Meer dan 70% van het aardoppervlak bestaat uit oceaanwater. En al dat water heeft een heel belangrijke rol op aarde. Als visser denk je natuurlijk al gauw aan alle vis die de oceaan produceert. En inderdaad zijn wereldwijd meer dan een miljard mensen wat betreft hun voedsel afhankelijk van vis, schaal- en schelpdieren.
Dit onderdeel richt zich op het belang van de zee voor de productie van vissen en nog meer zeeleven. Hoe kan het dat de zee zo immens veel leven bevat? En welke factoren sturen de productie van vis in zee?
1 Ecologie: plankton aan de basis
Een ecosysteem staat voor alle relaties tussen planten en dieren (levende natuur, waaronder plankton) en milieufactoren (niet-levende natuur) in een bepaald gebied. Voorbeelden van milieufactoren zijn bijvoorbeeld temperatuur, lichtintensiteit en voedingsstoffen.
Er zijn veel verschillen tussen ecosystemen. Een paar voorbeelden hiervan zijn koraalriffen, mangrovebossen, rotskusten en enorm diepe zeeën.
Welke planten en dieren op een bepaalde plek in zee voorkomen en wat ze met elkaar te maken hebben, is ook afhankelijk van milieufactoren. Milieufactoren zoals temperatuur, zoutgehalte, lichtintensiteit, stroming en diepte. In de Noordzee komen andere planten en dieren voor dan in een tropische koraalzee. Op het land is dat ook zo. In de warme en vochtige omgeving van het tropisch regenwoud zie je andere planten en dieren dan op de koude en droge toendra’s van Siberië. Planten en dieren in één ecosysteem leven daar niet toevallig samen. Ze hebben altijd iets met elkaar te maken en zijn van elkaar afhankelijk.
Een wel heel belangrijke groep van leven wordt plankton genoemd. Later in dit artikel leggen we uit waarom dit zo belangrijk is!
1.1 Planten en dieren in zee
Het leven in zee is indrukwekkend. Op National Geographic en Discovery Channel worden prachtige films uitgezonden waarin het zeeleven centraal staat. Zo maken veel Nederlanders kennis met verschillende soorten walvissen, mooi gekleurde vissen bij koraalriffen, meterslange roggen en haaien en spectaculaire dolfijnen.
De witte haai of mensenhaai is de grootste roofvis ter wereld. — Terry Goss De clownsvis, welbekend van de film ‘Nemo’, leeft tussen de tentakels van een anemoon – Nick Hobgood (wikimedia commons)
Ook voor de vissers zijn die grote dieren interessant. Ze weten natuurlijk alles van de vis die er in de Noordzee zit, zeker van de vissoorten die geld opbrengen. Op de Noordzee zien vissers bruinvissen en dolfijnen en soms komen er grote, bijzondere exemplaren van maanvissen, heilbotten of haaien aan boord. Daar wordt verslag van gedaan in Visserijnieuws.
Een haringhaai gevangen door de BCK 40 Quo Vadis. — Johan Romkes Een congeraal of zeepaling gevangen door vissers. — Johan Baaij
De grotere dieren die we zo goed kennen zijn echter niet zo talrijk. Het overgrote deel van de planten en dieren in zee is heel klein. En juist zij spelen een heel belangrijke rol! Ze vormen namelijk de basis van al het leven in zee.
1.2 Voedselketens: eten en gegeten worden
De mens eet vis, maar die vis moet zelf natuurlijk ook eten. Vis eet andere zeedieren en planten. Een schol eet bijvoorbeeld een worm en die worm eet weer algen. Zo ontstaan voedselketens waarin elke soort een schakel vormt. Kleine planten staan aan de basis van bijna elke voedselketen in zee. Deze kleine planten zijn eencellige algen die tot het plankton behoren. Plankton is een verzamelnaam voor alle kleine diertjes en plantjes die in het water zweven en met de zeestromingen meedrijven. Dierlijk plankton (zooplankton) eet dit plantaardig plankton (fytoplankton).
Dit dierlijk plankton staat op het menu van kleine vissen zoals haring en zandspiering, maar wordt ook gegeten door veel bodemdieren. Grotere roofvissen (zoals kabeljauw) doen zich tegoed aan de kleinere vissen. Aan de top van de voedselketen in zee staan de allergrootste rovers, zoals zeehonden, grote dolfijnen en mensen. Zij zijn in staat om de grote roofvissen zoals kabeljauw te vangen. Deze keten van eten en gegeten worden heet een voedselketen.
1.3 Algen aan de basis
Groene planten zijn de basis voor (bijna) al het leven op land en in zee. Planten kunnen namelijk met behulp van zonlicht voedsel maken. Ze gebruiken de energie van de zon om kooldioxide en water om te zetten in glucose (suiker) en zuurstof. Dit proces heet fotosynthese. Omdat planten zelf hun voedingsstoffen maken en omdat ze aan de basis van voedselketens staan, worden ze primaire (eerste) producenten genoemd.
Op het land zijn belangrijke groene planten vaak groot, zoals bomen en struiken. In zee zijn de belangrijkste planten heel erg klein. Dat zijn de eencellige algen. Deze algen heten plantaardig plankton of fytoplankton (fytos is het Grieks woord voor plant) en zweven in grote aantallen in zee. Een milliliter zeewater bevat zo’n 100.000 algen.
Het plantaardig plankton (fytoplankton) kan je zien als het gras van de aarde, want hoewel fytoplankton maar 1% van de biomassa (aantallen × gewicht) van groene planten op de aarde is, zorgt dat plankton voor 50% van alle primaire productie op aarde. De zee bevat ook grotere groene planten zoals zeegras en wieren, maar die zijn veel minder belangrijk voor de totale primaire productie dan al die kleine algen.
Je hebt primaire producenten op het land, zoals de bomen in het tropisch regenwoud. — Frank Vassen Je hebt ook primaire producenten in zee, zoals kelp. — Claire Fackler
1.4 Fytoplankton / plantaardig plankton
Fytoplankton zweeft in het water of groeit in ondiep water of op de bodem. Het water lijkt door die algen een beetje op groene of soms rode soep. Maar dat verandert als je het onder de microscoop bekijkt. Je ziet dan algen met veel verschillende vormen en maten. Het verschil tussen een grote en een kleine alg kan gigantisch zijn. Dit is te vergelijken met het verschil tussen een muis en een olifant. Plankton kan er spectaculair uitzien. Zo heeft kiezelwier een pantser van glas dat de mooiste vormen kan hebben.
De kolonievormende alg Asterionellopsis glacialis. — NIOZ De spiraalvormige alg Chaetoceros debilis. — NIOZ
In 2010 is gebleken dat de hoeveelheid fytoplankton wereldwijd sinds 1950 met 40% is afgenomen. Dat is nogal zorgwekkend. Want het kan onder meer grote gevolgen hebben voor voedselketens in zee en daarmee op vis. Fytoplankton levert namelijk de energie en suikers die vissen nodig hebben. Onderzoekers denken dat de afname van fytoplankton komt omdat de zeewatertemperatuur de laatste halve eeuw gestegen is.
1.5 Geen groei zonder voedingsstoffen
Planten maken zelf suiker uit zonlicht. Van deze suiker en voedingsstoffen zoals nitraat, sulfaat en fosfaat kunnen ze eiwitten, vetten en koolhydraten maken. Die hebben ze nodig om te groeien. Planten op het land halen die voedingsstoffen met hun wortels uit de grond. De planten in het water zijn omgeven door water waarin die stoffen zijn opgelost en hebben daarom geen wortels nodig.
Wanneer er te weinig voedingsstoffen aanwezig zijn, kunnen algen niet goed groeien. Te veel voedingsstoffen in het water is ook niet goed. Dan groeien de algen zo snel dat er veel meer algen zijn dan opgegeten kunnen worden. Uiteindelijk gaan de algen dood en zakken naar de bodem. Bacteriën breken ze daar af waarbij ze zuurstof gebruiken. Dat kan in extreme situaties zoveel zijn dat het zuurstof op kan raken op die plek. Als dat gebeurt, is er tijdelijk geen leven meer mogelijk.
Fosfaat als voedingsstof
In de visserij wordt veel gesproken over het belang van fosfaat als voedingsstof. Feit is dat op het land lange tijd veel fosfaat werd gebruikt, bijvoorbeeld in wasmiddelen. Dat fosfaat zorgde in de natuur voor allerlei problemen, zoals ongecontroleerde groei van algen. Daarom bevatten wasmiddelen nu geen fosfaat meer en ook de landbouw en industrie produceren er minder van. De hoeveelheid fosfaat die met rivieren in de zee komt is daardoor afgenomen. Vissers en sommige onderzoekers vinden dat hierdoor de visstand in de Noordzee na 1990 is afgenomen. Zij willen het fosfaat graag terug in zee.
In 2007 heeft de visserijsector de toenmalig minister van LNV (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) gevraagd om te onderzoeken of toevoegen van fosfaat in zee loont. Wetenschappelijke instituten concludeerden toen dat het toevoegen van fosfaat niet zinvol is. De hoeveelheid te lozen fosfaat zou namelijk duurder zijn dan de verwachte extra visopbrengsten.
1.6 Dierlijk plankton
Het volgende niveau in de voedselketen is meestal het dierlijk plankton. Het dierlijk plankton eet het plantaardig plankton. Andere dieren, zoals jonge vis, eten weer dierlijk plankton. Er zijn twee soorten dierlijk plankton – permanent en tijdelijk (periodiek).
Permanent plankton
Sommige dieren, zoals kwallen en roeipootkreeftjes, horen hun hele leven tot het plankton. Roeipootkreeftjes zijn de watervlooien van de zee. Ze zijn heel klein, maar vanwege hun enorme aantallen zijn ze de belangrijkste groep van het dierlijk plankton in zee. De geschatte hoeveelheid roeipootkreeftjes die in alle wereldzeeën bij elkaar leven is 1.000.000.000.000.000.000!
Roeipootkreeftjes eten beestjes en algen die nog kleiner zijn dan zijzelf. Heel veel grotere dieren, zoals haring en makreel, maar zelfs sommige reusachtige walvissen, leven van deze roeipootkreeftjes. Deze kreeftjes zijn de belangrijkste schakel tussen het allerkleinste plankton en het grotere dierlijk leven in zee.
Er is één andere soort dierlijk plankton dat ongeveer net zo belangrijk is als voedselbron. Dit is krill, een ander soort klein kreeftje die rond de Zuidpool in hele grote aantallen voorkomt. Krill is van levensbelang voor de Antarctische voedselketen en is de belangrijkste voedselbron van veel walvissen.
Krill speelt een belangrijke rol in de voedselketen tussen algen en grotere dieren zoals walvissen. — Oystein Paulsen Tekeningen van een aantal verschillende soorten eenoogkreeftjes. — Ernst Haeckel
Tijdelijk plankton
Sommige dieren zijn alleen een deel van hun leven onderdeel van het plankton. Dit geldt bijvoorbeeld voor de drijvende eieren en larven van vissen en schelpdieren. In het volwassen stadium behoren ze niet meer tot het plankton. Dieren en planten horen namelijk alleen bij het plankton als ze:
- drijvend in het water leven, en
- voor hun verplaatsing afhankelijk zijn van de zeestromingen.
Maar volwassen vissen verplaatsen zichzelf actief. Dan horen ze niet niet meer bij het plankton, maar bij het nekton. Volwassen schelpdieren behoren tot het benthos, of bodemdieren.
De congeraal begint zijn leven als onderdeel van het plankton. Eenmaal volwassen worden ze niet meer tot het plankton gerekend. — Uwe Kils Ook de maanvis of klompvis begint z’n leven als onderdeel van het plankton. Uiteindelijk kunnen deze volwassen vissen wel 4 meter hoog worden en behoren ze dus ook tot het periodieke zoöplankton. — G. David Johnson
1.7 Er gaat veel energie verloren - de 10% regel
Van eten krijg je energie. Energie afkomstig is van de zon. Want algen/plantaardig plankton, die aan het begin van de voedselketen staan, zetten de energie van de zon om in bruikbare energiebronnen zoals suikers. Dierlijk plankton eet dit plantaardig plankton, en dit dierlijk plankton is weer voedsel voor andere dieren. De energie en voedingsstoffen worden steeds verder doorgegeven in de voedselketen. Maar tijdens dat proces wordt er veel energie verbruikt.
Dieren gebruiken een deel van hun energie om voedsel te zoeken, te bewegen, zich voort te planten, warm te blijven, enzovoorts. Hiervoor wordt 90% van de energie gebruikt. De rest van de energie (de overige 10%) wordt gebruikt om te groeien en komt terecht in extra gewicht. En alleen dat deel wordt gegeten door een dier op één niveau hoger in de voedselketen.
Dit betekent dat er heel wat plantaardig plankton nodig is om een kilo vis of een kilo zeehond te produceren. De kabeljauw bovenin de voedselketen krijgt via duizenden haringen de energie binnen die oorspronkelijk door miljoenen planktonplantjes is aangemaakt. Een voedselketen heeft daardoor een piramidevorm (zie bovenstaande afbeelding): hoge aantallen van de lagere niveaus zijn nodig om een klein aantal organismen van de hogere niveaus te laten groeien. Daarom zijn er bijvoorbeeld veel minder vleesetende vissen dan plankton etende vissen in zee.
1.8 Bacteriën maken voedselketens rond
Tot nu toe hebben we het gehad over voedselketens als een recht lijn. Maar in de natuur zijn deze ketens geen lange rechte lijnen, maar cirkels. Want als er alleen maar voedsel uit zee opgenomen en verbruikt wordt, zijn alle voedingsstoffen op een gegeven moment op. De hoeveelheid voedingsstoffen wordt constant aangevuld. Daar spelen bacteriën een belangrijke rol in.
Dode planten en dieren, uitwerpselen en etensresten worden door grote aantallen bacteriën afgebroken. De voedingsstoffen en kooldioxide die door bacteriële afbraak vrijkomen, worden weer gebruikt door het fytoplankton om te groeien. En zo is de cirkel rond.
Bacteriën zorgen er voor dat de elementen waaruit alle planten en dieren zijn samengesteld voortdurend hergebruikt worden. Dit zijn onder andere koolstof, waterstof, zuurstof, en stikstof (C, H, O, N). We noemen dit de kringloop van voedingsstoffen. In een liter zeewater zit gemiddeld een miljard bacteriën!
1.9 Voedselketens samen in een voedselweb
Meerdere voedselketens, die dus eigenlijk cirkels zijn, zijn met elkaar verbonden in een voedselweb. Want het is natuurlijk niet zo dat een alg of een klein dier maar door èèn soort wordt gegeten. Kabeljauw bijvoorbeeld eet niet alleen maar haring, maar ook andere visjes, kreeftjes, inktvissen en wormen. En kabeljauwen zelf worden weer door zeehonden én mensen gegeten. Organismen kunnen dus onderdeel zijn van verschillende voedselketens. En zo zijn die ketens onderdeel van een voedselweb. Verschillende planten en dieren hebben relaties met elkaar en die worden in een voedselweb weergegeven.
1.10 Interacties tussen soorten in een voedselweb
Soorten in een voedselweb kunnen elkaar beïnvloeden. Bijvoorbeeld door elkaar op te eten. Maar ook door het voedsel van de ander op te eten. In verschillende zeeën kun je daar voorbeelden van vinden:
- In de Barentszzee leidt een groot haringbestand tot een kleiner en sterk wisselend loddebestand. Lodde is een spieringachtige vis, die door haring wordt gegeten. Maar lodde wordt ook gegeten door kabeljauw. Een klein loddebestand zorgt daarom voor een kleiner kabeljauwbestand. Als kabeljauwen minder lodde kunnen eten, gaan ze elkaar opeten (kannibalisme) en groeien ze ook minder snel.
- In de Noordzee is de hoeveelheid vleesetende vissen, zoals kabeljauw, wijting en koolvis, sinds 1970 flink afgenomen. Dat kwam door de visserij, maar ook door veranderingen in allerlei milieuomstandigheden. Doordat er minder roofvissen in zee waren, kon de populatie bodemdieren, zoals garnalen, zeesterren en schelpdieren, groeien.
Deze voorbeelden maken duidelijk dat wanneer één soort toe- of afneemt er een keten van reacties in een voedselweb kan ontstaan. Het maakt dan niet uit wat de reden voor toe- of afname is. Deze voorbeelden zijn nog redelijk simpel, omdat we de voedselwebben redelijk simpel hielden. Maar voedselwebben kunnen ontzettend ingewikkeld zijn, zoals het voedselweb hieronder. Dit laat zien dat de ketens van reacties nog veel langer kan zijn en nog veel meer organismen kunnen treffen.
2 De Noordzee
De Noordzee is een uniek gebied, productief, met veel vissoorten en een enorm productieve visserij. Het is een ideale leefomgeving voor veel zeeleven door de ligging en eigenschappen. Daarom is het een groot geluk voor Nederlandse vissers dat ze hiernaast wonen! De Noordzee is maar 0,5% van het Atlantisch gebied. Maar uit de Noordzee komt wel 5% van de gevangen vis uit dit hele gebied!
Contintentaal Plat (CP)
De Noordzee is een relatief ondiepe zee, die de overgang vormt tussen het land en de diepten van de Atlantische Oceaan. De bodem van de Noordzee is een onderzees plateau dat een voortzetting is van het land (het continent). Dat plateau heet het Continentaal Plat (CP). Daarom wordt de Noordzee ook wel de randzee van de Atlantische Oceaan genoemd.
Het Continentaal Plat onder de Noordzee loopt in de richting van de oceaan geleidelijk af tot ongeveer 200 meter diepte. Dan duikt de bodem vrij plotseling naar beneden. Daar begint de oceaan met een gemiddelde diepte van 3.750 meter.
2.1 Veel plankton, veel vis
Randzeeën zijn rijke visgronden. Vissen vinden in het ondiepe water veel voedsel, waar ze vooral plankton eten. Dit zijn microscopisch kleine plantjes en diertjes die in het water zweven. Er zit extra veel plankton in de Noordzee, doordat dit een redelijk warme zee is, rijk aan voedingstoffen. Die voedingsstoffen komen de Noordzee binnen vanuit de oceaan en rivieren. Het warme water komt vooral door de golfstroom. Dit is een stroming die vanuit het tropische Caribische gebied naar de Noord-Atlantische Oceaan trekt. De redelijke warmte komt ook doordat de Noordzee vrij ondiep is. Daardoor warmt de zon deze extra op in de zomer.
Voor plankton zijn deze warmte en de grote hoeveelheid aan voedingsstoffen ideale leefomstandigheden.
2.2 Ligging van de Noordzee
De Noordzee is de zee tussen Noorwegen, Groot-Brittannië, Frankrijk, België, Nederland, Duitsland en Denemarken. Om precies te zijn wordt de Noordzee met haar totale oppervlakte van 575.000 km2 begrensd door:
- Zuiden: de lijn tussen Dover en Calais (zuiden).
- Noorden: de lijn tussen de Noorse kust (61 oB.) tot een punt ten noorden van Shetland (1o W.L.), over de Shetland eilanden en de Orkney’s naar de Schotse kust, en
- Oosten: de lijn van Jutland (Hanstholm) via het Skagerrak naar Noorwegen.
De Noordzee heeft iets weg van een fuik omdat vis moeilijk uit het gebied kan ontsnappen. Dat komt door de natuurlijke grenzen van de Noordzee. Deze grenzen worden gevormd door de warme golfstroom in het zuiden en de diepte en de lagere temperatuur van de oceaan in het noorden. De vis zwemt dus niet weg uit de Noordzee, maar er komt ook geen vis uit de omringende oceanen de Noordzee in.
2.3 Diepte van de Noordzee
De gemiddelde diepte van de Noordzee is 94 meter. De bodem loopt vanuit het zuiden geleidelijk naar beneden. De waterdiepte geeft het onderscheid tussen de zuidelijke, centrale en noordelijke Noordzee.
- Het zuidelijk deel, ten zuiden van de Doggersbank tussen Nederland en Engeland en een brede strook langs de Duitse bocht en de Deens kust zijn het ondiepst, gemiddeld 40 meter.
- Het centrale deel heeft een diepte van 100 meter.
- Het noordelijk deel heeft een diepte tot 200 meter. Dicht bij de kust van Noorwegen ligt een geul met de naam Noorse Diep. Deze geul is op sommige plaatsen zelfs 300 meter diep.
2.4 Stroming in de Noordzee
Golven, getijden en stromingen houden het water van de Noordzee voortdurend in beweging. Vooral zeestromingen hebben grote invloed op visbestanden. Ze zorgen namelijk voor de verspreiding van plankton, visseneieren en larven.
Zeestromingen ontstaan door de wind, door de draaiing van de aarde en door verschillen in temperatuur en het zoutgehalte van het water. De Noordzee staat vooral onder invloed van de warme golfstroom, die opgewarmd water van de oostkust van Amerika naar het koudere noorden brengt.
De golfstroom stuwt oceaanwater via de noordkant langs de Shetlandeilanden de Noordzee in. Daar stroomt elk jaar maar liefst 50.000 kubieke kilometer oceaanwater de Noordzee in. Voor de Doggersbank splitst deze stroming in drieën: naar het zuidwesten, naar het zuidoosten en naar het Skagerrak. De golfstroom veroorzaakt ook een stroming door het Kanaal tussen Engeland en Frankrijk. Daar stroomt jaarlijks 5.000 kubieke kilometer water de Noordzee in. De Oostzee levert jaarlijks 500 kubieke kilometer brak water aan de Noordzee. De verschillende rivieren voegen daar nog eens 300 kubieke kilometer zoet water aan toe.
Noordzee in beweging
Alle stromingen in de Noordzee zorgen dat het water continue in beweging is. Daardoor wordt al het water in de Noordzee één keer in de twee jaar compleet ververst!
Waar stromingen elkaar ontmoeten, ontstaan ronddraaiende stromen, zogenoemde ‘neren’. In de Noordzee komen twee grote neren voor. Eén ten zuiden- en één ten noordoosten van de Doggersbank.
In de Noordzee is het water ook in beweging door het getij. Doordat de vloedstroom meer water verplaatst, bepaalt deze dus de dominante stroming. Langs de Nederlandse kust gaat deze van zuidwest naar noordoost. Daarmee dus richting het Waddengebied.
2.5 De bodem van de Noordzee
Niet overal in de Noordzee komen dezelfde vissen voor. De samenstelling van de zeebodem bepaalt welke vissoorten er leven. De bodemsoort heeft invloed op de smaak en de kleur van de vissen.
Veel zand
Het grootste deel van de Noordzeebodem bestaat uit zand, klei en slib. Dit is in het verleden aangevoerd door rivierwater. Sommige gedeelten bestaan uit rotsgrond. Weer andere delen, waaronder de Doggersbank, zijn bedekt met een veenlaag. Veen ontstaat uit planten die zijn vergaan. Dit ligt op de bodem van de Noordzee omdat ooit de hele zuidelijke Noordzee droog was. Daarop groeiden planten en bomen, die na een lang proces een veenlaag vormden. Na de laatste ijstijd, 10.000 jaar geleden, steeg de zeespiegel weer en verdween deze begroeiing, en de onderliggende veenlaag, onder water.
Verspreid over de gehele Noordzee komen gebieden voor waar grind, stenen en keien liggen. Deze zijn tijdens de ijstijd door gletsjes meegevoerd. Die gletsjers bewogen zich vanuit Scandinavie naar het Zuiden, zo de Noordzee in!
Bodem heeft invloed op vis!
Voor de visserij is kennis van de bodem van groot belang. De bodem bepaalt niet alleen welke vissen er voorkomen, maar bodemsoort en de diepte bepalen ook met welk vistuig kan worden gevist. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen harde gronden, zachte gronden en steengronden:
- Harde gronden zijn over het algemeen vlakke zandgronden.
- Zachte gronden bevatten veel slib, klei en modder.
- Op de steengronden komen veel zwerfstenen en rotsen voor. Hier kan niet met bodemnetten, maar wel met drijfnetten worden gevist.
2.6 Een stukje Nederland
Het stukje Noordzee tot 12 mijl uit de kust noemen we de Territoriale Zee. Dat is een stukje Nederland. De Nederlandse regering beslist over het gebruik van dat Nederlandse deel de Noordzee.
Over het gebruik van de zee buiten de 12 mijl zijn afspraken gemaakt tussen de landen die rondom de Noordzee liggen (Groot Brittannië, Noorwegen, Denemarken, Duitsland, Nederland, België en Frankrijk). Dat stuk zee, tot 200 mijl uit de kust, heet de Exclusieve Economische Zone (EEZ). Elk land dat grenst aan de Noordzee heeft een stuk van deze zee als eigen EEZ (zie onderstaande afbeelding). Binnen de eigen EEZ heeft een land het recht op het gebruik van stoffen in de bodem, het water en de lucht. De EEZ van de Europese Unie is een gedeeld gebied. Dit betekent dat Europese schepen in buitenlandse wateren mogen vissen.
Regeringsbeleid
Voor het Nederlands deel van de Noordzee wil de regering twee dingen:
- Meer geld verdienen aan activiteiten op de Noordzee.
- De natuur behouden en ontwikkelen door alle economische activiteiten op de Noordzee op een duurzame manier te ontwikkelen en op elkaar af te stemmen.
Het regeringsbeleid gaat uit van het voorzorgsprincipe. Als gevolg hiervan kan er alleen geld verdiend worden aan activiteiten op zee als dit geen schade aan de natuur oplevert. Dat is een voorwaarde voor het toestaan van nieuwe activiteiten op de Noordzee. Als onduidelijk is of een nieuwe activiteit schade voor de natuur oplevert, gaat het niet door.
Nederland gaat bij het beheer van de Noordzee ook uit van de zogenaamde ecosysteembenadering. Dat betekent dat we niet kijken naar het beheren van één afzonderlijke diersoort, zoals een bruinvis, en ook niet naar één bepaald soort gebied, zoals een rif of een zandbank. Bij het beheren van de Noordzee volgens de ecosysteembenadering gaat het over het hele ecosysteem, van plankton tot bruinvis, van zachte grond tot steengrond.
2.7 Menselijk gebruik van de Nederlandse Noordzee
De Noordzee wordt steeds vaker gezien als een gebied voor economische activiteiten, waar op het land geen ruimte meer voor is. Denk aan een nieuw vliegveld in zee, uitbreiding van de haven van Rotterdam of een windmolenpark. De Noordzee is dus al lang niet leeg meer. Op de Noordzee wordt olie, gas, zand en grind uit de bodem gewonnen, er wordt gevist, er zijn windmolenparken en militaire oefenterreinen en er lopen een aantal zeer drukke scheepvaartroutes doorheen. Dieren in de Noordzee krijgen te maken met steeds meer drukte op de Noordzee.
Hoe meer activiteiten er zijn op de Noordzee, hoe meer ruimte er nodig is. Dat betekent soms dat verschillende activiteiten last van elkaar kunnen krijgen. Er komen bijvoorbeeld steeds meer plekken waar niet kan of mag worden gevist.
Olie- en gaswinning
Gaswinning in de Noordzee is belangrijk voor Nederland, omdat bijna de helft van het Nederlandse gas daar vandaan komt. In 2006 werd er ruim 25 miljard kubieke meter gas uit de Noordzee gehaald. Olie wordt vooral gewonnen in het midden en noorden van de Noordzee. De olie-industrie is daarom voor het grootste deel in Britse en Noorse handen.
Op het Nederlands deel van het Continentaal Plat (NCP) staan ongeveer negentig gaswinningsinstallaties. Rondom iedere gasinstallatie is wettelijk een veiligheidszone van 500 meter ingesteld. Niet voor niets, want rondom zo’n installatie kunnen op de zeebodem allerlei pijpleidingen en afsluiters zijn geplaatst. En het stuktrekken van een afsluiter of pijpleiding kan ernstige gevolgen hebben voor het schip, de bemanning en het milieu. Veel vissen zoeken rond pijpleidingen beschutting. Voor vissers is het daardoor wel verleidelijk om juist daar te vissen. Maar een vissersschip dat binnen de veiligheidszonde vist, loopt grote kans om zijn netten te verliezen en riskeert een aanzienlijke boete.
Buiten de veiligheidszone van 500 meter moeten pijpleidingen zo zijn ingegraven dat ze niet door vistuig kunnen worden beschadigd. Maak daarom bij het tegenkomen van rare onderzeese obstakels buiten de veiligheidszone altijd melding bij de autoriteiten.
Kabels en leidingen
In 1922 werd de eerste telefoonkabel tussen Engeland en Nederland in de Noordzee gelegd. Daarna zijn er heel veel nieuwe kabels en leidingen bijgekomen. Op het NCP ligt ongeveer 3.700 kilometer pijpleiding en 4.000 kilometer kabel, vooral in het zuidelijk deel.
Die kabels worden niet alleen gebruikt voor telefoonverkeer, maar ook voor andere datacommunicatie en voor het transport van elektriciteit. De elektriciteitskabels zijn bijvoorbeeld nodig voor de windmolenparken op zee.
Vroeger ontstonden er af en toe problemen met bodemvistuigen die kabels beschadigden en voor storingen zorgden. Tegenwoordig zijn bodemvistuigen voorzien van kabelbeschermende constructies. Conflicterend ruimtegebruik tussen kabels en andere gebruiksfuncties worden vermeden door nieuwe kabels beter in de bodem in te graven. Aan weerszijden van de kabels en leidingen geldt vaak een onderhoudszone van 500 meter. De eigenaar moet namelijk bij de kabel kunnen om deze te onderhouden. Deze onderhoudszone is echter geen verboden terrein voor de visserij.
Zand- en grindwinning
Nederland heeft huizen en wegen nodig. Om die te bouwen is zand en grind nodig. En dat is volop aanwezig… op de bodem van de Noordzee!
Bijna de helft van al het zand dat we in Nederland gebruiken komt uit de Noordzee. Dat is elk jaar 25 miljoen m3 zand. Nederland is de belangrijkste zandwinner op de Noordzee. Dat zeezand wordt vooral gebruikt als ophoogzand voor de bouw van huizen en wegen en voor de bescherming van de kust (zandsuppletie). Zand mag in het Nederlandse deel van de Noordzee alleen gewonnen worden op plaatsen waar de zee minimaal 20 meter diep is of in gebieden die 20 kilometer buiten de kust liggen. Van de bodem mag maximaal de bovenste twee meter weggegraven worden.
Zand- en grindwinning hebben grote gevolgen voor het milieu van de Noordzee. Je kunt je voorstellen wat er gebeurt met het leven in zee als je de bodem tot twee meter diep weghaalt. Je moet daarom een vergunning hebben om zand te winnen op de Noordzee. Voor een winning dieper dan twee meter is zelfs een aparte milieueffectrapportage vereist. Daarvoor moet je eerst extra onderzoek doen.
Windmolens
Fossiele brandstoffen zoals olie en gas vervuilen bij verbranding het milieu. Bovendien raken de voorraden ooit op. Daarom zoeken we naar alternatieve energiebronnen die schoon zijn en nooit opraken. Voor Nederland is vooral windenergie interessant. Als er tenminste een plek wordt gevonden om windmolens neer te zetten. In een klein en dichtbevolkt land als Nederland is dat lastig. Maar op zee is meer ruimte en waait het nog harder dan op het land. De Noordzee lijkt dus een logische plek om windmolens neer te zetten.
De Nederlandse regering wil in het jaar 2023 4.450 megawatt aan windenergie op zee opwekken. Dat is ongeveer 3% van het totale energieverbruik in 2023, oftewel 5 miljoen huishoudens. In 2006 is het eerste windmolenpark bij Egmond aan Zee geopend. Naast Nederland hebben regeringen van andere Noordzeelanden, zoals die van Groot-Brittannië, ook plannen voor het ontwikkelen van windmolenparken op de Noordzee.
De windparken zelf en een zone van 500 meter eromheen worden tot gesloten gebied voor de scheepvaart en de visserij verklaard om ongelukken te voorkomen. Als je bedenkt dat er misschien wel 2.000 windmolens komen te staan, dan begrijp je dat de visserij daar niet gelukkig mee is. Maar uiteindelijk is een meerderheid in de samenleving wel voor windmolenparken. Daarom onderzoekt de visserijsector hoe visserij en windenergie het best te combineren zijn.
Militaire oefeningen
Meer dan 7% van het NCP (4.200 km2) wordt voor militaire doeleinden door Defensie gebruikt; bijvoorbeeld als oefenterrein. Deze gebieden worden gebruikt door de marine, de land- en de luchtmacht. Hoe vaak militaire gebieden worden gebruikt, varieert van dagelijks tot een paar keer per jaar. Militaire gebieden kunnen soms door anderen worden gebruikt.
Scheepvaart
Scheepvaart is een belangrijk transportmiddel voor mensen en producten. Bijna 90% van de wereldhandel gaat over zee. De haven van Rotterdam is een van de grootste havens ter wereld en de Noordzee is wereldwijd een van de drukst bevaren zeegebieden. Per jaar passeren 250.000 schepen het Nederlandse deel van de Noordzee. Vooral in het zuidelijke deel is de verkeersintensiteit hoog.
Op het NCP zijn vaste routes voor de grote scheepvaart ingesteld. Het zijn de snelwegen op zee. Alle routes hebben voor de vaart in tegenovergestelde richtingen gescheiden vaarbanen. Op de scheepvaartroutes mogen geen olieplatforms of andere hindernissen gebouwd worden en zijn om de militaire oefengebieden heen gelegd. De routes beslaan 2.400 vierkante kilometer (4% van het NCP). Visserij en recreatievaart worden gezien als gewone verkeersdeelnemers en moeten zich dus aan de algemene scheepvaartregels houden.
2.8 Beschermde gebieden - Natura 2000
Doordat we de Noordzee steeds intensiever zijn gaan gebruiken voor allerlei menselijke activiteiten, is de zeenatuur steeds meer onder druk komen te staan. Hierdoor dreigen unieke en waardevolle stukken natuur verloren te gaan. De Noordzee is immers het grootste natuurlijke gebied van Nederland met een rijke verzameling aan zeeleven.
Beschermde gebieden aanwijzen is een van de manieren op de natuur van de Noordzee te beschermen. En dan wel te beschermen tegen de invloed van (te veel) menselijke activiteit. Op grond van internationale en Europese verdragen moet Nederland zeegebieden met een bijzondere natuurwaarde beschermen. Een belangrijk doel is om samen met andere Europese landen een netwerk van beschermde gebieden te maken – het Natura 2000 netwerk. Op land bestaat dat netwerk al, nu is de zee aan de beurt. Over het algemeen loopt de bescherming van de zee wereldwijd achter op de bescherming van het land. Van het landoppervlak op de aardbol is 14% beschermd, terwijl slechts 1% van alle oceanen beschermd worden.
Doel van beschermde gebieden
Beschermde gebieden worden aangewezen en in die gebieden wordt alleen gerbuikt toegestaan dat geen negatief effect heeft op beschermde natuur. Het doel daarvan is, dat de natuur zich in die gebieden zal herstellen. Hierdoor neemt de kwaliteit van de natuur in ons deel van de Noordzee toe. Wat ook voor de visserij een voordeel kan zijn. De visstand kan namelijk bevorderen. Hoewel dit geen direct doel is van de Natura 2000, kan het wel een positief bijeffect zijn. Het eigenlijke doel van de Natura 2000 gebieden is het behoud en herstel van de biodiversiteit in Europa.
Hoe bepaal je welke gebieden bescherming nodig hebben?
De Europese Commissie heeft een lijst met leefgebieden en soort opgesteld. Deze dienen op EU-schaal beschermd te worden. Landen gebruiken deze lijst om te bepalen welke gebieden in de Noordzee speciale bescherming nodig hebben. Bij de keuze van gebieden kijk je dus naar soorten (bijvoorbeeld bodemdieren, vissen, vogels en zeezoogdieren) en naar bodemtypen, zoals zandbanken of riffen met stenen en grind.
De Noordzee Natura 2000 gebieden, waarbij de groene gebieden aangewezen Natura 2000 gebieden zijn. De gele gebieden zijn aangewezen als mogelijk ecologisch waardevolle gebieden. De groen gestreepte gebieden zijn aangewezen als zoekgebied voor bodembeschermende maatregelen op Friese Front (C) en Centrale oestergronden (I). De blauw gestippelde gebieden zijn aangewezen als beperkt toegankelijke gebieden voor (bepaalde vormen van) visserij. – Rijkswaterstaat
Welke gebieden worden beschermd?
In de kustzone zijn de Vlakte van de Raan, de Voordelta en de Noordzeekustzone aangewezen als Natura 2000-gebied. De Natura 2000-gebieden die in de Noordzee worden gerealiseerd, omvatten samen 19% van de Nederlandse Exclusieve Economische Zone. Dat is een zeegebied van 10.260 km² ofwel ruim een miljoen hectare. Het gaat om de volgende gebieden:
- Voordelta
- Noordzeekustzone
- Vlakte van de Raan
- Doggersbank
- Klaverbank
- Friese Front
De voordelta
Op 19 februari 2008 is de Voordelta aangewezen als Natura 2000-gebied op basis van de Europese Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. De Voordelta beslaat een Noordzeegebied van ruim 900 km² voor de Zuid-Hollandse en Zeeuwse eilanden en strekt zich uit van de Maasvlakte tot aan de punt van Walcheren. Door de afwisseling van zoet, zout, diep en ondiep water – kenmerkend voor een rivierdelta – is het een belangrijk leef- en foerageergebied voor zeehonden, vissen en vogels.
Noordzeekustzone
Dit gebied (circa 1450 km²) loopt van Bergen aan Zee tot Rottumeroog. Het loopt tussen de hoogwaterlijn en een waterdiepte van twintig meter. Het bestaat daarom vooral uit zandbanken die volledig overstroomt zijn.Het gebied valt onder de Habitat- en Vogelrichtlijnen van de EU.
Door de sterke getijdenstroom in de kustzone komen jonge platvislarven in de Waddenzee terecht. De Noordzeekust en de Waddenzee zijn voedselrijk en ondiep en zijn heel belangrijk als opgroeigebied voor bijvoorbeeld platvissen.
De kustzone is een goed leefgebied voor sommige soorten schelpdieren, zoals spisula (strandschelpen) en mesheften. Er leven verder veel vissoorten die van ondiep water houden, zoals het harnasmannetje en de zandspiering. Veel vogels, bruinvissen en zeehonden gebruiken de kustzone om eten te zoeken. Ten slotte is de kustzone voor mensen een van de weinige plekken in Nederland waar je een wijds, stil en donker landschap kan beleven.
Vlakte van de Raan
De Vlakte van de Raan is een habitatrichtlijngebied van circa 175 km² dat bestaat uit ‘permanent met zeewater van geringe diepte overstroomde zandbanken, subtype Noordzeekustzone’.
De vlakte bestaat uit een complex van zandbanken dat doorloopt van Nederland tot aan de Belgische kust van Knokke-Heist. Het gebied loopt van de Westerscheldemonding tot een waterdiepte van twintig meter. Daarmee verbindt het de Voordelta met de rijksgrens met België. Eb en vloed en de uitstroom van rivierwater veroorzaken hier een variatie in zoutgehalte, stromingsbeweging, temperatuur en helderheid van het water.
Het Friese Front
Het Friese Front ligt ongeveer 75 km ten noorden van Den Helder, omvat een zeegebied van circa 2.880 km² en is uitsluitend vogelrichtlijngebied. Een aanmeldingsprocedure bij de Europese Commissie is niet nodig, omdat het gebied direct door Nederland als vogelrichtlijngebied kan worden aangewezen.
Dit gebied ligt op de overgang tussen de ondiepe zandgronden van de zuidelijke Noordzee en de diepere slibbodems van de Oestergronden. Er komen verschillende watermassa’s en voedingsstoffen samen en er is veel groei van plankton.
Door al dat plankton trekt dit voedselrijke gebied enorme aantallen bodemdieren, vis, zeezoogdieren en zeevogels aan. Zo is het gebied onmisbaar voor zeekoeten die er hun jongen grootbrengen. Zij halen een geweldig waagstuk uit door met hun jongen van Schotland naar het Friese Front te zwemmen. Op het Friese Front is namelijk veel te eten en kunnen de jongen snel groot worden.
Klaverbank
De Klaverbank is een habitatrichtlijn gebied dat valt onder de ‘riffen van open zee’. Het is een zeegebied van circa 1.540 km² op circa 160 km ten noordwesten van Den Helder.
Grindgebieden zijn zeldzaam op de Noordzee. Op ons deel van de Noordzee is de Klaverbank een van de plekken waar ook grote stenen, zand en schelpen voorkomen. De bank is half zo groot als de provincie Utrecht en ligt zo’n 30-40 meter onder de zeespiegel.
Door de ‘harde’ bodem leven er veel speciale bodemdieren. Op de stenen kan een tropisch ogende omgeving ontstaan, met kleurrijke zeeanjelieren en anemonen. Er is hier zelfs koraal te vinden: de dodemansduim. Haring, roggen en ook inktvissen kunnen hun eieren afzetten op de harde bodem.
Doggersbank
De Doggersbank is bijna 300 kilometer lang en ligt in het Engelse, Nederlandse, Duitse en Deense deel van de Noordzee. Hij is ontstaan tijdens de laatste ijstijd. De Doggersbank ligt in 40 meter diep water en is ongeveer 20 meter hoog. Boven het hoogste punt van de Doggersbank is het water maar 20 meter diep.
De zeebodem bestaat uit zand, maar aan de randen van de Doggersbank zijn overgangen naar slibrijkere bodems. Het zeewater boven de Doggersbank zelf is voedselarm waardoor er relatief lage aantallen bodemdieren op de Doggersbank voorkomen. Er zijn wel veel verschillende soorten bodemdieren te vinden.
De randen van de Doggersbank zijn wel heel voedselrijk en trekken daarom grote scholen vis aan. Voor scholvissers is de Dogger een heel belangrijk gebied. Verder is de Dogger een belangrijk paaigebied voor schol, wijting en kabeljauw. Vooral in de winter komen er grote aantallen zeevogels op de vis af. Ook witsnuitdolfijnen en bruinvissen zijn vaak in de buurt van de Doggersbank te vinden.
Beschermde gebieden en de visserij
Het instellen van beschermde gebieden heeft niet automatisch gevolgen voor de visserij. De bestaande visserij in een gebied wordt niet direct verboden. Maar een beschermd gebied is natuurlijk wel bedoeld om de natuur te beschermen. En om dit te bereiken zullen beheerplannen worden gemaakt, waarin staat welke maatregelen moeten worden genomen om de gebieden te beschermen. Als een bestaande activiteit, zoals visserij, duidelijke negatieve gevolgen heeft voor die natuur, kan deze activiteit in dat gebied te maken krijgen met beperkingen. De visserij houdt de aanwijzing van beschermde gebieden in de Noordzee daarom scherp in de gaten.
Alle mogelijke toekomstige maatregelen worden besproken binnen de Regiegroep VIBEG (Visserijmaatregelen in Beschermde Gebieden Noordzee). Hierin zitten vertegenwoordigers van natuur- en milieuorganisaties, visserijorganisaties, onderzoekers en ambtenaren van de ministeries van Economische Zaken (EZ) en Infrastructuur en Milieu (I&M).
Maatregelen gunstig effect voor visstand?
Dus ook al is het doel van Natura 2000 niet om visbestanden op zich te beschermen, de visserij kan wel te maken krijgen met maatregelen in de Natura 2000 gebieden. Volgens de beheerder kunnen de maatregelen wel positieve effecten hebben op de visstand. Toch hebben veel vissers weinig vertrouwen in dat beschermde of (gedeeltelijk) gesloten gebieden de visstand positief kan beïnvloeden. Dat komt vooral door hun ervaringen met de scholbox.
Toch zijn er wereldwijd ook voorbeelden van beschermde gebieden waar de visstand sterk is toegenomen. Ervaringen in bijvoorbeeld Nieuw Zeeland laten zien dat de visstand ook buiten beschermde gebieden kan toenemen. Welk effect de bescherming precies heeft, hangt dus erg van het gebied en de maatregelen af.
3 De Waddenzee
De Waddenzee is een bijzonder gebied, zowel voor de ecologische waarde, voor visserij en voor recreatie. Het staat zelfs op de lijst van het UNESCO Werelderfgoed. Dit is dezelfde lijst waar ook The Great Barrier Reef en The Grand Canyon op staan. Het Waddengebied is een van de weinige grote natuurgebieden in Nederland.
De Waddenzee is de binnenzee tussen de Waddeneilanden en het vasteland van Duitsland, Denemarken en Nederland. Dit gebied tussen Esbjerg en Den Helder heeft een lengte van 500 km en is gemiddeld 20 km breed. De oppervlakte hiervan bedraagt ongeveer 10.000 km².
3.1 Leven in een dynamisch gebied
De Waddenzee is een dynamisch natuurgebied. Dat komt vooral door de afwisseling van hoog- en laagwater. Het getij wordt met name veroorzaakt door de aantrekkingskracht van de maan. Door het getij zit een verschil tussen hoog en laag water van ongeveer 1,5 meter.
Door de zware omstandigheden vind je in en op het wad weinig soorten bodemdieren. Maar de dieren die er zijn, komen in onvoorstelbaar grote aantallenvoor. Dit komt omdat er zoveel voedingsstoffen zijn. Hierdoor is de productie van het wad hoger dan in het tropisch regenwoud!
Bij vloed perst de vloedstroom zich door zeegaten tussen de eilanden naar binnen. Daardoor slijpt de sterke stroom hier diepe geulen uit. Hiervan zijn sommigen wel meer dan 40 meter diep. Verderop in de Waddenzee wordt de stroom steeds minder sterk en vertakken diepe geulen zich in kleinere geulen.
Wadlopen
Omdat de Waddenzee op veel plaatsen heel ondiep is, vallen bij laagwater grote stukken van het gebied droog. Hierdoor kun je op sommige plaatsen bij laagwater zelfs over de wadplaten. Bijvoorbeeld van het vaste land naar een Waddeneiland!
Dieren moeten zich kunnen aanpassen!
Door het getij en het droogvallen van het wad, kunnen de omstandigheden in de Waddenzee snel veranderen. Als bodemdier moet je daar wel tegen kunnen, want:
- Bij hoog water is het nat en zout.
- Door regen en laagwater veranderen de leefomstandigheden van zout naar zoet.
- Met zonnig weer en laag water kan de temperatuur stijgen tot wel 50º Celsius; en
- In de winter kan de wadbodem zelfs bevriezen!
Zout en zoet, nat en droog, warm en koud, zand en slib… niet makkelijk om te overleven, maar als je taai genoeg bent, dan ben je verzekerd van een rijk gedekte tafel. Er is in de Waddenzee veel plankton, wormen, schelpdieren, vissen en nog veel meer, om eten!
3.2 Eten en gegeten worden in de Waddenzee
Op de wadbodem leven de belangrijkste planten van het wad. Hier leeft het grootste deel van het plantaardig plankton (algen) die uit mineralen en zonlicht de voedingsstoffen bouwen voor de rest van de voedselketen. Klik hieronder voor een filmpje (1 minuut) van het NIOZ, waar je dit plankton door een microscoop ziet!
Link naar het filmpje: https://www.youtube.com/watch?v=24wE9l-tyk4
Twee keer per dag, als de vloed op komt zetten, stromen er grote hoeveelheden voedingsstoffen de Waddenzee in. En omdat de Waddenzee heel ondiep is, is het water relatief warm. Door de vele voedingsstoffen en het warme water vormt dit een ideaal leefgebied voor plantaardig plankton. Als resultaat, komt dat dan ook overvloedig voor in de Waddenzee.
Verschillende soorten bodemdieren eten van het plantaardig plankton die op de wadbodem of in de waterkolom voorkomen:
- Bodemdieren zoals wormen en schelpdieren eten het plantaardig plankton. In de wadbodem komen verschillende soorten wormen voor, in grootte variërend van een speld tot een potlood. De grootste, de zeepier, kan wel 25 cm lang worden. Hij voedt zich door bodemmateriaal naar binnen te werken en daar het plankton uit te halen. Het relatief schone slib en zand poept de worm als een karakteristiek pierenhoopje uit.
- Schelpdieren leven van plankton in het water of op de bodem. Bijvoorbeeld mossels en kokkels die het plankton uit het waterzeven. Sommige slakachtige schelpdieren zoals de wadslak en de alikruik leven bovengronds. Zij grazen als koeien het plankton van de bodem.
Al deze bodemdieren vormen op hun beurt het voedsel voor de vissen en vogels op het wad.
3.3 Kinderkamer voor vis
Zodra het wad onder water stroomt, zwermen platvissen over de zandplaten uit om te eten. De meeste van deze soorten platvis zijn ‘gasten’. Ze worden geboren in de Noordzee. Dan worden ze na hun geboorte (als larven) met de vloedstroom naar de Waddenzee gevoerd. Daar brengen ze hun kindertijd door. Vervolgens trekken ze na een paar jaar weer naar de Noordzee.
Ook jonge kabeljauwen, koolvis, wijting, harders, horsmakrelen en haring komen graag hun voedsel halen in de Waddenzee. Door al die jonge vis, doet de Waddenzee haar naam als kinderkamer eer aan. Voor de Noordzeevisserij is de Waddenzee dan ook bijzonder belangrijk.
3.4 Vogelgebied
Overal in de wereld zijn op het grensgebied van zee en land veel vogels te vinden. Dat is niet zo verwonderlijk, want kustgebieden zijn vaak rijk aan voedsel. De Waddenzee is daar een goed voorbeeld van. Naar schatting maken jaarlijks tien miljoen vogels gebruik van dit gebied. Sommige vogelsoorten verblijven er het hele jaar. Andere komen er alleen om te broeden of te overwinteren. Weer andere zijn op doortrek.
Kijk bijvoorbeeld hieronder het filmpje (1 minuut) van het NIOZ over de trektocht van de kanoetstrandloper.
Link naar het filmpje: https://www.youtube.com/watch?v=5JE206-XK6Y
De Waddenzee is vooral voor trekvogels belangrijk. Zij migreren tussen broedplaatsen in het Noordpoolgebied en hun overwinteringsgebieden in Zuid-Europa en Afrika. Halverwege deze trekroute ligt de Waddenzee. Het is een van de weinige gebieden waar de vogels onderweg voldoende voedsel kunnen vinden om kracht op te doen voor het vervolg van hun reis. Sommige soorten leggen twee maal per jaar afstanden af van meer dan 5000 km!
3.5 Zeehonden
In de Waddenzee leven twee soorten zeehonden – de grijze en de gewone zeehond. De Waddenzee is belangrijk voor zeehonden, omdat daar hun jongen geboren worden.
Voedsel zoeken doen zeehonden zowel in de Waddenzee als op de Noordzee. Zeehonden zijn perfect aangepast aan het leven in zee. Met hun gevoelige snorharen kunnen ze in een troebele zee de onder het zand verstopte platvissen opsporen.
3.6 Menselijk gebruik van de Waddenzee
De Waddenzee wordt ook door mensen veel gebruikt. Op de Waddenzee wordt gevist naar mossels, kokkels en garnalen. Naast de beroepsvissers zijn er veel amateurs die een dagje op de wadden vissen. Behalve sportvissers komen watersporters, kustrecreanten en natuurliefhebbers naar het waddengebied. Verder wordt er op Ameland en op het wad naar aardgas geboord en wordt op sommige plekken zand gewonnen. Defensie oefent in het Lauwersmeergebied, op de Vliehors en op de Razende Bol (Noorderhaaks). Den Helder, Harlingen, Delfzijl en de Eemshaven zijn belangrijke havenplaatsen met veel industriële activiteiten. Druk bevaren scheepvaartroutes lopen daar naar toe.
3.7 Waddenzee als Werelderfgoed
UNESCO, de natuur- en cultuurorganisatie van de Verenigde Naties, heeft de Waddenzee eind juni 2009 op de Werelderfgoedlijst geplaatst. Daarmee staat de Waddenzee op gelijke voet met wereldberoemde natuurwonderen als de Grand Canyon in de Verenigde Staten en het Great Barrier Reef in Australië.
Een werelderfgoed heeft volgens UNESCO “een bijzondere, universele waarde”. “Het is onvervangbaar en uniek en moet als eigendom van de hele wereld worden beschouwd”. De Waddenzee is het grootste en belangrijkste getijdengebied in Europa. Daarbij vormen de Wadden de langste aaneengesloten rij zand- en slikplaten ter wereld.
Het werelderfgoed Waddenzee beslaat het Nederlandse en Duitse deel van de Waddenzee.
4 Belang van de oceaan
Meer dan 70% van de aarde is bedekt met water. Alle zeeën zijn met elkaar verbonden in een grote oceaan. De oceaan is van enorm belang voor mensen op vele manieren. Zo woont bijvoorbeeld meer dan 60% van alle mensen op aarde leeft dichtbij de zee (minder dan 60 kilometer er vandaan). Verder is de zee een belangrijke voedselbron voor veel mensen. Met name mensen in ontwikkelingslanden zijn helemaal afhankelijk van eiwitten uit zee: vis!
Maar de oceaan is niet alleen belangrijk omdat we er voedsel uithalen. Het plantaardig plankton in zee is – samen met de tropische regenwouden – de grootste producent van zuurstof op aarde. En wij mensen leven van die zuurstof. Daarnaast spelen zeestromingen een belangrijke rol in het regelen van het klimaat op aarde. En de oceaan doet nog veel meer! Kijk de video hieronder (paar engelse woorden, verder vooral beeld en muziek). Dit geeft een samenvatting van wat de oceaan allemaal voor ons kan betekenen.
Link naar de video: https://www.youtube.com/watch?v=Sp5ruFLqXso&t=1s
4.1 De oceaan regelt ons klimaat
Iedereen weet dat er stromingen zijn in de oceaan. En al die stromingen vormen een efficiënt en fantastisch netwerk. Samen vervoeren ze zuurstof, voedingsstoffen en warmte en op die manier regelen ze bijvoorbeeld de temperaturen en het klimaat overal ter wereld.
Diep onder het wateroppervlak van de oceaan bewegen de zeestromingen traag de hele wereld rond. Dit gebeurt met een snelheid van ongeveer één millimeter per seconde. Het duurt ongeveer 1.000 jaar voor het water een rondje om de wereld heeft gemaakt. Ondertussen gebeurt er van alles met dat water. Het rondgaan van de grote oceanische stromingen wordt de oceanische transportband genoemd. Om deze transportband te begrijpen, zijn twee hoofdregels belangrijk:
- koud water is zwaarder dan warm water.
- zout water is zwaarder dan zoet water.
In de oceaan bestaan grote massa’s water die verschillende kenmerken hebben. Al naar gelang het lokale klimaat zijn ze bijvoorbeeld warm of koud. En op sommige plaatsen is het zeewater zouter dan op andere plaatsen. De combinatie van die verschillende kenmerken bepaalt welke massa water aan de oppervlakte blijft en welke massa water naar de bodem zinkt.
4.2 De oceanische transportband
Laten we een rondreis op de transportband maken. We vertrekken vanuit een aangenaam en warm gebied: de Caraïben. Omdat het daar niet vaak regent is het water daar erg warm en zout. Door het warme klimaat verdampt er ook nog eens een grote hoeveelheid water. De wind drijft deze warme wateren naar de Noord-Atlantische Oceaan. Deze stroming heet de Golfstroom. Dit water is zout, en dus zwaar, maar blijft toch aan de oppervlakte, omdat dit water ook warm is en dus minder zwaar dan het omringende koude water.
Op weg naar het noorden verwarmt de Golfstroom het klimaat van alle landen van de westkust van Europa, dus ook van Nederland. Dankzij die golfstroom hebben we relatief zachte winters. Dit wordt duidelijk uit het volgende voorbeeld. Het Canadese Quebec, dat op dezelfde breedtegraad als Nantes in Frankrijk ligt, heeft 4 maanden per jaar sneeuwval, Nantes daarentegen slechts enkele dagen.
Eenmaal aangekomen in de Noord-Atlantische Oceaan koelt het warme water van de Golfstroom af. Een deel van het water wordt ijs. Hierdoor wordt het omringende water nog zouter. Dit water is dan koud en zout (en dus zwaarder). Het water zinkt naar de bodem! Dat zinken gebeurt ter hoogte van Noorwegen. Hier wordt het water een diepe stroming: de ‘North Atlantic Deep Water’. Dit zinkende water is één van de belangrijkste motoren die de oceaancirculatie aandrijft. Deze koude en diepe stroming trekt via de Atlantische Oceaan naar het zuiden richting Antarctica, waar het water de Circum-Antarctische zeestroming voedt.
Krachtige zeestroming warmt op en koelt af
De Circum-Antarctische zeestroming maakt een reis om de wereld en is de krachtigste stroming ter wereld. Deze diepe stroming gaat helemaal rond Antarctica en vervoert 180 miljoen kubieke meter water per seconde van west naar oost. Deze zeestroming voorziet de oceaan van koud water. Als dit koude water eenmaal de ondiepe gebieden in warme landen heeft bereikt warmt het op, dus stijgt het naar de oppervlakte en wordt het zouter en warmer … en de cirkel is rond! We zijn weer bij het Caribische gebied.
Het gevolg van de oceanische transportband is dat warmte van de evenaar naar de poolstreken wordt vervoerd en kou van de poolstreken naar de evenaar. Door de transportband is het op de evenaar iets minder warm en bij de polen iets minder koud. Dit is heel belangrijk voor ons klimaat.
4.3 Verschillende zeegebieden
Vissers weten uit ervaring dat de oceaan en de kleinere zeeën niet overal hetzelfde zijn. De vangsten kunnen in verschillende zeegebieden enorm van elkaar verschillen. Deze verschillen komen bijvoorbeeld voort uit de voedselrijkdom van een gebied. Er zijn in dat opzicht drie zeegebieden te onderscheiden:
- Open oceaan
- Het Continentaal Plat (CP)
- Opwellinggebieden
Open oceaan
In grote delen van de oceaan kan het licht tot 100 meter diepte doordringen omdat het water erg helder is. Dat is goed voor het plantaardig plankton of fytoplankton, dat zonlicht gebruikt voor fotosynthese. Toch is de open oceaan voedselarm, want er is een gebrek aan voedingsstoffen die het fytoplankton nodig heeft om te groeien. Daarom is er weinig productie van fytoplankton (primaire productie) in de open oceaan, waardoor er ook relatief weinig dierlijk zeeleven voorkomt.
Het Continentaal Plat
De overgang van het land naar de diepte van de open oceaan is niet plotseling. Meestal strekt zich voor de kust een plateau in zee uit dat langzaam dieper wordt. Dat heet het Continentaal Plat (CP). Het CP is dat deel van de zee dat grenst aan de continenten. Over het algemeen heeft het CP een breedte van 75 kilometer en een diepte tot ongeveer 130 meter. Maar de afmetingen van het CP kunnen sterk verschillen. Naast kusten met geen of een zeer smal plat zijn er ook continentale plateaus met een breedte van honderden kilometers, zoals bijvoorbeeld het plateau onder de Noordzee.
Vaak monden rivieren uit in het zeegebied boven een CP. Die rivieren voeren veel voedingsstoffen vanaf het land aan. Het is er dan ook voedselrijk. Het water is minder helder dan in de diepe oceaan, maar het CP is natuurlijk ook minder diep, zodat het zonlicht vaak toch tot op de bodem kan doordringen. Dit ondiepe deel van de zee kenmerkt zich door een hoge primaire productie. Want algen hebben zowel licht als voedingsstoffen nodig. Het CP is dus bijzonder rijk aan plantaardig en dierlijk leven. Door de grote hoeveelheid voedsel in de vorm van kleine diertjes en algen (plankton) is het CP voor jonge vissen de plek bij uitstek om op te groeien. Veel vissoorten van de open oceaan komen dan ook naar deze gebieden voor het afzetten van hun eieren.
Opwellinggebieden
Er zijn gebieden in de oceaan die de toppers zijn wat betreft productie van plankton en vis. Dat zijn de zogenaamde ‘opwellinggebieden’, waar koud water vanuit de diepte naar de oppervlakte komt. Het water in de oceaan bestaat namelijk uit drie verschillende lagen. De laag aan de oppervlakte is warm en heeft een maximale diepte van 100 meter. In de laag daaronder bestaan grote temperatuurverschillen. De derde, en diepste laag is de koude laag.
Opwellend water vanuit de diepste laag brengt veel voedingstoffen omhoog, die afkomstig zijn van naar de bodem gezakte dode organismen. Doordat het opwellende water heel rijk is aan voedingsstoffen, zijn de omstandigheden hier ideaal voor de bloei van fytoplankton. Dit vormt de basis voor de voedselketen. Daarom zijn opwellingsgebieden nog rijker aan leven dan de zee boven het Continentaal Plat.
De meest bekende opwellinggebieden
De bekendste vorm van opwelling vindt plaats langs de kusten van continenten, met name in het zuidelijk halfrond. Bij de heersende winden wordt het oppervlaktewater van de kust weggedreven en aangevuld met diep, koud, voedselrijk water. Er bestaan in de open oceaan op grote afstand van de kust ook opwellingen. Voorbeelden van opwellingsgebieden zijn bij de:
- zuidwestkust van Afrika waar de Benguelastroom ontstaat.
- noordwestkust van Afrika waar de Canarische stroom ontstaat.
- kust van Chili en Peru waar de Perustroom ontstaat.
- kust van Californië waar de Californische stroom ontstaat.
De totale oppervlakte van opwellinggebieden in de oceaan is maar 0,1% van het totale zeeoppervlak. Maar door de hoge biologische productiviteit komt meer dan 20% van de globale visvangst uit opwellinggebieden vandaan.
4.4 Verschillende typen plankton
De hoeveelheid voedingsstoffen verschilt per zeegebied en dat heeft gevolgen voor de primaire productie van het fytoplankton, maar ook voor de soorten plankton die er in de gebieden voorkomen.
Door gebrek aan voedingsstoffen leeft in de open oceaan met name fytoplankton dat klein en bolvormig is. Dat heeft twee voordelen. Het plantaardig plankton kan zo makkelijk voedingsstoffen opnemen, omdat een bolletje een groot oppervlak heeft. Ze kunnen daarom overleven bij weinig voedingsstoffen. Ze zijn doordat ze klein zijn ook minder zwaar en lopen daarom minder risico om naar de bodem te zinken. Daar zouden ze dood gaan omdat er geen zonlicht is.
Op het Continentaal Plat komen grotere planktonsoorten met vreemdere vormen voor, omdat het er voedselrijker is. Om te voorkomen dat ze opgegeten worden hebben ze vaak een uitwendig skelet van bijvoorbeeld glas en soms hebben ze ook stekels. Ze zijn daardoor wel zwaar, maar doordat het water in het kustgebied altijd in beweging is, zinken ze toch niet gauw naar de bodem en krijgen zo altijd voldoende licht om te groeien.
In opwellingsgebieden leven de reuzen onder het plankton. Daar zijn zoveel voedingsstoffen dat er hele grote planktonsoorten leven.
4.5 Verschillen in productie van vis
Doordat de primaire productie verschilt, verschillen ook de lengtes van de voedselketens in de open oceaan, kustgebieden en opwellinggebieden.
Open oceaan
Midden in de voedselarme open oceaan is het plankton erg klein. Hierdoor is de voedselketen veel langer. Het kleine plantaardig plankton wordt eerst gegeten door klein dierlijk plankton, dat weer door wat groter dierlijk plankton, dat door nog groter dierlijk plankton, dat door een planktonetende vis, en die planktonetende vis op zijn beurt weer door een vleesetende vis. Dat zijn vijf stappen, of zes niveaus. Uitgaande van de 10% regel heb je in de open oceaan wel honderdduizend kilo fytoplankton nodig om één kilo roofvis te maken (zie onderstaande afbeelding). Geen wonder dus dat er op de open oceaan niet zo veel wordt gevist.
Kustgebied
De voedselketens in zeegebieden boven het Continentaal Plat (CP) bestaan meestal uit drie stappen tussen vier niveaus. Op het CP heb je voor het maken van één kilo kabeljauw maar duizend kilo plantaardig plankton nodig (zie onderstaande afbeelding). Er wordt boven het CP veel vis geproduceerd. Meer dan 90% van alle vis van de wereld wordt hier gevangen, terwijl het oppervlak slechts 7,5% van het hele oceaanoppervlak bedraagt!
Opwellinggebied
In opwellinggebieden is het plantaardig plankton zo groot dat het plantaardig plankton direct door planktonetende vissen kan worden gegeten. Als die op hun beurt weer door vleesetende vissen worden gegeten, zijn er maar twee stappen nodig om bij grote roofvissen terecht te komen. Er is dus maar 100 kilo plankton nodig om een kilo roofvis te maken (zie onderstaande afbeelding). Opwellinggebieden zijn vanwege deze hoge productiviteit heel interessant voor de commerciële visserij.