Visserij met borden

In dit hoofdstuk bespreken we de visserij met borden. Er zijn diverse visserijmethoden die vallen onder de bordenvisserij. Visborden hebben grote invloed op het vangvermogen van het vistuig en er zijn tegenwoordig veel verschillende modellen en type visborden op de markt. Daarom is het voor de visser noodzakelijk om goede kennis te hebben van de verschillende soorten borden. De visserijmethode, bodemgesteldheid en het gedrag van verschillende vissoorten hebben invloed op het afstellen van de borden. Een bord dat goed functioneert in een bepaald zeegebied, kan in een ander zeegebied juist niet functioneren. Je gebruikt borden om het vistuig in horizontale richting open te houden.

Daarnaast kun je tegenwoordig ook sensoren aan de borden bevestigen. Deze sensoren geven informatie door aan de brug over de spreiding van de visborden en de netten om zo het vistuig optimaal te laten functioneren. Dit is ook te zien in onderstaande afbeelding. De volgende visserijmethoden maken gebruik van borden:

  • Outrig
  • Twinrig
Scherm op de brug waarop men de stand van het vistuig ziet met behulp van sensoren die aan het bord en middengewicht zijn bevestigd. — ProSea

Ook binnen de pelagische visserij maken vissers gebruik van borden. Hier is ook meer informatie over te vinden in het lesboek ‘’De hektrawlvisserij”. In dit lesboek staat ook meer informatie over de vele verschillende soorten borden die er zijn binnen de bordenvisserij. Daarnaast is er ook aandacht voor het herding-effect. Dit is een belangrijk onderdeel van het vissen met borden. Het herding-effect heeft namelijk een grote invloed op het vangstsucces. Om een goede vangst te behalen moet je als visser dus zorgen voor een goede afstelling van de borden en kabels om het herding-effect optimaal te benutten.

1 Visbord

Je kunt een visbord in drie groepen verdelen, namelijk grondborden, pelagische borden en semi-pelagische borden. Met grondborden kun alleen op de bodem vissen en met pelagische borden kun je alleen pelagisch (zwevend) vissen. De semi-pelagische borden kunnen zowel voor bodem- en pelagische visserij worden gebruikt. Verder zijn er nog verschillen in type en afmetingen van visborden. Deze worden bepaald door:

  • de vismethode die gebruikt worden;
  • de bodemgesteldheid;
  • het voortstuwingsvermogen van het schip;
  • de kosten;
  • de doelsoort; en
  • de grootte van het net.

1.1 Beschrijving

De afmetingen en het gewicht van het visbord zijn afhankelijk van de visserijmethode en van het voortstuwingsvermogen. Dit vermogen bepaalt meestal ook de afmetingen van het net. De keuze van het materiaal en de totale sterkte van de constructie van een visbord worden bepaald door de krachten waaraan je het visbord blootstelt.

Verder is de ligging van het zwaartepunt ook erg belangrijk, want dit heeft invloed op de stabiliteit van het visbord. Vaak kan dit worden beïnvloed door het verplaatsen van het bevestigingspunt van de vislijn.

Ook wordt er regelmatig aan de achterkant van het visbord gesteld met de kettingen. Dit doet men vaak om het bord in de juiste stand te krijgen. Dit is ook van belang als er extra gewicht aan het visbord wordt aangebracht. Als je een extra slijtstrip aan de onderkant van het bord aanbrengt of er een stuk bovenop zet, dan moet je er rekening mee houden dat ook het zwaartepunt verandert. Dit komt doordat het bord hoger wordt.

Om de juiste afstelling van borden te krijgen, is het nodig dat we de volgende begrippen verder uitleggen:

  • Aanstromingshoek
  • Scherende werking
  • Helling
  • Trim of tilt
  • Verhouding of aspect ratio
Een voorbeeld van een pelagisch visbord van 17m2. Bron: ProSea

Aanstromingshoek

Met de aanstromingshoek bedoelen we de hoek die het bord maakt ten opzichte van de sleeprichting van het bord. Als de aanstromingshoek groter wordt, dan neemt de weerstand en het spreidingsvermogen van het bord toe. Over het algemeen kun je stellen dat de aanstromingshoek ongeveer tussen de 30° en 40° ligt, maar daar zijn ook uitzonderingen op. De verschillende typen borden hebben elk hun eigen ideale aanstromingshoek, namelijk:

  • 30° bij rechthoekige platte borden;
  • 40° bij V-vormige borden;
  • 30° bij ovaalvormige borden; en
  • 40° bij gebogen rechthoekige borden.

Deze hoeken geven de grootst mogelijke scherende werking. Als de hoek groter of kleiner wordt, dan zal daardoor de scherende werking afnemen.

Veranderen aanstromingshoek

De aanstromingshoek kun je op twee manieren veranderen, namelijk door:

  1. Het aangrijpingspunt van de vislijn verzetten: Verplaats je het aangrijpingspunt van de vislijn naar voren, dan wordt de aanstromingshoek kleiner. Verplaats je het aangrijpingspunt naar achter, dan wordt de aanstromingshoek groter. Het is tegenwoordig niet zo moeilijk om het aangrijpingspunt van de vislijn te verzetten, omdat de visborden zijn voorzien van een verstelbare plaat, ketting of beugel met meerdere gaten.
  2. De bordenstroppen die aan de achterkant van het bord zijn bevestigd: Bij de bordenstroppen is de werking tegengesteld aan die van het aangrijpingspunt van de vislijn. Als je de bordenstroppen naar achteren verplaatst, dan wordt de aanstromingshoek kleiner. Als je ze naar voren toe verplaats, dan wordt de aanstromingshoek groter.
De aanstromingshoek kun je veranderen door bijvoorbeeld gebruik te maken van een verstelbare plaat (links) of een ketting (rechts) op het visbord. Bron: ProSea

Ieder bord heeft zijn eigen ideale aanstromingshoek. Hierboven kun je verschillende type borden zien. Daarbij zie je duidelijk dat de scherende werking van het bord steeds groter wordt zodra de aanstromingshoek toeneemt. Daar zit wel een bepaalde grens aan, want als de aanstromingshoek nog groter wordt, dan zal de weerstand van het bord toenemen en zal de spreidingskracht afnemen. In de praktijk zal dit betekenen dat de vissnelheid afneemt door de grote weerstand van de borden, terwijl de afstand tussen de borden kleiner wordt. Het is dus erg belangrijk om te weten bij hoeveel graden het bord zijn optimale spreidingskracht heeft. Met de optimale werking van een visbord bedoelt men dat je een maximale spreidingskracht hebt met zo min mogelijk weerstand.

Links zie je de spreidingskracht en weerstand op een V-bord en rechts zie je de spreidingskracht en weerstand op een bord met een slot (spleet).

Scherende werking

In het water ontstaat aan één kant van het bord een hoge druk en aan de andere kant een lagere druk. Het principe is hetzelfde als bij een vliegtuigvleugel. Een vliegtuig gaat daarmee de hoogte in; een visbord gaat zijwaarts.

De scherende werking van een plat rechthoekig bord (links), een te grote aanstromingshoek (midden) en een gebogen bord met een slot (rechts)(1 = vislijn, 2 = bordenstrop, D = visrichting). — ProSea

In bovenstaande linker afbeelding stelt A het water voor dat langs de buitenkant van het bord moet stromen en B het water dat langs de binnenkant gaat. C is in deze afbeelding de visrichting. Omdat A een iets langere weg moet afleggen, moet het sneller stromen, waardoor het een lagere druk veroorzaakt dan aan de binnenkant. Hierdoor krijgt het bord de drang om naar buiten uit te scheren.

Te grote aanstromingshoek

Bij de middelste afbeelding hierboven zie je wat er gebeurt als de aanstromingshoek te groot wordt. C is ook hier de visrichting. A en B komen nu bijna gelijktijdig bij het bord en moeten direct om het bord stromen. Het water krijgt de neiging om na het bord door te stromen, maar later zal dat water toch het gat opvullen dat zou zijn ontstaan. Het water stroomt dus terug en drukt tegen het bord aan de buitenkant. Dit gebeurt tegelijk met het water dat aan de binnenkant toestroomt. De druk aan beide kanten is nu gelijk en het bord verliest, ondanks de grotere hoek, de scherende werking.

Gebogen bord

Op de rechter afbeelding hierboven zie je waarom bij een bord met een slot (spleet) de scherende werking nog beter is dan bij een bord zonder slot. A toont het water dat langs de buitenkant van het bord gaat. Door de gebogen vorm wordt het water gedwongen om een langere weg te volgen dan het water van B dat langs de binnenkant gaat. Omdat een gedeelte van het water van B door het slot gaat, wordt het water van A gedwongen verder af te buigen, waardoor het een nog langere weg moet afleggen. Hierdoor ontstaat er nog minder druk dan aan de binnenkant van het bord, waardoor de scherende werking wordt bevorderd.

Een gebogen bord heeft een groter spreidingsvermogen dan een vlak rechthoekig bord. Je kunt in dat geval een kleiner bord nemen om dezelfde spreiding te krijgen. Dat heeft als voordeel dat je  brandstof kunt besparen. Ook de bodemweerstand helpt mee bij het uitscheren van de grondborden. De bodemweerstand van het bord is afhankelijk van de volgende factoren:

  • De vorm van het bord;
  • Het gewicht van het bord; en
  • De verhouding uitgevierde vislijn/waterdiepte.

Helling

De helling van het bord bepaalt het zwaartepunt van het bord. Visborden kunnen zowel een buitenwaartse- als een binnenwaartse helling hebben. Dit is afhankelijk van de afstelling van het visbord. Onderstaande tekening toont bij het linker bord een buitenwaartse helling. De bovenkant van het bord is dus van de vislijn afgekeerd. Rechts op de tekening is een bord met een binnenwaartse helling te zien. De bovenkant van het bord is dus naar de vislijn toegekeerd.

Bij een buitenwaartse helling bevindt het bevestigingspunt van de vislijn (snijpunt) zich beneden de halve hoogte van het visbord. Hierdoor komt de trekkracht van de vislijn op de onderste helft van het bord en de waterdruk zal voor het grootste deel op het bovenste deel van het bord komen. Hoe meer waterdruk aan de bovenkant van het bord, des te meer zal het bord naar de grond worden gedrukt.

Bij een binnenwaartse helling is dit precies andersom. De trekkracht komt op de bovenste helft van het bord en de waterdruk zal voor het grootste deel op het onderste deel van het bord komen, waardoor het bord omhoog wordt gedrukt. Een bord dat iets naar binnen helt trekt veel lichter.

De helling van een buitenwaarts bord (links) en een binnenwaarts bord (rechts).

Trim

De trim van een visbord is de hoek die de onderkant van het visbord maakt ten opzichte van de bodem. Als het bord iets achterover loopt, dan noem je dit een positieve trim. Loopt het bord iets voorover, dan noem je dit een negatieve trim.

Een negatieve trim bij een grondbord kan tot gevolg hebben dat het bord zich in de bodem ingraaft. Bij een positieve trim is slechts de achterkant van het visbord in contact met de zeebodem. Obstakels op de zeebodem worden daardoor makkelijk gepasseerd.

Als het bord geen trim heeft, dan zal dit tot de beste resultaten leiden. De gehele onderkant maakt dan contact met de bodem, waardoor er meer zandwolken achter het bord worden veroorzaakt en het bord zal tevens beter spreiden. Hierbij is de trim bijna altijd positief. Dit komt doordat het visbord aan de voorkant door de vislijn iets omhoog wordt getrokken.

De trim van het bord kan worden beïnvloed door het verplaatsen van de bordenstroppen. Er zijn op de verschillende visborden ook verschillende mogelijkheden om de bordenstroppen te verplaatsen. De trim van een grondbord wordt hoofdzakelijk bepaald door het verschil in de belasting van de onder- en bovenstrop.

Een schematische weergave van een visbord met een positieve en een negatieve trim (links), een visbord met een positieve trim (midden) en een visbord zonder trim (rechts).

De aspect ratio

De aspect ratio is de hoogte/lengte verhouding van een visbord. Een bord van 1 meter hoog en 2 meter lang heeft bijvoorbeeld een aspect ratio van 0,5 (hoogte 1 meter : lengte 2 meter = 0,5). Om de aspect ratio van een bord te berekenen moet je de hoogte van het bord delen door de lengte van het bord.

Hier zie je een plat rechthoekig visbord met een aspectratio van 0,5 (1m : 2m).

Snijpunt van het bord

Het snijpunt bij het grondbord van bovenstaande afbeelding zit ongeveer op een derde van de voorkant van het bord en op de halve hoogte of iets eronder. Deze verhouding kom je bij de meeste grondborden tegen. Dit is ook het punt waar je de vislijn aan vastmaakt. Ook zie je bij deze borden dat de aanstromingshoek tussen de 30°en 40° graden ligt.

In onderstaande afbeelding zie je een visbord wat veel gebruikt wordt in de multirig visserij. Om de aanstromingshoek te vergroten moet je een hoger nummer nemen voor de bevestiging van de vislijn. Het bevestigingspunt wordt dus meer naar achteren verplaatst. Om de aanstromingshoek te verkleinen, moet het juist andersom.

Omdat er verticaal maar één vislijnbevestigingspunt is, gebruik je de bordenstrop-aansluitingen voor het beïnvloeden van de helling. Worden deze op de punten C en A gezet, dan krijg je een binnenwaartse helling. Bij bevestiging aan punten B en D ontstaat een buitenwaartse helling.

Om de trim van het bord te beïnvloeden, zijn er veel mogelijkheden met de bordenstroppen. Je kunt de bovenste bordenstrop naar een lager of hoger nummer brengen om het bord meer voorover te laten lopen.

Visbord dat veel gebruikt wordt bij de multirig. A en B zijn bevestigingen van de bovenste bordenstrop. C en D zijn bevestigingen van de onderste bordenstrop. F is de bevestiging van de vislijn

Bordenstroppen

De aanstromingshoek kan ook worden veranderd met behulp van de bordenstroppen die aan de achterkant van het bord zijn bevestigd. Bij de bordenstroppen is het resultaat precies andersom dan bij het aangrijpingspunt van de vislijn. Als de bordenstroppen dus naar achteren worden verplaatst, dan zal de aanstromingshoek kleiner worden. Mocht je de bordenstroppen naar voren verplaatsen, dan wordt de aanstromingshoek groter. Het aantal graden dat de aanstromingshoek veranderd bij het gebruik van bordenstroppen is minder groot dan bij het verzetten van het aangrijpingspunt van de vislijn.

Hier zie je een pelagisch bord met bordenstroppen. De opstelling gebruikt men als je met een boven- en onderkabel vist.

Door de bovenste bordenstrop te verzetten (inkorten of verlengen) kan ook de trim van het bord worden veranderd. Tegenwoordig ontvang je meestal bij de aanschaf van een bord uitleg over gebruik van het bord. Hierdoor kun je opzoeken wat er gebeurt met de stand van het bord als je een bepaalde wijziging aanbrengt.

Een driepuntsopstelling van een grondbord met een enkele kabel (links), een tweepuntsopstelling van een grondbord met enkele kabel (midden) en een tweepuntsopstelling van een pelagisch bord met boven- en onderkabel (rechts).

De driepunts-opstelling van bordenstroppen wordt tegenwoordig bij de multirig veel gebruikt, omdat de positie van het bord zeer stabiel is en de kans dat het bord gaat liggen klein is.

Materiaal bordenstrop

Voor bordenstroppen worden verschillende materialen gebruikt zoals staaldraad, ketting en tegenwoordig ook dyneema (een supersterke kunststofvezel). Elk materiaal heeft zo zijn voor- en nadelen. Het voordeel van ketting is dat het makkelijk per schalm is bij te stellen. Staaldraad en dyneema hebben dit voordeel niet (vaste maten). Dyneema heeft wel weer als voordeel dat het erg sterk en licht van gewicht is. Daarom kiezen veel vissers voor een tussenoplossing, namelijk een staaldraad of dyneemastrop met daaraan een aantal kettingschalmen.

Krachten die van invloed zijn op het functioneren van het visbord

Over het algemeen is het gewicht van een grondbord groter dan de trekkracht van de vislijn en de opwaartse kracht. Hiervoor kun je onderstaande formule gebruiken:

G > N + T

Hierbij is G het gewicht/zwaartepunt, N de opwaartse druk en T de trekkracht van de vislijn.

Een overzicht van de verschillende krachten die op een visbord werken. Hierbij is G het gewicht/zwaartepunt, N de opwaartse druk, T1 de trekkracht van de vislijn, R de hydrodynamische druk en F de bodemweerstand.

De hydrodynamische kracht (R) is belangrijk in verband met het uitscheren van het visbord. Deze kracht speelt ook een rol bij het bepalen van de helling van een visbord. Bij een buitenwaartse helling is deze kracht schuin naar beneden gericht en wordt het zwaartepunt naar beneden verplaatst. Bij een binnenwaartse helling is deze kracht schuin naar boven gericht en wordt het zwaartepunt naar boven verplaatst.

Ook de bodemweerstand (F) helpt bij grondborden mee met het uitscheren. De vorm van het bord is ook van invloed op de bodemweerstand. Een ovaalvormig bord zal minder bodemweerstand hebben dan een rechthoekig bord (zie onderstaande afbeelding). Ook het type bodem (zacht of hard) kan van invloed zijn op de scherende werking van de visborden.

De vorm van het visbord heeft invloed op bodemweerstand. Zo heeft een ovaalvormig bord (links) minder bodemweerstand dan een rechthoekig bord (rechts).

Grondborden

Grondborden zijn herkenbaar aan de slijtstrip aan de onderkant van het bord. We onderscheiden de volgende demersale vismethoden met grondborden:

  • Twinrig
  • Multirig
  • Outrig
  • Quadrig
  • Kabelen op rondvis met een net
Stofwolken geproduceerd door een grondbord in actie.

Grondborden zorgen voor de horizontale spreiding van het vistuig en worden gebruikt voor de visserij op demersale vissoorten. De borden en het vistuig veroorzaken trillingen die de vis opvangt met zijn zijlijnstelsel. Een zijlijn is een zintuig bij de vis die langzame trillingen opvangt. Verder kan de vis ook de stofwolk zien die wordt veroorzaakt door het slepen van het vistuig over de zeebodem (zie bovenstaande afbeelding). Die trillingen en zandwolken veroorzaken het zogenaamde “herding”-effect (individuele vissen vluchten met een groep). Het gevolg is dat de vis uiteindelijk in het net terecht komt.

Contact zeebodem

Het is van belang dat het bord goed in contact met de zeebodem blijft, want anders verliest het vistuig een belangrijk deel van zijn vangstvermogen. Om een grondbord goed in contact met de zeebodem te houden, moet het gewicht van het bord onder water groter zijn dan de opwaartse kracht en de omhoogwerkende kracht die de vislijn op het bord uitoefent (zie onderstaande afbeelding).

Hier zie je het gewicht (G) van het bord (N), de trekkracht (T) van de kabels en de stroppen met het net (TX).

De krachten T en TX zorgen ervoor dat het bord (N) omhoog wil. Het bord moet voldoende gewicht (G) hebben om op de zeebodem te blijven. Het is niet alleen van belang dat het bord goed in contact met de zeebodem blijft, maar ook dat het vistuig de juiste spreiding heeft. Dat wil zeggen niet te weinig, maar ook niet te veel spreiding.

Ideale bordspreiding

Voorbeeld van ideale bordspreiding.

Hierboven zie je een afbeelding met de ideale opstelling. De kabels lopen netjes in de zandwolken die veroorzaakt worden door de borden en alles loopt in één lijn (rode lijn). De spreidingskracht en de TX (de naar achter gerichte kracht) zijn in balans.

Te kleine bordspreiding

Voorbeeld van te kleine bordspreiding.

Bovenstaande afbeelding laat duidelijk zien dat de kabels niet meer de ideale lijn volgen. De bordspreiding is te klein en de hoek van de kabels ten opzichte van de visrichting is afgenomen en dus is het te bevissen oppervlak kleiner geworden.

Te grote bordspreiding

Voorbeeld van te grote bordspreiding. — ProSea

Bij deze afbeelding is de bordspreiding juist toegenomen en is het beviste oppervlak groter geworden. Ondanks dat het beviste oppervlak is toegenomen, blijkt in de praktijk veelal dat het vangvermogen niet groter is geworden maar zelfs afneemt. De verklaring hiervoor is dat de hoek die de kabels met de sleeprichting maken zodanig vergroot is dat de kabels de zandwolken niet meer volgen. Daardoor krijgt de vis de kans om te ontsnappen. Daarnaast zal door de toegenomen bordspreiding de verticale netopening afnemen.

Liggend bord

Bij grondborden kan het weleens gebeuren dat het bord ligt. Dit gebeurt meestal tijdens het uitzetten van het vistuig. Het is aan te bevelen om tijdens het uitzetten van het vistuig zo min mogelijk te draaien, omdat daardoor de kans op een liggend bord toeneemt. Een liggend bord kan op twee manieren liggen, namelijk:

  1. Binnenwaarts; het bord valt naar binnen en ligt dus plat op de grond. Het aangrijpingspunt van de vislijn gaat over de grond
  2. Buitenwaarts; het bord valt naar buiten en gaat met de achterkant van het bord over de grond (de kant waar de bordenstroppen bevestigd zijn). Bij een zachte, modderige grond is dit gevaarlijk, want het bord maakt een scheppende beweging. Hierdoor ontstaat de kans dat het bord de grond in snijdt. Raakt een bord in de grond, dan is het er moeilijk uit te krijgen en bestaat er een grote kans dat je het bord kwijtraakt.
Voorbeeld van een V-vormig bord met een scharnierend bevestigingspunt voor de vislijn. Als dit bord achter een obstakel komt te zitten, dan zorgt het scharnierende punt ervoor dat het bord gemakkelijk over het obstakel heen zal gaan en weer goed op de bodem terecht komt.

Als je vist met een Marelec-systeem, dan zal de tonnage-aanduiding het aangeven als een visbord platligt. Tevens kun je dit zien aan de stand van de vislijnen of door middel van de bordensensoren, want het vistuig zal minder spreiding hebben.

Liggend bord oplossen

Mocht je een liggend bord aan de bakboordzijde hebben, dan draai je scherp over stuurboord (let wel goed op dat je het vistuig niet over de kop draait). Mocht je een liggend bord aan de stuurboordzijde hebben, dan draai je scherp de andere kant op.

Tegenwoordig vissen veel schepen over het achterschip. Hierdoor is de kans op een liggend bord een stuk kleiner ten opzichte van vroeger toen er vooral over de zijkant werd gevist. Ook gebruikt men tegenwoordig veel de driepuntsopstelling van de bordenstroppen. Bij de driepuntsopstelling van de bordenstroppen is de kans op een liggend bord veel kleiner dan bij de tweepuntsopstelling.

Voorbeelden van verschillende typen grondborden zijn te zien in onderstaande afbeelding. Op basis van de vorm kan je de volgende indeling van grondborden maken:

  • Vlak en rechthoekig
  • Vlak met slot of zonder slot
  • Gebogen rechthoekig met of zonder V
  • Gebogen ovaal
  • V-vormig
  • Sferisch (bolvormig)
Verschillende typen grondborden.

Pelagische borden

Pelagische borden zorgen voor de horizontale spreiding van het vistuig. Het verschil met een grondbord is dat een pelagisch bord ook nog een verticale kracht heeft. Dit zorgt ervoor dat je het vistuig in de waterkolom kunt laten stijgen en dalen.

Borden in de pelagische visserij zijn veelal uitgerust met een verstelbare plaat (zie onderstaande afbeelding) die je in horizontale richting kunt verplaatsen om de aanstromingshoek te veranderen. Deze plaat is ook voorzien van een aantal gaten in verticale richting zodat je het aangrijpingspunt van de vislijn ook in hoogte kunt verstellen. Op die manier kun je de helling van het bord aanpassen.

Invloed diepte

Als je op grote diepte vist, dan moet je het aangrijpingspunt van de vislijn omlaag brengen waardoor het bord een buitenwaartse helling krijgt. Door deze buitenwaartse helling zal het bord naar beneden willen snijden en op deze manier kun je de lengte van de uitgevierde vislijn beperken en toch op de gewenste diepte vissen.

Bij het vissen in ondiep water breng je het aangrijpingspunt van de vislijn omhoog. Hierdoor krijgt het bord een binnenwaartse helling, waardoor het bord naar boven snijdt. Op die manier kun je, ondanks de geringe diepte, toch voldoende vislijn uitvieren om zo voldoende bordspreiding te krijgen.

Een bord met een horizontale plaat met gaten in verticale richting.
Een bord met een aantal strippen onder elkaar.

Een andere manier om de helling van het bord te veranderen is door middel van de bordenstroppen. Bij sommige pelagische borden kan men, omdat er een aantal strippen onder elkaar zitten, de onderste bordenstrop in hoogte verstellen om zo de helling van het bord te veranderen (zie bovenstaande afbeelding). Het verstellen van de hoogte gaat op dezelfde manier als bij het aangrijpingspunt van de vislijn. Verzet men de bordenstrop omhoog, dan krijgt het bord een grotere binnenwaartse helling. Verzet men de bordenstrop omlaag, dan neemt de buitenwaartse helling toe.

Voorbeelden van verschillende typen pelagische borden.

Voortstuwingsvermogen

Bij de pelagische visserij worden de afmetingen, oppervlakte en het gewicht van de borden bepaald door het voortstuwingsvermogen. Ook de afmetingen, materiaalkeuze en maaslengte van het net hebben invloed op de afmetingen van de borden. Binnen de pelagische visserij spreekt men niet over de afmetingen van het bord, maar over de oppervlakte van het bord. Zo spreek je dan bijvoorbeeld over een bord met een oppervlakte van 10 m2.

Voorbeelden van verschillende typen pelagische borden zijn te zien in bovenstaande afbeelding. Indeling van pelagische borden naar de vorm van de borden:

  • Gebogen rechthoekig met- of zonder V
  • Sferisch
  • Gebogen ovaal

Semi-pelagische borden

Dit zijn borden waar zowel demersale als pelagische visserijmethoden mee beoefend kunnen worden. Het voordeel van semi-pelagische borden is dat je, zonder van bord te wisselen, over kunt schakelen van de bodemtrawl naar de pelagische trawl. Het veranderen van het bord van de pelagische visserij naar de bodemvisserij, en andersom, gebeurt door het aangrijpingspunt van de vislijn naar boven of naar onderen te verstellen.

Veranderingen aan het vistuig die van invloed zijn op de bordenspreiding

Als je optimaal wilt vissen mag de bordenspreiding niet te groot, maar ook niet te klein zijn. Dit geldt zowel voor de grondtrawl, als ook voor de pelagische trawl. Mochten er veranderingen worden aangebracht in het vistuig, dan moet je er rekening mee houden dat dit van invloed kan zijn op het gedrag van de visborden. Hieronder worden een aantal oorzaken beschreven die de balans kunnen verstoren.

Te kleine afstand

Bij een te kleine afstand tussen de borden zijn de mogelijke oorzaken:

  • een te lage vissnelheid;
  • borden die te klein en/of te licht van gewicht zijn;
  • een te kleine/of te grote aanstromingshoek van het bord;
  • een te grote afmeting van het net;
  • te zwaar materiaal van het net (garen oppervlakte = meer weerstand); en
  • een kleinere maaslengte (minder doorstroming = meer weerstand).

Te grote afstand

Bij een te grote afstand tussen de borden zijn de mogelijke oorzaken:

  • te grote en/of te zware borden;
  • een te grote aanstromingshoek;
  • een te kleine afmeting van het net;
  • te licht materiaal van het net (bijvoorbeeld dyneema); en
  • een grotere maaslengte (meer doorstroming = minder weerstand).

2 Herding effect

In dit deel bespreken we het herding-effect en de reactie van de vis op het vistuig. Een vis kan met behulp van zijn zintuigen verschillende dingen waarnemen, waaronder het naderen van een vistuig. Hieronder beschrijven we de reactie van de vis op de visserij met borden.

Hier zie je het herding-effect. — Wouter Bontes

Het eerste wat een vis zal opmerken bij het naderen van een schip is het geluid van de motoren. Hierdoor ontstaat er een tijdelijke opwinding bij de vis. Je zult een duidelijke reactie zien bij de vis zodra de visborden tot ongeveer 50 meter zijn genaderd. De vis neemt nu de drukverstoring van de visborden waar en reageert op de drukverstoring door ervoor weg te zwemmen. Hierbij zal de vis opzoek gaan naar een positie tussen de borden waar de drukverstoring het minst is. Vissen die in de buurt van de visborden of buiten het pad van het tuig zijn, zullen niet worden gevangen.

Tot slot zal de vis de kabels opmerken die zich tussen het net en de visborden in bevinden. Vissen die zich in het gebied tussen de borden en kabels bevinden kun je vangen. Vissen buiten het pad van het tuig komen niet in het net terecht. Op het moment dat de vis zich tussen de kabels bevindt, zal het herding-effect zijn intrede doen. Dit effect heeft een grote invloed op het vangstvermogen.

Demersaal en pelagisch

Bij de bodemvisserij gebruik je het herding-effect voor het vangen van demersale vissoorten. Dit zijn de vissoorten die zich vlak boven, in of op de zeebodem ophouden. De pelagische visserij maakt ook gebruik van dit effect, maar hier vis je op vissoorten die zich in de waterkolom bevinden. Bij de pelagische visserij maken ze alleen geen gebruik van kabels tussen de borden en het net. In plaats van kabels gebruiken ze grote mazen. Zo hebben sommige mazen een maaswijdte van zo’n 60 meter.

Poon is een demersale vissoort die gevangen kan worden door gebruik te maken van het herding effect. — Zeevisserijbedrijf van Seters

Kabels

De kabels worden voortbewogen onder een bepaalde hoek. Doordat de kabels zich voortbewegen veroorzaken ze een drukverstoring en zandwolken. De verstoring die de kabels veroorzaken zal de vis waarnemen met zijn zintuigen. Hierdoor zal de vis een schrikreactie vertonen en bij de kabel vandaan zwemmen. Hierbij gaat de vis opzoek naar een positie tussen de kabels waar de verstoring minder is. Dit opjagen van de vis zal meerdere malen gebeuren, net zolang totdat de vis zich voor het net bevindt.

Onderzoek toont aan dat je het beste vangstresultaat behaalt bij kabels met een aanstromingshoek van 17°. De visborden hebben ook een belangrijke rol bij het herding-effect, ze kunnen het effect namelijk versterken. Dit kun je bereiken door de aanstromingshoek zo af te stellen dat de kabels precies in de baan van de zandwolken van de visborden liggen.

Gedrag vis

Vissen blijven voor het net uit zwemmen. Ze blijven dit net zolang doen totdat ze zijn uitgeput. Het uithoudingsvermogen van de vis is afhankelijk van de hoeveelheid glycogeen in het witte spiersysteem. Op het moment dat de vis uitgeput raakt, zal hij 180° draaien en naar het vistuig toe zwemmen. Hierdoor is de kans groot dat de vis in het net belandt.

De wijting (Merlangius merlangus) is een rondvis. — Oscar Bos/Wageningen Marine Research

Rondvis daarentegen heeft een aparte eigenschap, want rondvis zal ook zolang mogelijk voor het net uit proberen te zwemmen. Alleen zwemt rondvis naar boven zodra z’n energie bijna is verbruikt. Daarna maken rondvissen ook een draai van 180°. Doordat rondvissen naar boven zwemmen maken ze een kans om over het net heen te ontsnappen.

Ook de flyshootmethode maakt gebruik van het herding-effect. — Zeevisserijbedrijf van Seters

Tijdens experimenten met de bordenvisserij is ontdekt dat langere kabels tussen het net en de borden een positief effect heeft op het vangstvermogen. Het beviste oppervlak neemt namelijk toe door met langere kabels te vissen. Dit is ook duidelijk te zien in de ontwikkeling die de bodemtrawl heeft doorgemaakt. De effectiviteit van het herding-effect hangt af van een aantal factoren. Deze factoren zijn als volgt:

  • de aanstromingshoek van de kabels t.o.v. de trekrichting;
  • de vissnelheid;
  • zwemsnelheid van de vissoorten;
  • jaargetijde;
  • helderheid van het water; en
  • bodemgesteldheid.

2.1 De aanstromingshoek van de kabels

De aanstromingshoek van de kabels is van groot belang. Op het moment dat de aanstromingshoek te groot is, dan wordt de vis vaker opgejaagd en zal deze dus eerder uitgeput raken. Het gevolg daarvan is dat de vis over de kabel heen verdwijnt.

Op het moment dat de aanstromingshoek van de kabel te klein is, dan wordt de kabel minder goed waargenomen door de vis. Dit komt doordat het minder verstoring geeft in het water, met als gevolg dat de vis over de kabel heen kan verdwijnen.

Een bord van de pelagische trawler Maartje Theadora (ROS 171).

In het verleden is hier onderzoek naar verricht. Uit dit onderzoek is gebleken dat de ideale aan tromingshoek van de kabels op een waarde ligt van 17°.

2.2 De vissnelheid

De vissnelheid is net als de aanstromingshoek een belangrijke factor bij het herding-effect. Als de vissnelheid namelijk te hoog ligt, dan zal de vis moeten overschakelen van zijn rode spiersysteem naar zijn witte spiersysteem. Hierdoor raakt de vis eerder uitgeput en zal dan over de kabel heen verdwijnen. Als de vissnelheid te laag is, dan zal de vis de kabels minder goed waarnemen doordat ze minder verstoring geven. Het gevolg is dat de vis over de kabel heen zal verdwijnen.

Voor het behalen van een goede vangst is de juiste vissnelheid van groot belang. — Zeevisserijbedrijf van Seters

2.3 De zwemsnelheid

De zwemsnelheid van de vis speelt ook een belangrijke rol bij het herding-effect. Zo is de zwemsnelheid van de vis afhankelijk van de bouw van de vis en deze verschilt per vissoort. Het ligt ook aan de conditie van de vis. Als de vis in goede conditie is, dan kan hij een langere tijd met een hogere snelheid zwemmen. Je moet de vissnelheid dus goed afstemmen op de zwemsnelheid van de vis die je wilt vangen.

2.4 Het jaargetijde

Het jaargetijde is ook een belangrijke factor. Zo heeft het jaargetijde invloed op de locatie van de vis, want sommige vissoorten verplaatsen zich gedurende het jaar over verschillende gebieden. Daarom heeft een visser nooit één bestek waar hij het hele jaar vist, want hij moet de vis achterna om hem te kunnen vangen.

Het weer heeft ook een grote invloed op het succesvol toepassen van het herding-effect. — Stichting de Noordzee

Verder heeft het jaargetijde ook te maken met het weer. Bij vissen tijdens slecht weer neemt het vangstsucces af doordat het herding-effect dan minder goed werkt. Door het vissen in zeegang zal het schip enigszins gaan stampen en slingeren. Hierdoor valt de belangrijke factor, de constante vissnelheid, enigszins weg. Het gevolg hiervan is dat de visborden niet stabiel op de grond blijven staan door het slingeren van het schip en het variëren van de vissnelheid. Doordat de borden niet stabiel genoeg blijven staan werkt dit ook weer door in de kabels, met als gevolg een minder resultaat van het herding-effect.

2.5 De helderheid van het water

De helderheid van het water speelt ook een belangrijke rol bij het herding-effect. Als je in helder water vist, dan ziet de vis de kabel en stofwolk beter. Als je in dik water vist, dan zal de vis de kabels en stofwolk minder goed kunnen zien. Met dik water bedoelen wij troebel water. Daarnaast dringen de drukverstoring en trillingen die de kabels veroorzaken minder goed door in het water. Dit komt doordat ze gehinderd worden door alle deeltjes die zich in het water bevinden.

Op deze afbeelding kun je duidelijk zien dat er op het wrak (hard substraat) andere soorten voorkomen dan op de zandgrond. Het wrak biedt een andere leefomgeving (habitat) dan de zandgrond. — Cor van Kuyvenhoven / Stichting de Noordzee

Verder heeft de helderheid van het water ook te maken met het jaargetijde (stormen) en de stroming in het gebied. Door stroming en door stormen wordt het water in beweging gebracht met als gevolg dat de bodem omgewoeld wordt. Bij veel visserijmethodes heeft de helderheid van het water een belangrijke invloed op het vangstsucces.

2.6 De bodemgesteldheid

De bodemgesteldheid speelt ook een rol bij het herding-effect. Zo is het herding-effect verschillend bij de visserij op een gronderige bodem of op een steenachtige bodem. Bij een steenachtige bodem staat het tuig niet altijd stabiel door de stenen die zich in het visgebied bevinden. Het gevolg hiervan is dat de staartwerveling van het visbord soms wegvalt en hierdoor neemt het vangstresultaat af.

Zanderige zeebodem. — OCEANA

Bij het vissen op ongelijke grond geeft het herding-effect ook een verminderd resultaat. Dit komt doordat de kabel op sommige momenten helemaal geen contact maakt met de zeebodem. Hierdoor zien de vissen geen stofwolk, al voelen ze wel een drukverstoring. Doordat de kabel op een ongelijke grond af en toe van de grond afkomt, ziet de vis kans om onder de kabel door te ontsnappen. Het visbord volgt hierdoor ook niet de bodem, waardoor de staartwerveling ook weer wegvalt.

3 Outrig

De outrig is een alternatief voor de boomkor. In tegenstelling tot de boomkor maakt de outrig geen gebruik van een boom voor het openen van het net. Om het net open te houden maakt deze vismethode gebruik van visborden. Je bespaart veel brandstof met deze visserijmethode (gemiddeld 45% ten opzichte van de boomkor). Dit komt door de lagere weerstand van het vistuig en doordat je vist met een lagere snelheid (drie mijl per uur). Ook zijn de materiaalkosten lager doordat er minder slijtage is dan bij de boomkor. Zo zijn er kotters die vissen met netten die al enkele jaren oud zijn, ondanks dat ze meerdere maanden per jaar intensief worden gebruikt. Wanneer de kotter binnen ligt, dan is er voor de bemanning meestal veel minder herstelwerk dan bij de boomkor. Met de boomkormethode heb je veel meer slijtage aan bijvoorbeeld de wekkers, kettingen en kabels. Verder is de kwaliteit van de gevangen vis beter omdat die niet is beschadigd tijdens het vissen.

De outrig methode is minder geschikt om tong te vangen en kent als voornaamste doelsoorten schol en Noorse kreeft (langoustines). Onderzoek uit 2007 toont aan dat de vangsten van Noorse kreeft soms vier tot vijf keer groter zijn ten opzichte van de boomkor. Kortom, de outrig vismethode is een zuiniger alternatief voor de traditionele boomkor. In België en Nederland vissen enkele kotters commercieel met deze vismethode. Weersomstandigheden en de bodemstructuur van de visgrond kunnen beperkende factoren zijn voor het beoefenen van deze visserij. Als het weer te slecht is, dan kan de lange kuil in de schroef komen. De periode van april tot september is geschikt voor het gebruik van deze vismethode, dus buiten de winterperiode om.

Hier zie je een outrig. — Wageningen UR

3.1 Beschrijving

Deze vismethode kenmerkt zich doordat het net wordt opgehouden door borden in plaats van een boom. Voor deze visserij kun je de volgende visborden gebruiken:

  • Rechthoekige visborden
  • V-borden (Dunbar borden, Thyborøn borden)
  • Ovale borden (Morgère borden)
Thyborøn borden (boven) met beweegbaar ketting trekpunt, een Durban bord (links beneden) met scharnierende beugel en een Morgère bord met vast trekpunt — SDVO

De borden moeten de juiste afmeting en gewicht hebben voor een optimale stand en spreiding. Het snijpunt (bevestigingspunt van de vislijn) en de trekpunten (bevestigingspunten van de bordenstroppen) zijn belangrijk voor de stand van de visborden. Extra gewicht op de zool of het gebruik van een opzetstuk verhoogt de stabiliteit. Belangrijk zijn de sleepsnelheid, verhouding vislijnlengte, lengte van de spruiten, lengte van de boven- en onderstrop en de trekkracht. Met de afstelling van die zaken kun je de visnamigheid beïnvloeden.

Een schematische weergave van de outrig methode — Gibo groep Accountants en Aadviseurs

Spreiding borden

Bij de outrig methode vis je met twee visnetten, aan elke giek één (zie afbeelding hierboven). De spreiding van de borden wordt beperkt door de lengte van de gieken. Wanneer de spreiding te groot is, dan kunnen de binnenste borden elkaar raken. Hierdoor kunnen de netten verward raken. De afstand tussen de twee binnenste borden mag ook niet te klein zijn. Bij een te kleine afstand zal de vangst sterk afnemen. De spreiding van de borden blijft tijdens het vissen niet constant.

Een vissnelheid van 2,5 tot 3,5 mijl geeft een optimale spreiding van het net (17 tot 18 meter). De gemiddelde spreiding van de beide tuigen is 35 meter voor de grotere kotters. Voor de kleinere kotters ligt de spreiding per tuig op ongeveer 8 meter. De lengte van de uitgevierde vislijn is ongeveer drie keer de waterdiepte. Verder zijn de lengte en plaats van het trekpunt van het visbord, en de onderlinge verhouding van de bevestigingskettingen van de spruiten aan het visbord en van de bordenstroppen zeer belangrijk. De kleinste aanpassing kan het gedrag van de visborden beïnvloeden.

De constructie van het vistuig.

Bordenstroppen

Je kunt de spruiten ook vastmaken aan het visbord door middel van een beweegbare beugel. Qua lengte kunnen de spruiten ongeveer 35 meter zijn. De bordenstroppen voor kleinere kotters die met lichte visborden vissen kunnen ongeveer 4 meter zijn. Voor de grotere kotters met zwaardere visborden zijn de bordenstroppen 7 tot 8,5 meter. De bovenste en onderste bordenstroppen hebben (ongeveer) dezelfde lengte. Is de bovenste bordenstrop korter dan de onderste, dan zal het visbord sneller op de hak trekken. Als de bovenste bordenstrop langer is dan de onderste, dan zal het visbord voorover lopen en trek je hem sneller in de zeebodem.

Er zijn elektronische systemen die het functioneren van het vistuig onder water kunnen volgen. Dit kan de schipper op de brug zien op een scherm. De borden moeten het juiste gewicht en oppervlak hebben om rechtop te blijven en het net optimaal te spreiden. Het zwaartepunt van het visbord bevindt zich onder het middelpunt. Met een extra zool of opzetstuk kun je de stabiliteit van het visbord verhogen.

Voorbeeld beschrijving tuig

Hieronder zie je een voorbeeld van een beschrijving van een volledig tuig:

  • Lengte kabel van spruitstuk tot visbord; 60 meter.
  • Visbord; Thyborøn type 80 inch Multi Perfect Special, 400 kg.
  • Totale lengte net (vlerken + kuil gestrekt); 60 m.
  • Vlerklengte; 21 m en hoogte 1,40 m.
  • De hele grondpees kan +/- 50 meter lang zijn bestaande uit ketting van 13 mm. Over de hele lengte van de pees kunnen rubberschijven bevestigd zijn. In het midden kunnen rubberschijven van rond de 30 cm bevestigd worden.
  • Lussen aan de onderpees zijn 45 m met een ketting van 8 mm. De UK 246 heeft geëxperimenteerd met onderpezen zonder lussen. Vermoedelijk blijft het tuig hierdoor niet voldoende aan de grond, waardoor de vangsten sterk afnemen.
  • Lengte kuil; 39 m.
  • Maaswijdte kuil; 80-100 mm.
  • Lengte rollenpees (kunststof); 12 m.

Square rockhopper

Een square rockhopper (bordjes-pees) bestaat uit afzonderlijke rubberen rechthoeken, bijeengehouden door stalen kabels en ketting. Bij het vissen komt deze pees sneller terug op de zeebodem als je bijvoorbeeld over een steen vist. Als je over een steen vist komt de pees namelijk los van de zeebodem. Bij de traditionele bollenpees duurt het dan langer voordat deze weer terugzakt op de bodem. Met een square rockhopper voorkom je dus het verlies van vis en vang je minder stenen en ander bodemmateriaal.

Onderpees met grote rubberen schuiven

Een bollenpees is gemaakt van grote rubberen schijven om te kunnen vissen in zeeduinen. Met behulp van deze pees kun je voorkomen dat stenen en vuil in het net komen.

Onderpees met grote rubberen schijven met kettinglussen.

Touwschot

Door een touwschot te gebruiken in combinatie met een bollenpees kun je het meevangen van stenen nog beter voorkomen. Op de tuigconstructie zijn variaties mogelijk, namelijk:

  • met en zonder enkele of meerdere kietelaars;
  • met en zonder kettinglussen aan de onderpees;
  • verschillende maaswijdtes (80 en 100 mm);
  • iets groter tuig met zwaardere onderpees en grotere visborden; en
  • verlengde kabels tussen spruitstuk en vlerken van 60 meter naar 100 meter.

3.2 Werkwijze

In dit hoofdstuk bespreken we de wijze waarop je de outrig normaal gesproken gebruikt. De hier beschreven werkwijze kan afwijken van de praktijk en verschillen per kotter. Het belangrijkste is dat een visser ten alle tijden rekening houdt met de veiligheid.

Uitzetten

Bij het uitzetten van het visnet volgt meestal deze procedure aan boord van een kotter met outrig:

  • bij het uitzetten worden eerst de gieken rechtop gezet tegen de mast. Je noemt dit ook wel ‘’het stoppen van de gieken’’;
  • vervolgens gaan de borden omhoog tot ongeveer driekwart van de giekhoogte;
  • daarna zet je de gieken op ongeveer 45 graden;
  • daarna leg je de touwstrop, die je om het net heen kunt slaan, tegen de reling;
  • met de jumper hijs je het beginstuk van het net en het middenstuk omhoog. De wekkers kun je dan goed uit elkaar halen;
  • daarna hijs je het achtereind op met de jumper;
  • vervolgens kun je de kuil naar achteren trekken en kun je de pooklijn dichtknopen;
  • je laat de jumper naar beneden zakken en dan kun je de jumper in de verdeelstrop inpikken;
  • de schipper kan nu vaart maken en dan vier je de tuigen met visborden kant voor kant uit;
  • de giek zakt langzaam en de jumper wordt losgegooid. Vervolgens kun je het visnet uitvieren.
Hier zie je hoe het net geopend wordt doormiddel van de waterdruk.

Binnenhalen net

Bij het binnenhalen van het visnet volgt meestal deze procedure aan boord van een kotter met de outrig methode:

  • je haalt de vislijnen in tot de visborden aan het visblok komen;
  • daarna zet je de gieken op ongeveer 45 graden;
  • met een pikhaak pak je het kuiltouw en deze doe je op de haalkop van de vislier;
  • daarna bevestig je de jumper aan de verdeelstrop. De jumper wordt opgedraaid, waardoor je de kuil boven de stortbakken van de vangstsorteerder kunt trekken;
  • je trekt de pooklijn los en de vangst valt in de stortbakken;
  • vervolgens schudt je de kuil om de laatste vissen te verwijderen;
  • daarna kun je de netten naar achteren trekken en knoop je de kuil weer dicht. Hierna kun je de netten weer uitzetten.
Het vistuig in de top van de giek.

Beëindigen van het vissen

Bij het beëindigen van het vissen volgt meestal deze procedure aan boord van een kotter met de outrig methode:

  • na het vissen moet je beide vistuigen aan boord zetten. Het binnenhalen van de vistuigen is hierboven al beschreven;
  • de jumper hijs je zo hoog mogelijk tegen het jumperblok;
  • je maakt een strop vast aan het achtereind;
  • daarna gaat de jumper omlaag en wordt deze in de strop ingepikt. Dit gaat zo door totdat alleen nog het laatste stuk net met de borden buitenboord hangt;
  • de visborden hijs je helemaal tot in de top van de giek, terwijl de gieken getopt staan;
  • daarna breng je de visborden langzaam op het dek en maak je ze met een strop zeevast.

Innovaties

Om de vangst van tong te vergroten zijn de outriggers volop bezig met experimenteren. Het doel is om de tongvangst te vergroten tot 25% van de totale weekvangst. Tegelijk moet het brandstofverbruik ten opzichte van de boomkor met 60% verminderd worden en het kettinggewicht in het tuig met 80% worden teruggebracht. Belgische outriggers hebben al langer ervaring met deze vismethode, vooral op bestekken in de stenen in de zuid.

Ongeveer 8% tot 13% van de vangst bestaat uit tong bij de Belgische vissers. Er is een nieuw outrig-net ontwikkeld door een nettenmaker in Denemarken, namelijk een net met dubbele midden. Dit net geeft drie meter extra spreiding en heeft als doel om meer tong en kreeftjes te vangen.

Ook zijn er testen gedaan met een tongflap. Dat is een stuk netwerk dat wordt bevestigd aan de laatste kietelaar en aan de eerste mazen van de onderzijde. Daarmee hoopt men te voorkomen dat de tong ontsnapt tussen de laatste kietelaar en de onderpees. De kettingpees is vervangen door een rubberen onderpees. Het brandstofverbruik blijft gelijk.

3.3 Doelsoorten en bijvangsten

De doelsoorten zijn vooral demersale vissoorten. Dat zijn soorten die op, in of bij de zeebodem leven. De voornaamste doelsoorten van de outrig zijn:

  • Schol
  • Schar
  • Kabeljauw
  • Wijting
  • Noorse kreeft

Qua bijvangst vang je met de outrig voornamelijk:

  • Tong
  • Tarbot
  • Griet
  • Tongschar
  • Zeeduivel
  • Rog

Ongewenste bijvangst

Naast deze genoemde doelsoorten en bijvangstsoorten worden er ook ongewenste bijvangst gevangen zoals benthos (zeebodemdieren). Hierbij kun je denken aan zeesterren, zwemkrabben en helmkrabben (5% tot 18% van totale vangst). Het vergelijkend onderzoek tussen de boomkor en de outrig laat zien dat er minder benthos worden bijgevangen met de outrig per bevist oppervlak. Met name soorten die zich in de bodem ingraven, zoals de gedoornde hartschelp en de grote strandschelp (zie onderstaande afbeeldingen) worden minder bijgevangen met de outrig methode.

Dat komt doordat de outrig lichter vist en minder kettingen gebruikt. Daardoor ontstaat er minder bodemberoering en hebben vissers ook minder last van het vangen van veen en stenen. Dit heeft een gunstige invloed op de kwaliteit van de vangst, welke hoger is voor de outrig. Zo toonde het vergelijkingsonderzoek tussen de boomkor en de outrig aan dat de schol bij aanlanden een onbeschadigde donkere zijde heeft (schubben waren nog aanwezig) in tegenstelling tot de schol gevangen met de boomkor. De schollen die zijn gevangen met de boomkor hebben meer kale plekken aan de donkere zijde. Verder vertoonde de witte zijde van de schol, gevangen met de outrigger, geen kneuzingen en rode puntjes.

3.4 Gedrag van de vis ten opzichte van het tuig

Het gedrag van platvis is bij het gebruik van de outrig vergelijkbaar aan het gedrag wat ze vertonen bij de boomkor. Belangrijke verschillen zijn wel dat de outrig:

  • een veel lichter vistuig is (mede door afwezigheid van een boom);
  • vist met minder/geen kettingen; en
  • een lagere vissnelheid gebruikt (2,5 tot 3,5 mijl).
De schar (Limanda limanda). — OCEANA/Juan Cuetos

3.5 Verwerking

Het verwerken van de vis aan boord van een kotter die vist met een outrig is vergelijkbaar met de boomkor. Belangrijk verschil is wel dat er minder zeebodemdieren worden bijgevangen met de outrig, waardoor je schonere boxen hebt. Dit heeft ook een positief effect op de overlevingskans van de ongewenste bijvangst. Ook komt dit de kwaliteit van de gevangen vis ten goede. In alle onderzoeken scoort de vangst van de outrig hoger op kwaliteit.

Kwaliteit kan worden bepaald aan de hand van de Quality Index Method, waarbij een score van 0 een verse vis betekend. Zodra de QIM score oploopt, neemt de versheid van de vis af. Onderstaande afbeelding laat de QIM scores zien van een vergelijkende visreis tussen een boomkor, SumWing en outrig. Daarbij scoort de outrig (rood) het beste.

De QIM scores van schol gevangen met een boomkor, SumWing en outrig. — IMARES

3.6 Duurzaamheid

De outrig vist lichter en met een lagere vissnelheid dan de boomkor. Hierdoor bespaar je veel brandstof. Een brandstofbesparing van rond de 50% is haalbaar ten opzichte van de boomkor. Dit is goed voor het milieu, maar ook voor de portemonnee. Een ander financieel voordeel is dat de materiaalkosten lager zijn doordat het materiaal minder snel slijt.

Verder is de kwaliteit van de gevangen vis beter. De gemiddelde vangst van maatse vis per bevist oppervlak is voor de outrig ongeveer gelijk aan die van de boomkor. Wel zijn er verschillen te zien in de vangstsamenstelling. Zo worden er met de outrig minder zeebodemdieren bijgevangen, maar zijn de tongvangsten ook lager. Sinds 2012 wordt er schol en tong aangeland met de outrig die MSC gecertificeerd is. Meer informatie over het MSC certificaat is te vinden in het artikel over de twinrig.

. De gemiddelde visserijresultaten van het onderzoek waarbij vergelijkend werd gevist tussen een outrig en een boomkor. Hieruit blijkt dat de outrig beter scoort op brandstofverbruik, deellonen en onderhoudskosten, wat resulteert in een beter visserijresultaat. — Gibo groep Accountants en Adviseurs

4 Twinrig

De twinrig komt oorspronkelijk uit de golf van Mexico waar dit vistuig in de jaren vijftig is uitgeprobeerd. In Australië werd er in de jaren zeventig mee gevist op garnalen en kreeften. Deze methode is in 1983 voor het eerst in Europa toegepast door de Denen. Vissers behaalden zulke goede resultaten dat ook vissers uit andere landen belangstelling gingen tonen. In Nederland kwam de interesse in de twinrig pas laat op gang in vergelijking met andere Europese landen. De twinrig is inmiddels een vismethode die veel wordt toegepast in Noordwest-Europa. Er zijn verschillende twinriggers actief in de Nederlandse en Belgische vloot. Er zijn ook kotters die gedurende het jaar met zowel de twinrig als ook de boomkor vissen.

Een kotter die vist met de twinrig methode. — Maritieme Fotografie

4.1 Beschrijving

De twinrig is een aangepaste versie van de klassieke bodemtrawl. Hierbij krijg je een horizontale netopening door het gebruik van visborden. Bij de twinrig zijn twee bodemtrawlnetten via een centrumgewicht aan elkaar gekoppeld (zie onderstaande afbeelding). Hierbij gebruik je een drie- of tweelijnen-systeem. Aan de buitenkanten bevinden zich de visborden. Die borden zorgen ervoor dat de netten horizontaal worden opengehouden. Een twinrig kan zo een spreiding krijgen van ongeveer 180 meter.

Twinrig uitvoeringen met een drie lijnensysteem (links) en een twee lijnensysteem (rechts). — IMARES

Met de twinrig kun je een groter oppervlak bevissen dan met een enkel net, waarbij de totale netweerstand en het motorvermogen hetzelfde zijn. Dit zorgt voor een hogere opbrengst van platvis. De verticale netopening is kleiner bij een twinrig, waardoor deze minder geschikt is voor het vissen op rondvis dan de traditionele enkele bodemtrawl. Twinriggers kunnen, als ze dat willen, ook deze enkele bodemtrawl optuigen.

Hier zie je de ombouw van een boomkorkotter naar een boomkor/twinrig kotter.

Vistuig

Het vistuig bestaat uit twee visborden, twee netten en een centrumgewicht. Daarnaast is het schip uitgerust met twee nettentrommels die onafhankelijk van elkaar kunnen draaien. Deze trommels zijn nodig om de kabels en netten op te slaan. Een ruim achterdek is gemakkelijk bij het uitzetten en inhalen van de tuigen. Bij schade aan de netten komt dat ook van pas.

Verder heb je nog een vislier met drie trommels nodig, zodat je de drie vislijnen afzonderlijk van elkaar kunt halen en vieren. Er zijn ook kotters die een middenlier en twee bordenlieren hebben. Ook zijn er schepen die op een automatische lierbediening vissen, de zogenaamde autotrawl. Bij dit systeem wordt de lier bedient door een computer die het net in de juiste (vang)stand houdt.

Een selectiepaneel met vierkante mazen.

Om het vissen te vergemakkelijken gebruiken veel vissers tegenwoordig sensoren die informatie geven over:

  • de stand van het net (2x);
  • de pitch (stand bord voor- of achterover);
  • roll (hellingshoek);
  • height (hoogte gemeten tot de bodem); en
  • de spreiding.

Vaak gebruik je een selectiepaneel. De maaswijdte varieert van 80 tot 120 mm. Netmaterialen die veel worden gebruikt zijn PA (polyamide of nylon), PE (polyethyleen) en PES (polyester). De diepte en breedte van het paneel variëren van 25 tot 100 mazen.

Voortuig

Het voortuig bestaat uit:

  • Vislijnen: Lengte varieert van 175 tot 375 m (afhankelijk van diepte). Diameter bedraagt 18 tot 26 mm. Vis je met dynema, dan gebruik je 28 mm met een beschermingsmantel. Daarmee komt de lijn op 34 mm. Vaak is de klomplijn ook dikker aangezien deze het meest voor z’n kiezen krijgt. Meestal is de verhouding vislijnlengte/waterdiepte 4:1 tot 7:1.
  • Visborden: Oppervlakte varieert van 2,5 tot 9,5 m2. Meest voorkomend is 6 m2. Het gewicht varieert van 275 tot 1500 kg, 600 kg wordt het meest gebruikt.
  • Centrumgewicht: Vaak een kluwen ketting, maar soms een rollende variant. Vaak gebruik je een boomkorslof. Het gewicht varieert van 175 tot 1500 kg. Een doorsneegewicht is 500 tot 600 kg.
  • Bordenstroppen: Varieert tussen de 6 tot 9 meter.
  • Kabels of voorlopers: Ligt tussen de 75 tot 210 meter met een diameter van 16 tot 20 mm. Bij Noorse kreeft zijn de kabels korter. De kabels zijn vaak voorzien van rubberschijven van 40 tot 60 mm. Tussen de kabels en de nokken van het net zitten de stroppen. De lengte van de kabels varieert.
  • Grondpees: De lengte is afhankelijk van de afmetingen van de netten. De grondpees is voorzien van rubberschijven. Een diameter van 55 mm komt voor, maar de diameter loopt op tot 120 mm. Tegenwoordig worden kietelaars gebruikt.
  • Netgeometrie: Netten hebben geen grote verticale opening. Deze varieert tussen de 1 en 4 meter, met een gemiddelde van 1,5 meter. De bordspreiding varieert tussen 100 tot 250 meter, waarbij het merendeel van de schepen vist met ongeveer 230-250 meter. De horizontale netopening is ongeveer 1/3 van de lengte van het net. Ondanks grotere netten dan bij de boomkorvisserij, kun je door de lagere vissnelheid en de lichtere uitvoering van de netten tot 25% besparen op de brandstofkosten.

Overschakelen

Het vistuig veroorzaakt weinig bodemverstoring als je het niet met wekkerkettingen uitrust. Er worden goede vangsten behaalt met vis van goede kwaliteit met de twinrig.

Overschakelen van de boomkor naar de twinrig is relatief makkelijk. Zo plaats je op het achterdek een portaalmast met een dubbele nettrommel. Verder gebruik je de bestaande vislieren voor de visborden. Voor de middenklomp moet eventueel een extra lier geïnstalleerd worden. De vangst wordt langszij op het voordek gelost en in de bestaande installatie verwerkt. Natuurlijk kun je er ook voor kiezen om extra aanpassingen door te voeren waardoor je de vangst op het achterdek kunt lossen. Dit maakt de vangstverwerking wel makkelijker.

Achterschip uitgerust voor de twinrig.

Multirig

Ook zijn er inmiddels schepen die vissen met meer dan twee netten, dit noemt men dan geen twinrig maar een multirig. Bij een multirig gebruikt men drie tot acht netten, zoals te zien is in onderstaande afbeelding.

Verschillende uitvoeringen van een multirig. Aantekening: A. Een triple-rig, B. Een quad-rig met een drielijnensysteem, C. Een quad-rig met een vijflijnensysteem, D. Een multi-rig met zes netten, E. Een multi-rig met acht netten — Seafish

4.2 Werkwijze

In dit hoofdstuk bespreken we de wijze waarop de twinrig normaal gesproken gebruikt. De hier beschreven werkwijze kan afwijken van de praktijk en verschillen per kotter. Het belangrijkste is dat een visser ten alle tijden rekening houdt met de veiligheid.

Uitzetten bij een hekkotter

Bij het uitzetten van het visnet volgt meestal deze procedure aan boord van een hekkotter met twinrig:

  • eerst vier je beide netten van de nettentrommel;
  • daarna kijk je of de drijvers op de bovenpees goed komen bovendrijven;
  • aan beide netten bevestig je kabels, deze zijn ook aan de nettentrommel bevestigd. Er zijn in totaal vier kabels, waarbij je twee kabels bevestigt met een G-schalm aan het centrumgewicht en twee aan de visborden.
Het uitzetten van een twinrig net. Aantekening: A. De middenlier voor het centrumgewicht, B. Dichtmaken van de kuilen, C. Overboord zetten van de kuilen, D. Het net van de trommel vieren, E. Middeling wordt overboord geleid, F. Kabels aan de visborden / centrumgewicht inpikken.

Binnenhalen bij een hekkotter

Bij het binnenhalen van het visnet volgt meestal deze procedure aan boord van een hekkotter met de twinrig-methode:

  • je haalt de drie vislijnen in totdat de visborden en het centrumgewicht achter de kotter op hun plaats hangen;
  • bevestig de thuishalers van de nettenrol aan de kabels en draai ze op totdat de bordenstroppen zonder spanning hangen;
  • maak de bordenstroppen los en leg ze veilig aan de kant. Nu kun je de kabels en het net op de nettenrol draaien;
  • als het kuiltouw bij de verschansing verschijnt, dan stop je de nettenrol;
  • maak de jumper vast aan het kuiltouw en draai deze op. Trek nu de kuilen boven de stortbakken. Je kunt de kuilen nu legen. Daarna kun je de netten weer uitzetten.
Het binnenhalen van een twinrig net. Aantekening: A. Bordenstroppen uit visbord / centrumgewicht pikken en in nettenrol inpikken, B. Kabels uit de visborden pikken, C. Netten op de nettenrol draaien, D. Kuil vol kabeljauw. — ProSea

Beëindigen van het vissen bij een hekkotter

Bij het beëindigen van het vissen volgt meestal deze procedure aan boord van een hekkotter met twinrig:

  • haal het vistuig binnen;
  • hang de kabels en de netten aan de thuishalers van de nettentrommel;
  • spoel daarna de netten schoon voordat ze worden opgedraaid;
  • vervolgens zet je de netten zeevast op de rol, net zoals de visborden.
Het beëindigen van het vissen bij een hekkotter met twinrig. Aantekening: A. Rubberkabels op de nettenrol, B. Het uitvieren van het net om het schoon te spoelen, C. Kuilen op de nettenrol draaien, D. Op de weg terug naar de thuishaven. — ProSea

Uitzetten bij een boomkorkotter

Het uitzetten van het visnet aan boord van een boomkorkotter met twinrig is vergelijkbare aan het uitzetten bij een hekkotter, zoals ook is te zien in onderstaande afbeeldingen.

Het uitzetten van het visnet aan boord van een boomkorkotter met twinrig. Aantekening: A. Het vieren van de netten van de nettenrol, B. Daarna volgen de rubberkabels, C. Het losmaken van de rubberkabel aan het middengewicht, D. Het losmaken van de thuishalers.
E. Het vastmaken van de thuishalers aan de visborden, F. Het vastmaken van de thuishalers aan het middengewicht, G. Uitvieren van het visbord, H. Uitvieren van het middengewicht, I. De jumper naar het achterdek, J. Vastmaken van de jumper.

Binnenhalen bij een boomkorkotter

Het binnenhalen van het visnet aan boord van een boomkorkotter met twinrig is vergelijkbare aan de procedure bij een hekkotter. Bij het halen van het vistuig is het belangrijk om de snelheid van het schip terug te brengen tot zeer langzaam. Daarna kun je beginnen met het inhalen van de vislijnen en de middenlijn. Als de visborden en het middengewicht boven zijn, dan kan de bemanning aan het werk.

Het beëindigen van het vissen bij een boomkorkotter met twinrig. Aantekening: A. Het halen van het middengewicht, B. Het halen van de visborden, C. Het visbord valt in de bordenvanger, D. De rubberkabel wordt van het middengewicht losgemaakt.
E. De haken worden aan de nettenrol vastgemaakt, F. De nettenrol draait het net op, G. De stroppen worden aan het schip vastgemaakt, H. De stroppen worden aan het schip vastgemaakt, I. De rubberkabels draaien op de nettenrol, J. Het eind van de rubberkabels, K. Na de rubberkabels komen de netten, L. De kuilen komen boven, M. De kuilen zijn boven, N. De kuilen kunnen geleegd worden, O. De kuilen draaien op de nettenrol, P. Het kuiltouw wordt aan de jumper bevestigd om de vis te boxen.
Q. Het kuiltouw wordt aan de jumper bevestigd, De jumper wordt laag gehouden door een touw met een oog erin, zodat de jumper niet langs de opbouw en de brug schuurt, S. De kuilen worden geleegd, T. De kuilen worden geleegd, U. Schone twinrig box met schol, V. Het touw om de jumper laag te houden wordt bevestigd aan de jumper, W. Het achtereind wordt afgestropt, zodat het met slecht weer niet van het dek afgetrokken wordt, X. De kuil wordt dichtgemaakt, Y. De jumper wordt weer naar beneden getrokken, Z. Daarna wordt het kuiltouw aan de kuil bevestigd.

4.3 Doelsoorten en bijvangsten

De voornaamste doelsoorten van de twinrig zijn schol en Noorse kreeft. Schol is met name interessant voor omgeschakelde boomkorvissers met een klein tongquotum, want tong laat zich slecht vangen met de twinrig. Door met de twinrig te vissen kun je als visser een overschrijding van je tongquotum voorkomen.

Bijvangst

Voornaamste bijvangsten van de twinrig zijn tarbot, Noordzeekrab, schar, tongschar, kabeljauw, mul en poon. Toch vangen twinriggers minder ondermaatse schol per eenheid inspanning (per etmaal op zee, per uur vissen en per hectare bevist oppervlak) met een kuil met mazen van 100 mm in vergelijking met boomkorschepen (zie onderstaande afbeelding).

Dit is wel verschillend per vistrek, want een gemiddelde vistrek van een twinrigger is ruim vier uur en bij een boomkor ongeveer twee uur. De ongewenste bijvangst bestaat voornamelijk uit ondermaatse schol. Daarnaast vangt een twinrigger ook benthos (zeebodemdieren), maar gemiddeld vangt een twinrigger 6 tot 60 keer minder benthos dan een boomkor.

Hier zie je het aantal scholdiscards per uur vissen voor 10+ en 8+ cm twinrigvisserij en 80 mm boomkorvisserij van een onderzoek uit 2004. — RIVO

Visgronden

De belangrijkste visgronden voor de twinrig liggen verspreid over de Noordzee. Zo vang je poon bijvoorbeeld veelal op dezelfde plaatsen als waar je vist met de boomkor. Dit is dus tussen Nederland en Groot-Brittannië in, maar ook in de Duitse Bocht. Poon heeft een aanvoerpiek in de periode mei tot oktober met de twinrig.

Poon op ijs. — Nederlands visbureau

Noorse kreeft vangt men ver uit de kust, meestal ten noordwesten van Nederland en in de Silverpit. Voor de Noorse kreeft ligt de aanvoerpiek in de periode juli tot augustus. Mul wordt het meest in de zomer aangeland. De aanvoer van wijting neemt tussen januari en augustus af, maar neemt vanaf augustus weer toe. Met name vlakke en harde zandgronden zijn geschikte visgronden voor de twinrig en deze visgronden kunnen ook vrij diep zijn, zoals het geval is bij de Silverpit en de Botneyground.

Noorse kreeft is een doelsoort van de twinrig. — ProSea

4.4 Gedrag van vis ten opzichte van het tuig

De visborden en het centrumgewicht slepen over de grond en zorgen voor stofwolken die de vis doet opschrikken. Door de stofwolken zwemt de vis naar het midden voor de kabels uit. Zodra de vis uitgeput is komt de vis in het net terecht. Ook zorgen de vislijnen voor vibraties in de waterkolom die daarmee de vis opjagen. De vissnelheid ligt rond de drie mijl. Als er met een te hoge snelheid wordt gevist, dan bestaat het risico dat de vis door het net en de kabels wordt ingehaald en zo ontsnapt. Een ander probleem is ook dat de borden dan omhooggaan en dat op den duur het net gaat zweven.

Vangvermogen

Het vangvermogen is afhankelijk van de helderheid van het water. Deze methode vangt het beste overdag en met gunstig weer. Bij troebel water neemt het effect van de stofwolken af en vang je minder vis. De twinrig methode is (nog) niet jaarrond geschikt. In het voorjaar (maart tot mei) wordt vaak gevist met andere vismethoden. In de zomermaanden (juli en augustus) is de twinrig aan de beurt.

De twinrigger MDV 2. — Hendrik Kramer

Het vangvermogen van de netten wordt bevorderd door het gebruik van kietelaars. Op harde grond wordt het tuig zwaarder gemaakt met zwaardere kietelaars. Je kunt ook het laatste stuk kabel voor het net vervangen door een zwaardere ketting. Ook kun je vissen met een hogere kabellengte (van 100 tot 250 meter).

Op slappe grond wordt licht gevist met een lichte, rubberen pees. Je kunt de rubberen onderpees ook doorhalen of juist laten vieren. Met slechter weer kun je wat gewicht op de onderpees aanbrengen. De bovenpees kun je iets verlengen. Sommige vissers passen geen veranderingen toe, maar variëren wel met de lengte van de vislijnen of van de kabels. De controle op de optimale stand van het vistuig kan geregeld worden met merkjes op de vislijnen of door het gebruik van sensoren.

4.5 Verwerking

Het verwerken van de vis aan boord van een kotter die vist met een twinrig is vergelijkbaar met de boomkor en outrig. Voor meer informatie kun je de lesboeken over deze visserijmethodes raadplegen.

Aan boord van de twinrigger MDV 1 staat een scholstripmachine voor het verwerken van de vangst. — Masterplan Duurzame Visserij

4.6 Duurzaamheid

De twinrig is een alternatief voor de traditionele boomkor. Het vistuig van de twinrig is in vergelijking met de boomkor veel lichter, omdat je meestal geen wekkers gebruikt. Verder veroorzaakt het vistuig relatief weinig bodemberoering als het niet met wekkerkettingen is uitgerust. Soms worden een aantal lichte kietelaars gebruikt. Door het lichtere tuig is er minder bodemberoering, wordt er minder ongewenste bijvangst gevangen en is de kwaliteit van de vis hoger ten opzichte van de boomkor.

Werkzaamheden aan het net van de Spes Nova (UK 205) die ook vist met de twinrigmethode. — ProSea

Daarnaast gebruikt de twinrig methode aanzienlijk minder brandstof dan de boomkorvisserij. Hoewel de netten groter zijn dan bij de boomkorvisserij, kan er door de lagere vissnelheid en de lichtere uitvoering van de netten tot 25% bespaard worden op de brandstofkosten. Dit resulteert ook weer in een lagere CO2-uitstoot.

MSC-certificaat

Schol gevangen met de twinrig kan in aanmerking komen voor een MSC-certificaat. Dit certificaat geeft aan dat de vis op een manier is gevangen die voldoet aan de standaard van MSC. Zulke standaarden worden opgesteld in overleg met de visserij, wetenschappers, natuurorganisaties, experts en belanghebbenden. In deze standaarden staan de eisen vermeld waaraan visserijen moeten voldoen om als duurzaam te worden gecertificeerd.

Zodra een visser een MSC-certificaat heeft ontvangen mag zijn vis verkocht worden met het MSC-logo erop. Het is bijzonder dat het MSC-certificaat is uitgereikt aan de twinrig-visserij met 80mm maaswijdte. Het kan gezien worden als een mijlpaal voor de Nederlandse vissersvloot, omdat met dit certificaat is bewezen dat ook vissen met een kleine maaswijdte duurzaam kan zijn.

Het MSC logo voor Noordzee schol en tong gevangen met de twinrig/flyshoot/outrig vismethode — CVO

Twinrig-puls

Er is ook getest met een twinrig-pulssysteem aan boord van MDV 1. Deze vismethode combineert de twinrig met een pulssysteem. Dit pulssysteem is vergelijkbaar aan het pulssysteem dat gebruikt wordt voor de pulsvisserij op platvis. Dit is een compleet nieuwe vismethode en het doel is om met deze innovatieve vismethode ook meer tong te vangen tijdens het twinriggen. In de praktijk zijn er nog teveel problemen met dit tuig en mede door het pulsverbod is de ontwikkeling stil komen te liggen.

De twinrig-puls voor het MDV schip Immanuel. — Visserijnieuws

5 Bronnen

  • Bult, T. P., Schelvis-Smit, A. A. M., 2007. Een verkenning van de mogelijkheden van outriggen door vissers, uitgevoerd in het kader van het Advies van de “Task Force Duurzame Noordzeevisserij”.
  • Den Heijer, W. M., Keus, B., 2001. Bestaande vistuigen als mogelijk alternatief voor de boomkor.
  • Duurzame Noordzeevisserij, 2015. De duurzaamheid van het Outriggen.
  • Galbraith, R. D., Rice, A., 2004. An introduction to Commercial Fishing Gear and Methods Used in Scotland.
  • Hoefnagel, A., Van Veen, A., 2011. Project alternatief visplan duurzame platvisvisserij.
  • ILVO, 2008. INFOfiche Outrigger II.
  • Kuhlman, J. W., Van Oostenbrugge, J. A. E., 2014. Bodemberoerende visserij op de Noordzee.
  • Montgomerie, M, 2015. Basic fishing methods: A comprehensive guide to commercial fishing methods.
  • Polet, H., Depestele, J., 2010. Impact assessment of the effects of a selected range of fishing gears in the North Sea.
  • Seafish, 2010. Multi rig trawling – how it has developed.
  • Slijkerman, D. M. E., Bol, R. A., Velzeboer, I., Goudswaard, P. C., Hoefnagel, E., Quirijns, F. J., 2009. Overzicht van relevante informatie voor het MSC pre-assessment van de Nederlandse twinrigvisserij op schol.
  • Steenbergen, J., Van der Hammen, T., Schelvis, R., Van Giels, J., 2011. Vergelijkende studie naar alternatieve vormen van de boomkorvisserij.
  • Stichting voor Duurzame Visserijontwikkeling, 2008. VISSEN met VISIE.
  • Taal, K., 2009. Nieuwe vangstmethode samen vervolmaken.
  • Taal, K., Zaalmink, W., 2012. Vissen met zorg: factsheets kwaliteit en duurzaamheid staandwant-, puls-, twinrig- en flyshootvisserij.
  • Van Marlen, B., Vanden Berghe, Ch., Van Craeynest, K., 2009. Onderzoek naar de verbetering van tongvangsten in de outrigvisserij.