald. Als alle blazen aan boord zijn, wordt het eind van het zegentouw aan de lege touwhaspels vastgemaakt en kan het inhalen beginnen.
Binnenhalen net
Bij het binnenhalen van het visnet volgt meestal deze procedure aan boord van een kotter met de flyshootmethode:
- De zegentouwen worden bijna altijd voor tij ingehaald en moeten zo recht mogelijk achter het schip staan. Wel is de richting van zowel tij als wind van invloed op de kant van het achterschip waarover de zegentouwen binnenboord komen. Als bijvoorbeeld de drift door de wind groter is dan door de uit tegengestelde richting komende stroom, dan neemt het schip de zegentouwen aan loefzijde aan boord. Als de stroom daarentegen sterker is, worden de zegentouwen aan lijzijde aan boord ingehaald. Als recht voor de (harde) wind gevist wordt, dan komen de zegentouwen elk aan één kant over het achterschip aan boord. Eén aan stuurboord en de andere aan bakboord. Er moet rekening gehouden worden met de wind, anders wordt het touw al schurend langs het schip binnengehaald.
- Tijdens het inhalen van de zegentouwen mag de stroom aan de kant waarover gehaald wordt van zes streken voorlijker dan dwars, tot zes streken achterlijker dan dwars inkomen (1 streek is 11,25°).
- Het inhalen gaat precies tegenovergesteld aan het uitzetten. Eerst worden de blazen uit het water gehaald.
- Daarna wordt het eerste zegentouw aan de lier bevestigd. Het tweede zegentouw is niet los geweest. Bij het inhalen moeten de zegentouwen gelijktijdig op dezelfde lengte aan boord komen. Gebeurt dit niet, dan is de kans op een slechte vangst bij die trek erg groot.
- Als de zegentouwen bij elkaar gekomen zijn, dan wordt de haalsnelheid van de touwen verhoogd. Het verhogen van de haalsnelheid gebeurt, omdat de vis die zich tussen de lijnen bevindt nog in het net getrokken moet worden.
- De zegentouwen worden opgedraaid tot de knuppels aan de boorden komen. Het is het gunstigs voor de visnamigheid als de knuppels precies gelijk aan de boorden van het schip komen. Een enkel schip heeft een zogenaamde equalizerpijp. Die zorgt ervoor dat de druk op beide zegentouwlieren gelijk blijft, waardoor de haalsnelheid van de ene zegentouwlier wordt aangepast aan die van de andere.
- Er moet op gelet worden dat de knuppels niet gedraaid aan de boorden komen. Die draaiing gaat door tot in het net, waardoor eigenlijk alles gedraaid is.
- De knuppels worden daarna aan de nettenrol vastgemaakt en het net wordt op de nettenrol gedraaid. Als de lijnen binnengehaald zijn, worden het net en de vangst binnengehaald. Hierna kan opnieuw met het uitschieten van het eerste zegentouw worden begonnen.
- Soms begint men al kort na het uitzetten van het net met het binnenhalen. Vaak gebeurd dat als het echolood aangeeft dat de zeebodem niet geschikt is om te vissen. In zo’n geval probeert de schipper meestal verderop een geschiktere visgrond te vinden. Het beste kan gevist worden op vlakke visgronden, maar vissen in een geultje is vaak ook interessant. De kans op een goede trek is het grootst zodra men van diep water naar ondiep water vist. Ook bij een punt langs vissen geeft goede vangsten.
Vastlopen vistuig
Bij het vastlopen van het vistuig zijn er meerdere procedures mogelijk om het vistuig los te krijgen aan boord van een kotter met de flyshootmethode. Deze methodes zijn als volgt:
- Net als bij de ankerzegenvisserij kan het bij de flyshoot gebeuren dat één van de zegentouwen of het net blijft vastzitten. Dit wordt opgemerkt doordat het schip geen vaart meer loopt en/of tijdens het inhalen de hoek tussen de touwen niet meer kleiner wordt.
– Zodra dit het geval is moet de lier worden gestopt. Ook wordt het toerental van de motor verminderd zodat de snelheid terugloopt.
– Het schip vaart over het zegentouw terug, waarbij dit zoveel mogelijk ingehaald wordt.
– Uiteindelijk komt het schip boven het obstakel waardoor het zegentouw steil komt te staan.
– Als het touw dan nog niet losgekomen is, kan verder naar achteren over het zegentouw in de richting van het net gevaren worden om het zegentouw uit het obstakel te trekken. - Er bestaat ook een andere manier om het zegentouw los te trekken, namelijk door langzaam in te halen. Als dat niet wil lukken, dan kun je langzaam doorhalen. Het schip drijft daardoor naar het punt waar het zegentouw is vastgelopen. De schipper probeert het zegentouw los te trekken door steeds kleine rukjes te geven.
– Als dit niet lukt, dan wordt het zegentouw gekapt. Daarbij wordt een boei op het gekapte eind gezet. Vervolgens wordt het andere zegentouw en het net tegen de richting van uitzetten in omgestoomd en zoveel mogelijk gelijkmatig ingehaald. Zodra dit zegentouw en het net aan boord zijn, dan wordt het aan het net bevestigde deel van het vastgelopen touw zoveel mogelijk ingehaald. Daarna wordt ook dit deel van het vastgelopen touw gekapt. Voordat je dit doet, moet de boei wel worden opgepikt. Bij het vastzitten van het net wordt dezelfde procedure gevolgd. - Er kan ook doorgegaan worden totdat het zegentouw knapt. Dan halen we de andere kant en het net binnen met behulp van de nettenrol.
– Als het net aan boord is, dan pikt men het eind van het losse zegentouw dat nog in het water ligt weer vast aan het eind van het zegentouw dat al aan boord is.
– Het losse zegentouw dat nog in het zeewater ligt, wordt vervolgens binnengehaald.
– Later worden de zegentouwen dan weer aan elkaar gesplitst. - Als het net blijft vastzitten, dan kan samen met een ander schip proberen het net los te krijgen. Dit kan men doen door gebruik te maken van een stuk ketting. Deze ketting is met een halve tros zegentouw aan elk schip bevestigd. Door het naar het net slepen van de onder aan de boei vastgemaakte zegentouwen kan het net uit het obstakel getrokken worden. Deze manier wordt echter bijna nooit gebruikt.
Als het net vast blijft zitten, dan kan men ook rondjes proberen te varen en af toe het net halen. Op die manier komt het net altijd los. Om de kans op netschade bij vastlopen te verminderen worden flyshootnetten meestal van polyethyleen netwerk vervaardigd. Dit materiaal drijft in zeewater (dichtheid 0,96 kg/dm3) en is ook goedkoper dan het zwaardere, vooral voor de constructie van trawls toegepaste, nylon (polyamide, PA; dichtheid 1,14 kg/dm3).
Beëindigen van het vissen
Bij het beëindigen van het vissen volgt meestal deze procedure aan boord van een kotter met de flyshootmethode:
- De zegentouwen en het schoongespoelde net worden op de touwhaspels en nettentrommel opgedraaid.
- Er wordt gecontroleerd op schade aan het net en lijnen.
- De blazen en andere gebruikte tuigonderdelen worden weer op hun plaats gezet.
{{image id=”4658″ name=”_r0n5556″ url=”https://vistikhetmaar.nl/app/uploads/2016/10/R0N5556.jpg”}}
1.3 Doelsoorten en bijvangst
De flyshootvisserij is een seizoensgebonden vismethode, maar het kan ook jaarrond worden uitgeoefend door het visgebied aan te passen. In de zomermaanden vissen de meeste flyshooters op de Noordzee en gedurende de winterperiode wordt meestal in Het Kanaal gevist. Gedurende de winter worden de vangsten dan meestal gelost in Frankrijk of Engeland.
De reden waarom vissers hun visgebied gedurende het jaar aanpassen komt doordat de doelsoorten zich ook verplaatsen. Zo is de zeewatertemperatuur bijvoorbeeld belangrijk voor de vangst van rode mul. Als de temperatuur van het zeewater op een bepaalde visgrond een graad hoger is, dan geeft dat al een hogere mulvangst. Als het kouder wordt, dan trekt de vis zuidelijker. De vissers schieten in de Noordzee het flyshootvistuig uit in de vorm van een parachute, terwijl vissers in Het Kanaal het flyshootvistuig uitschieten in de vorm van vierkantjes.
De doelsoorten van de flyshootvisserij verschillen dus ook per gebied, zoals goed te zien is in bovenstaande tabel. De voornaamste doelsoorten van de flyshootmethode zijn rode mul, rode poon, inktvis, zeebaars, makreel, schol, schar, wijting, kabeljauw, dorade en de pieterman. Een aantal van deze soorten, zoals rode poon, mul en inktvis, zijn ongequoteerd. Over deze ongequoteerde soorten zijn weinig wetenschappelijke gegevens bekend. Dat maakt het beheren van deze vissoorten lastig.
De doelsoorten en bijvangstsoorten verschillen sterk per visser. Dit is namelijk ook afhankelijk van zijn vangstrechten. De voornaamste bijvangstsoorten van de flyshootvisserij zijn horsmakreel, zonnevis, steenbolk en sprot. Alleen in bepaalde gebieden, zoals de Monkey bank, wordt ook gericht gevist op kabeljauw in de stenen. De vissers hebben de kunde om in gebieden met veel stenen de zegentouwen zo uit te schieten, dat ze de lijnen aan de binnenkant om een steen schieten. Er wordt wel met kortere lijnen gevist en de lijnen slijten ook sneller in steenachtige gebieden.
Er worden ook bodemdieren en andere zeedieren bijgevangen, zoals zee-appels, heremietkreeften, zeesterren, slangsterren en zee-egels. Onderzoek heeft aangetoond dat de zegenmethodes de minst dodelijke vismethodes zijn voor alles wat op de zeebodem leeft. Hierbij zijn de zegenmethodes vergeleken met de boomkor- en bordenvisserij.
1.4 Gedrag van de vis ten opzichte van het tuig
Rondvissen hebben een hogere kruissnelheid dan platvissen. Om rondvissen te kunnen vangen is het nodig dat ze gedwongen worden met een grotere snelheid dan hun kruissnelheid te zwemmen, zodat de zwemenergie snel verbruikt wordt. Dit wordt bereikt door bij het inhalen van het vistuig niet voor anker te gaan, maar met een geringe vaart over de grond te blijven lopen.
Flyshooten is het meest effectief bij voldoende daglicht. De visnamigheid wordt bevorderd als de vissen de zegentouwen zien. Vissen worden door de zegentouwen opgejaagd en komen uiteindelijk in het net. Tijdens de vistrek worden de zegentouwen met het net langzaam naar het schip gehaald. De zegentouwen bewegen over de zeebodem en veroorzaken stofwolken die via het zijlijnstelsel door de vis worden opgemerkt (het herdingeffect).
Vissen die zijwaarts proberen te ontsnappen stuiten op de zich voortbewegende zegentouwen en proberen deze te ontwijken, waardoor ze in de baan van het net komen. De sterkere en grotere rondvissen hebben voldoende uithoudingsvermogen om dat vol te houden. Uiteindelijk worden ze in het net gedreven en gevangen. De jonge, kleine vissen hebben een slechter uithoudingsvermogen en worden ingehaald door de zegentouwen. Dat zorgt ervoor dat kleinere vissen niet worden gevangen.
Zodra vissen zich voor de netopening bevinden, zullen ze proberen te ontsnappen. De vluchtreactie van een rondvis is naar boven. Dat is zeker het geval voor schelvis. Daar stuitten ze echter op de kap van het net, waardoor ze niet kunnen ontsnappen.
1.5 Verwerking
Nadat de vis aan boord is gehaald, wordt deze gespoeld in een speciale spoelmachine. Daarna wordt de vis gesorteerd op soort en grootte. De gevangen vis blijft maar kort in het net en het net beweegt relatief langzaam over de zeebodem. Ook wordt er met deze methode relatief weinig grondvuil meegevangen, waardoor de vis ook minder beschadigd wordt. Daardoor is de vangst vaak van een uitstekende kwaliteit. Er is voor vis van flyshooters een apart kwaliteitskeurmerk genaamd ‘Flyshoot Quality’.
De visverwerking neemt minder tijd in beslag dan bij andere vismethodes. Bepaalde doelvissoorten, zoals mul, worden ongestript aangevoerd. Die soorten worden alleen gesorteerd, gespoeld en geijsd. De overige vis wordt op de gebruikelijke manier aan de verwerkingsband gesorteerd, gestript, gespoeld en naar het visruim gebracht om gekoeld te worden. In het visruim wordt de vis in viskisten geijsd en opgeslagen bij een temperatuur van ongeveer 0°C à 1°C totdat er gelost zal worden in de haven. Er wordt meestal na twee dagen gelost, wat de kwaliteit van de vis ook weer ten goede komt.
1.6 Duurzaamheid
Over het algemeen worden zegenmethoden gezien als visserijmethoden met een laag brandstofverbruik ten opzichte van andere actieve vismethoden. De leeftijd en vorm van het schip hebben hier echter ook nog een belangrijke invloed op. Onderzoekers uit IJsland en Noorwegen toonden aan dat het brandstofverbruik voor de zegenmethodes gemiddeld tussen de 0,20 tot 0,25 liter per kilo gevangen vis lag. Dit lage brandstofverbruik levert weer economische en ecologische voordelen op. Verder levert de hogere kwaliteit van de vangst meestal ook een economisch voordeel op door hogere prijzen op de visafslag.
In Nederland was deze vistechniek tot voor kort nog vrij onbekend, maar de laatste jaren is er steeds meer onderzoek gedaan naar de flyshootvisserij. Zo is er een vergelijkend onderzoek uitgevoerd tussen de flyshootmethode en andere vismethodes.
Daaruit kwam naar voren dat de flyshootmethode ten opzichte van de boomkor- en bordenmethode een groot oppervlak per uur bevist (ongeveer 1,6 km2). Bij de boomkor en de bordenvisserij (otter trawl) ligt het beviste oppervlak een stuk lager. Daarentegen is de impact van de flyshootmethode op de zeebodem en het leven op de zeebodem wel aanzienlijk minder ten opzichte van de boomkor- en bordenmethodes.
Verder zijn er in de periode van 1968 tot 1980 enorme ontwikkelingen geweest in de flyshootmethode. Deze ontwikkelingen blijven zich doorzetten en dit is vooral terug te zien in:
- Het visnetontwerp
- De zegentouwen
- De werktuigen aan dek
- Multipurpose schepen (flyshoot- en twinrigmethode)
Door te blijven innoveren zijn Nederlandse flyshooters vrij efficiënt. Zo zijn Nederlandse flyshooters in vergelijking met bijvoorbeeld Franse vissers relatief weinig op zee, maar voeren ze wel veel vis aan. Dit zorgt nog weleens voor spanningen en dan met name in Het Kanaal.
Verder krijgt de flyshootmethode ook nog weleens kritiek op het feit dat er gevist wordt op ongequoteerde soorten zoals inktvis en rode mul. De aanvoer van deze soorten schommelt sterk, maar daarmee kan nog niet gezegd worden of het goed of slecht gaat met die soorten. Er is gewoonweg nog te weinig informatie over bekend om daar wetenschappelijk onderbouwde uitspraken over te doen.
2 Ankerzegen
De ankerzegen is een oude vismethode uit Denemarken en wordt door de Denen ook wel snurrevåd genoemd. Waarschijnlijk werd de bootzegen voor het eerst rond 1850 door de Deense visser Jens Laursen Vaever uit Limfjord toegepast. In die tijd werd de strandzegen langs de westkust van Jutland nog veel voor de vangst van schol gebruikt. Normaal werd er met deze methode vanaf het strand gevist, maar deze visser kwam met het idee om vanaf een voor anker liggend zeilschip met de strandzegen te vissen.
De lange touwen en het net werden met een roeiboot in een boog uitgezet. Vervolgens werd het net aan de lange touwen naar het schip getrokken. Deze methode bleek zo succesvol dat in korte tijd veel schepen in volle zee op elke daarvoor geschikte positie met de zegen gingen vissen. Later werd het door de invoering van mechanische voortstuwing mogelijk dat het schip de touwen en het net zelf vanaf een ankerplaats ging uitzetten, waardoor de roeiboot kwam te vervallen. Deze visserijmethode wordt niet meer beoefend door Nederlandse schepen.
Deze methode verloopt nog steeds volgens hetzelfde principe. Wel is er verder gemechaniseerd. Na de invoering van de mechanische voortstuwing werd een door de hoofdmotor aangedreven horizontale kaapstand met twee koppen toegepast, de Snurrevaadlier. Hierdoor kon de lengte van de zegentouwen aanzienlijk toenemen. De zegentouwen moesten met de hand op het dek opgeschoten worden (opschieten is het opbergen van het touw op een dusdanige manier dat er geen knopen in komen).
In de praktijk bleek dat maximaal een lengte van ongeveer 120 vadem (220 meter – vadem is een oude lengtemaat die vooral werd gebruikt voor het bepalen van de waterdiepte, waarbij 1 vadem ongeveer 1,8 meter is) met de hand opgeschoten en over het dek verplaatst kon worden. Daardoor zijn de zegentouwen tot nu toe uit aan elkaar gekoppelde of gesplitste trossen met een lengte van 120 vadem samengesteld. De lengte van de zegentouwen wordt daardoor aangegeven door het aantal trossen waaruit elk zegentouw bestaat. Omstreeks 1920 werd de Snurrevaadlier van een inrichting voorzien die de zegentouwen automatisch op het dek opschoot. Het is vooral door deze mechanisering dat ook vissers van andere landen zoals Engeland, Schotland, Zweden, Ierland en Nederland deze vismethode gingen toepassen.
In Nederland waren het de vissers van Urk die de Snurrevaadvisserij in het midden van de twintiger jaren van de vorige eeuw naar ons land brachten. Het aantal schepen dat deze vismethode beoefende breidde zich tot 1940 uit tot ongeveer 40 schepen. Na 1945 nam de betekenis van de Snurrevaadvisserij geleidelijk af. Er werd hoofdzakelijk op schol gevist. Rond 1950 is de Snurrevaadvisserij uit de Nederlandse visserij verdwenen.
De laatste jaren is de Snurrevaadvisserij verder gemechaniseerd door het gebruik van grote haspels waarop de totale lengte van een zegentouw opgeslagen wordt. De hydraulische aandrijving van deze touwhaspels zorgt ervoor dat het zogenaamde losse part van de zegentouwen (d.w.z. het part dat van de Snurrevaadlier afkomt) constant op een zodanige spanning gehouden wordt, dat het enkele keren om de lierkop geslagen zegentouw bij het naar binnenhalen van het zegentouw niet slipt. Inmiddels was ook de Snurrevaadlier van een in snelheid regelbare hydraulische aandrijving voorzien. Door de toepassing van de touwhaspels is het met grote snelheid uitvieren van de zegentouwen aanzienlijk veiliger geworden, terwijl het inhalen van de zegentouwen volledig gemechaniseerd is. Een verdere verlichting van de arbeidsinspanning werd bereikt door het gebruik van een powerblok bij het aan boord brengen van het net en de vangst.
Door de gestegen brandstofkosten is belangstelling voor deze energiearme en selectieve vismethode, die een vangst van uitstekende kwaliteit oplevert, niet vreemd. Hoewel de ankerzegenvisserij oorspronkelijk uitsluitend voor de vangst van platvis werd gebruikt, bleek dat de methode ook in aangepaste vorm voor de vangst van andere demersale vissoorten als rondvissen en grote garnalen toegepast kon worden.
Het materiaal van de zegentouwen was vroeger meestal manilla. Sinds 1960 worden de zegentouwen van polyethyleen gemaakt (PE; dichtheid 0,96 kg/dm3), waarbij in de kern stukjes lood zijn aangebracht om het voor een goed bodemcontact vereiste gewicht per lengte-eenheid te krijgen. De diameter van de toegepaste zegentouwen varieert. Algemeen geldt dat de diameter groter moet zijn als de bodemgesteldheid zachter (slapper) is. Hierdoor wordt de kans op het door de bodem trekken van de zegentouwen kleiner.
Het verschil tussen de ankerzegen- en flyshootvisserij bestaat erin dat bij de ankerzegen (ook wel ‘Deense zegen’ of ‘snurrevåd’ genoemd) het schip voor anker ligt bij het binnenhalen, terwijl bij de ‘flyshootmethode’ (ook wel ‘Schotse’ of ‘Scottish sein’ genoemd) het vaartuig aan een lage snelheid vooruit vaart.
2.1 Beschrijving
De ankerzegenvisserij is met name een geschikte vismethode voor kleine kotters (lage bouwkosten) met een klein voortstuwingsvermogen (laag energieverbruik). Door gebruik te maken van speciale dekwerktuigen, zoals touwhaspels en een powerblok, kan deze vismethode door een kleine bemanning op een efficiënte en veilige wijze worden beoefend. Ondanks de kortere lengte van deze kotters, kan er door de lange zegentouwen toch een groot oppervlak van de zeebodem worden omringt. Hierdoor is het per tijdseenheid beviste oppervlak best groot. Ook kan een relatief groot net worden gebruikt met deze vismethode in verhouding tot het kleine voortstuwingsvermogen dat gebruikt wordt.
Qua selectiviteit scoort de ankerzegenmethode ook goed ten opzichte van de boomkor. Zo worden er overwegend maatse platvissen gevangen, omdat kleine platvissen snel uitgeput raken in hun pogingen om de naderende zegentouwen te ontwijken. Hierdoor geven ze hun vluchtpogingen als snel op en laten ze de zegentouwen passeren. Doordat het net zich relatief langzaam over de zeebodem en door het water beweegt, heeft de vis vaak een uitstekende kwaliteit. Dit komt ook doordat de vangst maar korte tijd in het net verblijft, waardoor de gevangen vissen overwegend onbeschadigd en levend aan boord komen.
De ankerzegenvisserij werkt wel het beste in vlakke, zanderige gebieden met een goede bodemgesteldheid. Door de lage vissnelheid is de slijtage en schade gering, waardoor de materiaalkosten ook laag uitvallen. Onder normale omstandigheden ligt de levensduur van de zegentouwen ongeveer rond de twee seizoenen. Alleen moet er wel goed gelet worden op obstakels zoals stenen en wrakken, want daar kan het zegentouw achter blijven haken. Ook moet de stroming niet al te groot zijn voor het optimaal laten werken van deze vismethode.
Natuurlijk zijn er ook wel wat beperkingen voor het gebruik van deze methode. Zo is het vangstprincipe gebaseerd op het vluchtgedrag van (plat)vis voor de naderende zegentouwen. Hierdoor is het belangrijk dat de (plat)vis de zegentouwen kan zien aankomen. Daarom zijn de volgende omstandigheden belangrijk voor een goede werking van het ankerzegen:
- Het aantal uren daglicht; hoe groter het aantal uren daglicht, des te groter is het aantal visuren.
- De positie van de zon; als de zon hoog aan de hemel staat, dan dringt het zonlicht dieper door in het water).
- Helderheid van het water; langere perioden met goed weer en een lage planktonproductie zorgen voor een goede helderheid van het water.
Aangezien de omstandigheden in de winter niet echt gunstig zijn voor de ankerzegenmethode, wordt er met name in de periode van mei tot oktober met deze methode gevist. Het is een vismethode die wel veel ervaring vereist. Ook moet de bemanning uiterst geconcentreerd zijn bij het uitzetten en inhalen van de zegentouwen. Als één van de zegentouwen namelijk achter een obstakel blijft haken, dan kunnen veel visuren verloren gaan. Dit komt doordat dan een deel, soms zelfs de hele lengte van de zegentouwen, ingehaald moeten worden.
2.2 Werkwijze
In dit hoofdstuk bespreken we de wijze waarop het ankerzegen normaal gesproken wordt gebruikt. De hier beschreven werkwijze kan afwijken van de praktijk. Het belangrijkste is dat een visser ten allen tijden rekening houdt met de veiligheid.
Uitzetten net
Als het schip de vangplaats nadert worden de volgende handelingen verricht:
- De borging, waarmee het anker in kluisrol zeevast gezet is, wordt losgemaakt.
- De grote blaas wordt klaargelegd. De grote blaas moet op het ankerdraad bevestigd worden en zorgt ervoor dat de rukken van het schip aan het anker worden verminderd.
- Ook moeten de markeringsjoon, van het eind van de ankerlijn, en de tweede, kleinere blaas voor de bevestiging van het zegentouw worden klaargelegd.
- Op het achterschip wordt het net op een zodanige manier klaargelegd, dat achtereenvolgens een vlerk, het voornet en de andere vlerk overboord kunnen gaan.
In dit voorbeeld zal worden uitgegaan van een zuidelijke stroming en op elke haspel bevinden zich 12 trossen zegentouw met een totale lengte van 2640 meter (12 x 220m). Bij het uitzetten van het visnet volgt meestal deze procedure aan boord van een schip met een ankerzegen:
- Op de vangplaats gaat het schip in de stroom voor anker.
- Na het uitvieren van de ankerketting, het anker en een gedeelte van het ankerdraad, wordt even gestopt om de grote blaas op het ankerdraad te bevestigen.
- Het ankerdraad wordt verder uitgevierd totdat er voldoende lengte in zee staat. Hierbij moet rekening worden gehouden met de plaatselijke diepte.
- Vervolgens wordt de markeringsjoon met een strop aan het ankerdraad bevestigd, terwijl de kleine blaas met een lijn aan de markeringsjoon vastgemaakt wordt.
- Aan de kleine blaas wordt het stuurboord zegentouw bevestigd dat het eerst uitgevierd zal worden.
- Daarna manoeuvreert het schip op een dusdanige manier dat het ankerdraad slap komt te hangen en van de ankertrommel losgemaakt kan worden. Vervolgens worden de markeringsjoon (met de daaraan vastgemaakte ankerdraad) en de kleine blaas (waaraan het stuurboord zegentouw is bevestigd) overboord gezet.
- Hierna draait het schip richting zuidoostelijke koers, zodat de zeestroming schuin van achteren inkomt. Daarna zal het zegentouw met een flinke snelheid aan de stuurboordzijde worden uitgevierd. Tijdens dit uitvieren wordt het einde van het bakboord zegentouw naar het achterschip gebracht en aan de bakboord triangel of knuppel van het net bevestigd.
- Nadat ongeveer 9 trossen zegentouw uitgevierd zijn, wordt de koers naar zuidwestelijke richting verlegd.
- Zodra ongeveer 11,5 trossen uitgevierd zijn, wordt de vaart uit het schip gehaald. Het schip wordt in een dusdanige positie gemanoeuvreerd dat er geen spanning meer op het zegentouw staat. Het einde van het stuurboord zegentouw wordt nu op een achterbolder bevestigd.
- Vervolgens wordt de laatste halve tros van de haspel gevierd. Ook wordt de verbinding tussen het zegentouw en de thuishaler, waarmee het zegentouw met de haspel verbonden is, losgemaakt.
- Het einde van het stuurboord zegentouw wordt naar het achterschip gebracht en aan de stuurboord triangelplaat (knuppel) van het net bevestigd.
- Vervolgens zal de vaart richting zuidwestelijke koers meerderen. Als het stuurboord zegentouw strak komt te staan, dan worden achtereenvolgens de triangelplaat (knuppel), de stroppen en de vlerk vanaf stuurboord kant van het net overboord getrokken. Daarna kan het achternet met de kuil overboord gegooid worden.
- Het uitvieren van het bakboord zegentouw begint zodra de vlerk, stroppen en triangelplaat (knuppel) van bakboord kant van het net ook overboord getrokken zijn. Het is hierbij wel van belang dat de bovenpees strak staat en het net goed in zee staat. Pas als dit het geval is kan de koers naar westzuidwestelijke richting worden verlegd en begint het uitvieren van het bakboord zegentouw.
- Nadat van het bakboord zegentouw vier trossen uitgevierd zijn, wordt de koers naar noordwestelijke richting verlegd en worden de resterende trossen uitgevierd.
- Zodra van het bakboord zegentouw nog maar een halve tros uitgevierd moet worden, vermindert het schip vaart en wordt het zo gemanoeuvreerd dat het einde van dit zegentouw op een achterbolder bevestigd kan worden.
Binnenhalen net
Bij het binnenhalen van het visnet volgt meestal deze procedure aan boord van een kotter met het ankerzegen:
- Zodra het einde van het bakboord zegentouw op een achterbolder is bevestigd, dan wordt de vaart vermeerderd en zet men koers naar de markeringsjoon. Tijdens het naar de markeringsjoon slepen, beweegt het bakboord zegentouw over de zeebodem. Daarbij worden de vissen vooruit gedreven.
- Tijdens het slepen worden de thuishalers van de haspels via de geleiderollen (welke op het dek bevestigd zijn) naar de haalkoppen van de speciale ankerzegenlier gebracht. De thuishalers worden met enige slagen om de haalkoppen gelegd en vervolgens worden de uiteinden naar de geleiderollen gebracht die op de stuurboord verschansing zijn bevestigd.
- Het uiteinde van het bakboord zegentouw wordt naar de geleiderollen gebracht (welke op de verschansing zijn bevestigd) en in de thuishaler van een touwhaspel ingepikt.
- Zodra het schip bij de markeringsjoon is aangekomen, wordt deze samen met de kleine blaas en het daaraan bevestigde stuurboord zegentouw opgepikt en aan boord gebracht. Het uiteinde van dit zegentouw wordt naar de op de verschansing bevestigde geleide rollen gebracht en in de andere thuishaler van de tweede touwhaspel ingepikt.
- De markeringsjoon wordt van de ankerlijn losgemaakt. De ankerlijn wordt aan de thuishaler van de ankertrommel bevestigd en vervolgens stijf gezet. De schroef kan nu stil gezet worden.
- Vervolgens kunnen de touwhaspels en het ankerzegenlier worden ingeschakeld. Het inhalen van de eerste trossen gebeurt met een langzame snelheid, zodat de vissen langzaam en gelijkmatig door de over de zeebodem bewegende zegentouwen opgejaagd worden. Door met de hand op de zegentouwen te drukken tijdens het inhalen kan worden gevoeld of deze onder dezelfde spanning staan.
- Tijdens het verdere inhalen van de zegentouwen wordt de snelheid voortdurend opgevoerd. Zodra de zegentouwen bijna evenwijdig naar het schip lopen, wordt de ankerzegenlier op volle snelheid gezet. Op die manier worden vissen die tot voor de netopening opgejaagd zijn in het net gedreven.
- Bij het naderen van het einde van de zegentouwen wordt de snelheid van de lier verminderd. De lier wordt vervolgens gestopt als de triangelplaten of knuppels de geleiderol op de verschansing bereiken.
Het aan boord brengen van de vangst
Bij het aan boord brengen van de vangst volgt meestal deze procedure aan boord van een kotter met het ankerzegen:
- Allereerst worden de triangelplaten of knuppels door twee bemanningsleden naar het achterschip gebracht.
- Het bemanningslid dat het powerblok bedient, laat dit dwarsscheeps zwenken en onder de stroppen zakken die de triangelplaten (knuppels) met de nokken van het net verbinden.
- Zodra de stroppen op de schijf van het powerblok liggen, wordt deze ingeschakeld en kunnen de zegentouwen worden losgemaakt. De twee bemanningsleden die de triangelplaten (knuppels) hebben vastgehouden, kunnen nu de stroppen en het daaraan bevestigde net aan boord trekken.
- Tijdens het inhalen van de stroppen wordt het powerblok weer in langsscheepse richting gebracht, zodat stroppen en het net recht over het achterschip aan boord komen.
- Het is belangrijk om tijdens het inhalen van de vlerken ervoor te zorgen dat deze op een dusdanige manier worden opgeschoten op het achterdek, dat de vlerk die bij het uitzitten als eerst overboord gaat bovenop komt te liggen.
- Het inhalen stopt zodra het achternet het powerblok heeft bereikt. Het powerblok wordt vervolgens dwarsscheeps gezwenkt. Hierdoor komt het achternet weer aan de zijkant van het schip.
- Vervolgens wordt het powerblok weer ingeschakeld. Het achternet wordt zover aan boord gebracht dat de kuilstrop binnen bereik van de bemanningsleden komt.
- De jomperhaak wordt in de kuilstrop gepikt, waarna de kuil met de daarin aanwezige vangst aan boord gehesen wordt. Tot slot wordt de kuil in de vislast aan dek geleegd.
- Nadat de kuil met de pooklijn afgesloten is, wordt de kuil met het achternet naar het achterschip gebracht. Na een goede vangst kan het vistuig opnieuw uitgezet worden. De stroom is inmiddels gedraaid, zodat in een andere richting uitgezet moet worden om het net tegen de stroom in te kunnen halen. Daarbij wordt een ander deel van de zeebodem bevist.
- Tijdens het opnieuw uitvieren van het eerste zegentouw wordt het net op het achternet zodanig klaargelegd dat het zonder problemen en in de juiste volgorde weer overboord kan.
Beëindigen van het vissen
Bij het beëindigen van het vissen volgt meestal deze procedure aan boord van een kotter met het ankerzegen:
- Nadat de vangst en het net aan boord zijn gebracht, wordt de schroef weer in werking gezet. Langzaam vooruit varend wordt het anker opgehaald.
- Als het anker in de kluisrol ligt, dan wordt het zeevast gezet.
- Het net wordt schoongemaakt en zeevast opgeborgen.
- De zegentouwen worden geheel op de touwhaspels gedraaid, waarna de haspels zo geborgd worden dat ze niet meer kunnen draaien.
- De markeringsjoon en de grote en de kleine blaas worden opgeborgen en zeevast gezet.
2.3 Doelsoorten en bijvangst
De voornaamste doelsoorten van deze methode zijn demersale vissoorten. Maar er worden ook vissen gevangen die dicht bij de zeebodem leven. Hierbij kan worden gedacht aan poon, mul, inktvis, wijting, makreel, schar, schol en kabeljauw.
2.4 Gedrag van de vis ten opzichte van het tuig
Het gedrag van vissen ten opzichte van het ankerzegen is vergelijkbaar met dat van de flyshoot. Alleen richt deze vismethode zich minder op rondvis en heeft daardoor een minder grote verticale netopening dan een flyshootnet. Meer informatie hierover is te vinden in het hoofdstuk waarin het gedrag van vissen ten opzichte van de flyshoot al uitgebreid staat beschreven.
2.5 Verwerking
Het verwerken van de vis aan boord van een kotter die vist met de ankerzegenmethode is ook vergelijkbaar met de flyshootmethode. Daarom verwijzen we naar het hoofdstuk waarin het verwerken van de vis aan boord van een flyshooter al uitgebreid staat beschreven.
2.6 Duurzaamheid
Qua duurzaamheid is het ankerzegen vergelijkbaar aan de flyshootmethode. Het brandstofverbruik ten opzichte van andere vistechnieken is relatief laag, de kwaliteit van de vis is hoog en de impact op de zeebodem en het leven op de zeebodem is relatief laag in vergelijking met andere vistechnieken. Voor uitgebreidere informatie verwijzen we naar het hoofdstuk over flyshoot.
3 Bronnen
- Den Heijer, W. M., Keus, B., 2001. Bestaande vistuigen als mogelijk alternatief voor de boomkor.
- Galbraith, R. D., Rice, A., 2004. An introduction to Commercial Fishing Gear and Methods Used in Scotland.
- ILVO, 2014. Overview of fishing gears.
- Kenniskring Flyshoot-visserij, 2009. Flyshooten: het sleutelwoord voor kwaliteit en duurzaamheid.
- Kuhlman, J. W., Van Oostenbrugge, J. A. E., 2014. Bodemberoerende visserij op de Noordzee.
- Montgomerie, M, 2015. Basic fishing methods: A comprehensive guide to commercial fishing methods.
- Orion fishing, geen datum. Fishing Techniques.
- Polet, H., Depestele, J., 2010. Impact assessment of the effects of a selected range of fishing gears in the North Sea.
- Rijnsdorp, A. D., 2015. Flyshoot visserij in relatie met de instelling van bodem beschermende maatregelen voor het Friese Front en de Centrale Oestergronden.
- Roos, T., 2013. Kritiek op flyshoot als duurzame visvangsttechniek.
- United Fish Auctions, geen datum. Flyshoot.
- Van Overzee, H., Quirijns, F., 2010. Kennisdocument rode poon, mul en inktvis.
- Verkempynck, R., Van der Reijden, K., 2015. Overview Flyshoot data.
- Verschueren, B., 2015. Kenniskring Flyshoot ILVO @ UK153.
- Visserijnieuws, 2010. Richard Martens van SPARC Advies BV.
- Zeevisserijbedrijf Van Seters, geen datum. Flyshoot visserij.