Visnetten

Visnetten worden tegenwoordig allemaal gemaakt van synthetisch garen. De introductie van synthetisch garen na de Tweede Wereldoorlog was een revolutie voor de visserij. Synthetisch garen rot niet in tegenstelling tot natuurlijk garen, zoals hennep, katoen en sisal. De plasticindustrie heeft de wereld veroverd met een enorme hoeveelheid verschillende plastic materialen. Er kunnen allerlei artikelen van worden gemaakt in bijna alle vormen en afmetingen.

Het repareren van het visnet. — Nederlands Visbureau

1 Ruwe materialen

Verschillende natuurproducten vormen de basis voor de fabricage van synthetische producten, zoals:

  • ruwe olie;
  • steenkool;
  • kalk;
  • verschillende zouten.

Van deze producten worden moleculen gemaakt die de eigenschap hebben om lange kettingen te vormen in het verdere chemische en fysische proces. Het resultaat is synthetisch materiaal dat hele lange moleculen bevat. Dit wordt vervolgens in kleine stukjes gesneden (parels) en daarvan maakt men uiteindelijk vezels. Deze vezels worden gemaakt in een extrusieproces, daarbij worden de parels gesmolten en in lange, smalle pijpen getrokken.

Aan het einde van het proces worden deze garen ongeveer vier à vijf keer verwarmd en gerekt tot ze de uiteindelijke gewenste diameter, sterkte en elasticiteit hebben.

Van ruw materiaal naar garen en touw

Het basismateriaal in ieder visnet zijn de filamenten die in kleine of grote aantallen worden gesponnen tot draden. Deze dunne draden worden één of meerdere keren in elkaar gedraaid of gevlochten, waardoor er dikkere lijnen of touwen ontstaan. Er zijn een aantal verschillende typen vezels en die worden allemaal op hun eigen manier gemaakt. Deze verschillende typen vezels zijn:

  • Monofilament: Dit is gemaakt van één enkele vezel met een doorsnede van meer dan 0,1 mm. Ze zijn sterk genoeg om te worden gebruikt als draad voor vishengels, maar er worden ook wel netten van gemaakt. Ze worden gesponnen tot garen. Deze garen zijn tamelijk stug en hebben een glad oppervlak.
  • Multifilament: Dit is gemaakt van meerdere vezels met een diameter van minder dan 0,1 mm. Ze kunnen een lengte hebben die kan oplopen tot 1 km. Deze garen zijn zijdeachtig, glad en soepel. Na enig gebruik kan de oppervlakte een harig uiterlijk krijgen. Dit is geen teken van verzwakking of slijtage. Het is zelfs zo dat deze “dons” de garen beschermt tegen de inwerking van licht en slijtage.
  • Stapel vezels: Dit zijn betrekkelijk korte stukjes vezel van 5 tot 10 cm. De dikte en de lengte van deze vezels is afhankelijk van het doel waarvoor ze worden gebruikt. Ze hebben een harig uiterlijk, omdat de kleine stukjes aan elkaar worden gemaakt. Hierdoor worden knopen makkelijker op hun plaats gehouden. Ze worden net zoals katoenen garen gesponnen.
  • Gespleten film, gespleten vezel, poly split of filmband: Ze worden gemaakt als een platte laag, daarna strak gespannen en in de juiste breedte gesneden. Tijdens dit strekken barst de laag in de lengterichting. Hierdoor krijgt het een vezelachtig uiterlijk.

Geslagen of gevlochten garen

De draden worden eerst in elkaar gedraaid tot garen en daarna tot kardelen. Deze kardelen worden daarna verwerkt tot touw. Garen kan zowel geslagen als gevlochten zijn.

Constructie van draden. — ProSea

Geslagen

Een gewone draad waar netten van worden gemaakt is samengesteld uit een aantal enkele vezels die een aantal keren, steeds tegengesteld, in elkaar zijn geslagen. De slagrichting van de touwen is belangrijk voor de eigenschappen van het uiteindelijke touw.

Voor de benaming van de slagrichting in touw is een internationale code vastgesteld. Het is dezelfde code die men in de textielindustrie gebruikt. Je spreekt dan van een S of Z gelagen garen of touw. De ruimten tussen de kardelen heten tieren. Daarnaast wisselt de slagrichting van een touw steeds. Als het touw een Z richting heeft dan zijn de kardelen in een S richting geslagen, het garen in Z richting en de draden in S richting. Met deze wisseling wordt het touw zoveel mogelijk neutraal. Je voorkomt het uitdraaien van een touw als er kracht op komt. Het is onmogelijk om een touw volledig neutraal te slaan. Dit kun je zien als je een touw ophangt met aan het eind een gewichtje, want het touw zal dan altijd willen draaien. Het uiteindelijke materiaal bestaat uit verschillende niveaus van in elkaar geslagen vezels.

Gevlochten

Bij gevlochten netgaren kruisen de draden elkaar in de lengterichting. Gevlochten draden zijn hol en hebben de vorm van een tube of omhulsel. De vezels zijn vooraf gesponnen. Van één of meer draden wordt het uiteindelijke garen gemaakt. Is het eindproduct rond, dan zit er een hart in het garen en soms ook in de draad. Een hart bestaat uit een aantal vezels van verschillende diktes en slag.

Gevlochten garen.

Gevlochten netgaren zonder hart zijn plat en hebben een ovale vorm met gekruiste draden. Gevlochten netgaren en touwen zijn tamelijk neutraal. Ze draaien niet. Daarom gaat de voorkeur uit naar gevlochten netgaren. De nieuwste toepassing voor een hart in het touw is rubber. Het rubberen hart neemt geen water of zand op, waardoor het minder krimpt.

Soorten garen

Vanaf de jaren ’80 en ’90 worden er sterke garen gebruikt voor het maken van visnetten. Hierdoor is het mogelijk geworden om de diameter van de netgaren steeds kleiner te maken. Deze dunnere garen zijn net zo sterk als de oudere garen met een dikkere diameter. Door het gebruik van deze garen is de weerstand van de netten aanmerkelijk verminderd, wat weer voor lagere brandstofkosten zorgt. Deze nieuwe garen zijn niet alleen dunner, maar ook aanmerkelijk lichter. Hierdoor zijn ze makkelijker hanteerbaar met lichtere machines. Een voorbeeld hiervan is het dyneema. Dit wordt een paar jaar gebruikt. Dyneema is gebaseerd op een basis van polyethyleen dat meerdere
keren is verwarmd en gestrekt.

Allerlei verschillende soorten garen zijn er verkrijgbaar. — ProSea

De meest voorkomende nylondraad voor de samenstelling van visgaren heeft een waarde van 210 denier. Denier is het gewicht van 9000m garen of draad uitgedrukt in grammen. Garen van 210/60 heeft een denierwaarde van 210 en bestaat uit 60 draden van 210 denier. Hier volgen nog enkele andere samenstellingen:

  • Polyamide: Gevlochten garen zijn alleen aangegeven met een nummer dat de dikte van het garen aangeeft. Geslagen garen worden niet uitgedrukt in de diameter. Daar is een internationale term voor: 210/aantal draden (210/78).
  • Polyester: Gevlochten garen zijn aangegeven met een diameter, zoals bij polyamide met 250/aantal draden (250/18).
  • Polyethyleen: Gevlochten garen worden aangegeven met hun diameter. Geslagen garen worden aangegeven met hun internationale code: 500/aantal draden (500/24).
  • Dyneema: Ook hier zijn gevlochten garen aangegeven met een diameter. Geslagen garen met hun internationale code, zoals: 210/aantal draden (210/46). Dyneema netten worden vrijwel altijd gemaakt met dubbele knopen om het slippen van de knoop te voorkomen. Dyneema is wel vier keer sterker dan nylon. Het wordt gebruikt voor pezen in een net of voor kabels en stroppen die vroeger van staaldraad gemaakt werden. Dit maakt het voortuig van het net veel lichter.
Bovenstaande materialen worden het meeste gebruikt om netten van te maken. — ProSea

De diameter van gevlochten garen kan afwijken van wat is opgegeven. Gevlochten garen zijn meestal plat en daardoor dus ook verschillend.

Normen van garen

Netgaren vallen onder textielproducten. Er zijn een aantal normen opgesteld die we kunnen raadplegen bij het beantwoorden van vragen die er zijn. Zo zijn er de volgende normen:

  • NEN 5306:1967 NL Textielproducten voor visnetten – Benamingen en definities.
  • NEN-EN-ISO 1107: 2003 EN Visnetten – Basistermen en definities.
  • NEN-EN-ISO 1530: 2003 EN Visnetten – Omschrijving en aanduiding van geknoopt netwerk.
  • NEN 5309: 1970 NL Textielproducten voor visnetten – Aanslaan van netwerk.
  • ISO 1531: 1973 EN Hanging of netting – ‘Basic terms and definitions’.
  • ISO 16663-2: 2003/Cor. 1: 2005 EN Visnetten- Beproevingsmethode voor de bepaling van de maasafmeting- Deel 2: Lengte van de maasopeningen.
  • ISO 16663-1: 2003 EN Visnetten- Beproevingsmethode voor de bepaling van de maasafmeting- Deel 1: Afmetingen van de maasopeningen.
  • NEN-EN-ISO 1805:2007 EN Visnetten- Bepaling van de breekkracht en knoop breeksterkte van netgaren.
  • NEN-EN-ISO 1806:2003 EN Visnetten- Bepaling van de breekkracht van de maas van het netwerk.
  • NEN- ISO 1532: 1976 EN Visnetten- Snijden van geknoopt netwerk.
  • NEN- ISO 2075: 1976 EN Visnetten- Snijden van netwerk – Bepaling van de snijhoek.
  • NEN- ISO 3090: 1976 EN Visnetten- Bepaling van de lengteverandering van garens na onderdompeling in water.
  • NEN- ISO 3660: 1978 EN Visnetten- Bevestigen en verbinden van netwerk – Benamingen en afbeeldingen.
  • NEN- ISO 3790: 1977 EN Visnetten- Bepaling van de rek van netgaren.
  • NEN- ISO 878: 1976 EN Visnetten- Aanduiding van garens in het Texstelsel.

2 Van netgaren naar netten

Machines maken een netwerk bestaande uit grote rechthoekige lappen. Deze machines bestaan al meer dan honderd jaar. De eerste machines hadden een beperkte capaciteit, omdat het knopen met een halve N gelijk van links naar rechts en omgekeerd ging. De manier waarop die machines netten maakten was vergelijkbaar met het handmatig maken van netten.

Links geeft het paarse gedeelte een halve N-maas aan en rechts geeft het paarse gedeelte een halve T-maas aan.

Moderne machines hebben een veel grotere capaciteit, omdat ze veel knopen tegelijk maken. Een machine bestaat uit een aantal spoelen en klossen die overeenkomen met de diepte van het gewenste net. De machine maakt het netwerk met dezelfde knoop die we gebruiken bij een handgemaakt netwerk, namelijk de weefknoop of schootsteek. Bij gladde netgaren zoals polyester maken we een dubbele schootsteek.

Machines maken het netwerk met een halve T-maas gelijk. Dit is precies het tegenovergestelde van wat men met de hand doet. In één gang maakt de machine een halve T-maas met de lengte zoals die is ingesteld. Daarom moeten de netten, nadat ze uit de machine komen, in de goede richting worden gestrekt. Door het netwerk op deze manier te maken is de diepte afhankelijk van de grootte van de machine en het aantal klossen en spoelen. De breedte van het netwerk is in principe eindeloos. Natuurlijk snijden ze het wel af op de gewenste breedte, anders zou een pak netwerk te zwaar kunnen worden om te behandelen en te vervoeren.

Het strekken van het netwerk.

Bij sommige onderdelen van het net (zoals de buik of de kuil) moet het netwerk extra sterk zijn. Het zou dan gemaakt moeten worden van extra dik netgaren. Dit kan bijna niet als de maaslengte klein is. In dat geval maken ze het netwerk van dubbel of driedubbel garen. Het netwerk is dan sterk genoeg en behoudt zijn flexibiliteit.

De verschillende onderdelen van een visnet.

Sinds een paar jaar gebruiken de vissers het netwerk op een heel nieuwe manier. Ze draaien het netwerk 90° in vergelijking met wat gebruikelijk is. Dit wordt T90 genoemd. Het wordt meestal in het achtereind van het net, vlak voor de kuil, of als een blind stuk gebruikt. Dit heeft een paar voordelen:

  • het is sterker als er spanning op komt in deze richting;
  • de mazen staan wijder open;
  • er is een betere doorstroming van de vis;
  • het volgt de bodem beter. Hierdoor komt er bij sommige trawls minder vuil in de kuil van het net en kan meer kleine vis ontsnappen. Dat bevordert de kwaliteit van de vis. Bij sommige netten zoals een flyshootnet wordt soms de hele zijkant van T90 gemaakt.

Knooploze netten

Sinds 1920 zijn er ook machines die een knooploos netwerk kunnen maken. In sommige landen wordt veel knooploos netwerk gebruikt. In de Nederlandse visserij is het nooit populair geworden. Toch heeft dit netwerk enkele voordelen, zoals:

  • geen uitstekende knopen waardoor er minder slijtage is;
  • sterker bij dezelfde garendikte als dat van een geknoopt netwerk. Knopen verminderen namelijk de breeksterkte van het garen’
  • het is lichter in gewicht.

Maar er zijn ook enkele nadelen, zoals:

  • de mazen trekken scheef;
  • repareren kan alleen met knopen gebeuren.

Er zijn twee typen knooploos netwerk, namelijk:

  • Van gevlochten garen: dit kan niet met vaste knopen worden gemaakt. Ze zullen altijd schuiven. Zo’n netwerk is niet geschikt voor visnetten omdat de maaswijdte altijd varieert.
  • Van een soort gehaakte garens “crochet” type: Dit is elastisch en wordt in de visserij gebruikt met kleine mazen voor de kuil bij trawlnetten, maar ook voor kooien op zee met kweekvis en voor purse seine netten.
Een knooploos net.

Maasafmetingen

Er is soms wat verwarring over hoe de verschillende maasafmetingen worden bepaald en genoemd. Er kunnen plaatselijke tradities zijn. Daarnaast zijn er ook nog de verschillen tussen landen. Nettenmakers, vissers en visserij- inspecteurs gebruiken de maasafmetingen om verschillende zaken te meten. Een nettenmaker bijvoorbeeld gebruikt de maaslengte om de totale lengte van een deel van het net te berekenen, terwijl de visserij-inspecteur de maaswijdte meet om te bepalen of een net de vereiste minimum maaswijdte heeft.

Afmetingen van een maas.

Afspraken hierover zijn genormeerd en staan in de internationale norm ISO 1107 Netwerk. Benamingen en definities staan in de Nederlandse norm N.E.N. 5306 Benamingen en definities. Deze norm is vernieuwd en is nu: NEN-EN-ISO 1107:2017 Basistermen en definities. In deze norm worden de volgende definities van de basistermen gegeven:

  • Netgaren: Alle soorten garen die geschikt zijn voor het vervaardigen van een netwerk.
  • Maas: Een opening in het netwerk, gevormd en begrensd door het netgaren. Er zijn drie verschillende afmetingen van een maas.
    • De maaslengte – Dit is de afstand tussen twee tegenover elkaar liggende knopen of verbindingen van dezelfde maas, gemeten van hart tot hart, terwijl het netwerk in de lengterichting is gestrekt.
    • De maaszijde – De lengte van de maaszijde is de gestrekte afstand tussen twee opeenvolgende knopen of verbindingen, gemeten van het hart van de knoop van de ene tot het hart van de naastliggende knoop, terwijl het netwerk zodanig is gestrekt dat de mazen helemaal open zijn.
    • De maaswijdte – De maaswijdte is de binnenafstand tussen twee tegenover elkaar liggende knopen of verbindingen van dezelfde maas, terwijl het netwerk in de lengterichting is gestrekt.
  • Netwerk: Een textielproduct dat bestaat uit enkelvoudige, getwijnde, gekabeleerde of gevlochten garen, of een combinatie daarvan, die zodanig gekruist of verbonden zijn dat ze in het eindproduct mazen vormen.
  • Richtingen in het netwerk: De richtingen in het netwerk worden aangegeven ten opzichte van de garenrichting. Deze zijn:
    • N-richting – De richting loodrecht op de richting van het garen.
    • T-richting – De richting evenwijdig met de richting van het garen
  • Grootte van het netwerk: De grootte van een stuk netwerk of net wordt aangeduid met het aantal mazen in T-richting en het aantal mazen in N-richting. Daarbij moet voor een volledige omschrijving van de grootte van het netwerk ook de maaslengte worden opgegeven.
  • Legale maaswijdte: Er is een aantal wetten en voorschriften, waarin staat met welke minimummaaswijdte er gevist moet worden.
De verschillende richtingen in het netwerk.

Deze regels zijn er om te voorkomen dat er teveel kleine vis wordt gevangen. Kleine vis moet de mogelijkheid hebben om te kunnen ontsnappen totdat ze groot genoeg zijn om zich minimaal één keer voort te planten. De vissoorten hebben verschillende afmetingen als ze zich voor het eerst voortplanten. Ook de vorm van vissen is erg verschillend. Daarom zijn er verschillende minimum maaswijdtes voor visnetten bij iedere vismethode.

De laatste jaren krijgt men ook steeds meer inzicht in de grootte van de verschillende vispopulaties. Dit heeft ertoe geleidt dat er meer voorschriften komen over de hoeveelheid vis die van iedere soort gevangen mag worden. Dat heeft er weer toe geleid dat er een groot aantal wetten is waarin wordt voorgeschreven welke minimummaaswijdten er in verschillende netten en in verschillende gebieden gebruikt moeten worden.

De fabrieken produceren netten met een maaswijdte die een beetje groter is dan de voorgeschreven minimum maaswijdte. Dit maakt het mogelijk dat er gevist wordt met netten die een klein beetje wijder zijn dan de minimummaat. Door deze kleine marge kan het net iets krimpen en dan toch nog voldoen aan de minimummaaswijdte. Hoe dan ook, de schipper is verantwoordelijk als inspecteurs op zee het net meten en niet de nettenmaker of de nettenfabrikant. Daarom zal de schipper regelmatig (wekelijks) zelf de maaswijdte van zijn netten vaststellen met de omega maaswijdtemeter.

3 Eigenschappen basismaterialen

Kennis over de eigenschappen het netmateriaal zijn belangrijk voor het maken van een juiste materiaalkeuze voor de netten. De breeksterkte, elasticiteit, buigzaamheid en dichtheid moeten worden afgezet tegen een aantal andere eigenschappen om een goede keuze te kunnen maken. Natuurlijk is de prijs van het materiaal hierbij ook belangrijk.

Het is moeilijk om een overzicht te maken als je realiseert dat de eigenschappen van het materiaal van fabriek tot fabriek erg verschillen. Hierbij heeft het basismateriaal redelijk goed omschreven eigenschappen, maar ze kunnen veranderen. Het materiaal kan op verschillende manieren worden gerekt of zacht worden gemaakt. Bij het maken van de netten kunnen er verschillen zitten in slag, vlechten of knopen. Ook kunnen fabrikanten verschillen maken bij uitrekking, verhitting enz.. Hieronder behandelen we een paar eigenschappen waarmee de nettenmaker en eventueel de visser rekening kan houden bij het selecteren van het meest geschikte materiaal voor de productie van visnetten.

Visnetten. — Hans Hillewaert

Eigenschappen materiaal in water

De meeste materialen veranderen niet veel als ze nat worden. Synthetische materialen veranderen ook niet als ze lang worden gebruikt. Alleen nylon (PA) neemt water op. Sommige eigenschappen verschillen als het net nat of droog is.

Weerbestendigheid

Het is moeilijk om de bestendigheid van synthetische materialen te bepalen onder verschillende weersinvloeden. Er zijn verschillende factoren die ervoor zorgen dat het materiaal broos en/of breekbaar wordt. Hoe dan ook, er bestaat geen enkele twijfel over het nadelige effect van uv-straling (zon) op het netmateriaal. Van onbehandelde materialen is bekend dat de sterkte met 50% kan afnemen als het langdurig aan de zon wordt blootgesteld. Polypropyleen (PP) is hiervoor het meest gevoelig en polyester (PES) het minst. Polyamide (PA) en polyethylene zitten hier tussenin. Het materiaal wordt vaak behandeld met een substantie die de inwerking van uv-stralen vermindert. Ze verliezen 5% tot 10% van hun breeksterkte als ze langdurig blootgesteld worden aan zonlicht. De conclusie is dat je het net afgedekt en droog zult moeten opbergen om het te beschermen.

Dichtheid

De dichtheid van alle plastic materialen is vrijwel gelijk aan de dichtheid van water. Het is belangrijk om te weten welke materialen zwaarder zijn en welke juist lichter, omdat het bepaald of het net zinkt of blijft drijven. Dichtheid is normaal uitgedrukt in grammen per kubieke centimeter. De dichtheid van water is 1g per cm3. Van zout water is dat 1,02 g per cm3. Polyamide en polyester zijn zwaarder dan water. Polyethyleen en polypropyleen zijn lichter. Bij een purse seiner bepaalt de dichtheid van het net mede hoe snel het zinkt rond de school met vis. Bij andere netten kan ermee worden bepaald hoeveel gewicht er aan een net moet worden bevestigd om het te laten zinken of hoeveel drijvers er aangezet moeten worden om het omhoog te laten komen.

Smeltpunt

In sommige gevallen is het belangrijk om het smeltpunt te weten van het materiaal. Als een touw langs een ruw oppervlak schuurt zal er warmte worden opgewekt in het materiaal. Dit heeft tot gevolg dat het materiaal soms begint te smelten. Het begint vaak het eerst in de kern van het touw. Dit kan gebeuren als een meertouw of ander touw rondom een bolder wordt gelegd en daar omheen draait. Het touw wordt dan warm.

Deze tabel geeft een overzicht van eigenschappen voor ieder materiaal dat in netten gebruikt wordt. Aantekening: * slecht, ** Acceptabel, *** Goed, **** Uitstekend.

4 Eigenschappen van het net

Zoals eerder vastgesteld heeft de nabehandeling van de ruwe materialen invloed op een aantal eigenschappen. Filamenttype, kleuring, slag, knopen, voorbehandeling en rekken beïnvloeden de toepassing voor het uiteindelijke net of touw. Ook de fabriekskwaliteit is een bepalende factor. Het is moeilijk om specifieke informatie te geven over de eigenschappen van netgaren. Hieronder noemen we een aantal kenmerken. Daarbij moet wel worden opgemerkt dat er typen net zijn die niet in deze categorie vallen.

Visnetten zijn er in vele soorten, maten en kleuren. — Pixabay

Breeksterkte

De breeksterkte is een van de meest belangrijke eigenschappen waar de visser en nettenmaker rekening mee moet houden bij hun keuze voor het materiaal. Je moet meerdere dingen tegen elkaar afwegen, zoals de veiligheid, sterkte van het materiaal, kosten, het gewicht en de weerstand in het water.

De meeste fabrikanten specificeren de breeksterkte van het materiaal in droge toestand, ook als er netten van worden gemaakt. Jammer genoeg is deze waarde niet bruikbaar voor de visser, want deze wil de breeksterkte weten van een nat net. Knopen verminderen de breeksterkte van een net aanzienlijk. De breeksterkte neemt met ongeveer 50% af als een knoop in een touw of net heel hard is aangetrokken. Voor netten is het veel belangrijker om te weten hoe groot de breeksterkte van de knoop is dan de breeksterkte van het netgaren.

De breeksterkte van een droge lijn bestaande uit nylon en polypropyleen is erg goed. Het is beter dan dat van polyester en polyethyleen. Als je de gewone breeksterkte en de breeksterkte van de knoop van hetzelfde materiaal met elkaar vergelijkt, dan zie je dat polyethyleen in vergelijking met de anderen het minst verliest. Hier moet je bij de keuze van het materiaal rekening mee houden. Er zijn visnetten waarvan de breeksterkte van de knoop groter is dan de breeksterkte van het garen. Dit is een nylon product, de Enkalon PL netten. Het is zowel gevlochten als geslagen te koop. Dit netgaren wordt evenals dyneema meestal in pelagische netten gebruikt.

Knoopvastheid

In netten die worden blootgesteld aan zeer grote krachten, zoals boomkornetten en trawlnetten, is het belangrijk dat de knopen niet slippen. Knoopvastheid is een belangrijke eigenschap om ervoor te zorgen dat het net in de juiste vorm blijft. In visnetten is het nadelig als de knopen slippen en de vorm van de mazen veranderen. Knoopvastheid is afhankelijk van het materiaal, het type vezel en de slag. Het kan verbeteren door het net achteraf te rekken, waardoor de knopen vasttrekken. Ook kun je besluiten om het te impregneren bij een nabehandeling.

De netten van kotters met de boomkor worden blootgesteld aan grote krachten. Daarbij is het des te belangrijker dat knopen niet slippen — Nederlands Visbureau

Rekbaarheid

Het rekken van de netten dient verschillende doelen, zoals:

  • het schokbestendig maken;
  • het rekken tot een bepaalde belasting, bijvoorbeeld 50% van breeksterkte van de knoop;
  • de reactie op constante lange termijn belasting;
  • het vermogen om in de originele lengte terug te keren, nadat het in een bepaalde mate is uitgerekt.

Materiaal dat gerekt is, kan beter de schokken opnemen bij stevig wisselende krachten op het net. De mate van uitrekken is afhankelijk van het filamenttype en de slag van de draden. Daarbij zijn er ook nog veel onderlinge verschillen tussen de fabrikanten. Gestapelde filamenten hebben niet alleen een lagere breeksterkte, ze zijn ook minder uitgerekt dan oneindige filamenten. Algemeen is de uitrekking van netten die gemaakt zijn van polyamide (PA) groter dan van andere ruwe materialen.

Elasticiteit

Een van de belangrijkste eigenschappen in het kader van rekken is het vermogen om terug te keren in zijn oorspronkelijke lengte. Dit noemen we de elasticiteit van het netwerk. Als het netwerk goede elastische eigenschappen heeft, dan keert het net niet alleen terug in zijn oorspronkelijke vorm, maar behoud het ook de juiste maaswijdte.

Flexibiliteit

De stugheid of de flexibiliteit van netgaren is niet de meest belangrijke factor bij het maken van een net. Er kunnen omstandigheden zijn waarbij een stug net niet gewenst is. Een net van stug garen neemt bij het opslaan meer ruimte in. Een net van flexibel garen is makkelijker te behandelen, schoon te maken en te repareren. Daarbij is een flexibel touw ook makkelijker te splitsen. Door een aantal voorbehandelingsmethoden toe te passen kun je er wel voor zorgen dat de netten beter beschermd zijn en dat het net stugger wordt.

Gebruiksbestendigheid

De netten en touwen die voor de invoering van synthetische materialen gebruikt werden, waren vaak al verrot voordat ze versleten waren. Wat dat betreft is het vandaag de dag heel anders. De levensduur van het net of de touwen is helemaal afhankelijk van de gebruiksbestendigheid. De meeste slijtage aan boord blijkt te gebeuren op plaatsen waar het net tegen een pijp, rollen of een frame schuurt. Zo loopt de kuil van het net slijtage op daar waar die bij het halen tegen de verschansing schuurt. Op de meeste kotters is dat langs de zijkant van het schip. Aan boord van een hektrawler is dat langs de verschansing op het achterschip.

Vrouw bezig met netten boeten in Scheveningen in de periode 1950-1955. — Provenciaal Historisch Centrum Zuid Holland

De slijtage van het net ontstaat ook tijdens het vissen. Zand, scherpe grond en stenen zorgen voor veel slijtage, vooral op plaatsen waar het net in contact komt met de bodem. Heel gevoelig voor slijtage zijn de knopen van het net, daar waar de stenen ook aan de binnenkant van het net langs gaan. Het is moeilijk om onderzoeken naar de gebruiksbestendigheid van de verschillende materialen met elkaar te vergelijken. In het algemeen geldt dat hoe ruwer het materiaal is, hoe minder het slijt. Dus stapelfilamenten zijn slijtvaster dan continue filamenten. Ook blijkt dat hoe meer de aparte filamenten zijn gerekt, hoe gebruiksbestendiger ze zijn. Netten gemaakt van monofilamenten zijn dus het meest duurzaam, zeker als ze gemaakt zijn van nylon (PA).

Krimpen

Een net krimpt voordat het voor de eerste keer wordt gebruikt. Het is voor de visser en de nettenmaker erg belangrijk om te weten hoeveel het krimp. Op die manier voorkomt men dat bij gebruik van het net in de kuil er ineens niet meer voldaan wordt aan de wettelijk bepaalde minimum maaswijdte. Het nat worden van het netwerk is niet de enige factor waardoor de maaswijdte verandert. Soms heeft de kuil van het net een hoeveelheid zand geabsorbeerd in de mazen en knopen. Dit komt veel voor bij netten van gevlochten garen en bij netten die gemaakt zijn van extra dik garen. Hierdoor slijt het net sneller, maar het zorgt er ook voor dat de draden van de maas dikker en korter worden. Dit noemt men binnen de visserij ook wel ‘krimp door zand’. Een andere reden waardoor de effectieve maaswijdte kleiner wordt, is als er een zwaar stuk in de kuil zit (steen, ijzer) dat langs het touw van de mazen schuurt waardoor sommige filamenten breken. Daardoor krijgt het netgaren het uiterlijk van wol. Hierdoor worden de draden ook weer korter en dikker.

Een overzicht van de technische informatie over de verschillende synthetische netgaren.

Tekeningen net, specificaties en typen net

Voor het maken en lezen van nettekeningen is ook een norm opgesteld. In de norm NEN EN ISO 1532 en NEN EN ISO 2075 is dit beschreven.

Een voorbeeld van een tekening van een net.

Hieronder staan er een paar normen beschreven:

  • De beide zijden van het net zijn afzonderlijk naast elkaar getekend. De bovenzijde van het net staat links op de tekening en de onderzijde rechts.
  • De netstukken, waar iedere zijde uit is opgebouwd, zijn op schaal getekend. Iedere maas van het netstuk stelt een ruit voor, waarvan de grote en de kleine diagonaal respectievelijk gelijk zijn aan de maaslengte en de halve maaslengte.
  • De breedte van het netstuk is gelijk aan het aantal mazen in de breedte (T-richting) vermenigvuldigd met de helft van de maaslengte.
  • De lengte van elk netstuk is gelijk aan het aantal mazen dat het netstuk lang (N-richting) is, vermenigvuldigd met de maaslengte. Deze lengte is loodrecht uitgezet op de breedtelijnen van het netstuk.
  • De breedte van elk netstuk afzonderlijk, in mazen uitgedrukt, is in de tekening op de breedtelijnen van het betreffende netstuk aangegeven. Is de breedte van twee opeenvolgende netstukken in aantallen mazen gelijk, dan is dit door één getal aangegeven.
  • De lengte, in mazen uitgedrukt, is voor elk netstuk afzonderlijk aangegeven in een kolom rechts en links van de tekening.
  • Geheel rechts van de tekening is een kolom voor de dikte van het garen en het garenmateriaal aangegeven.
  • De maaslengte, in mm, is voor elk netstuk in een kolom in het midden van de tekening aangegeven.
  • De snit is bij elk netstuk aangeduid door internationaal vastgestelde tekens.
  • Is een netstuk behorende bij één zijde van het net, hetzij door een verschil in maaslengte, hetzij door een verschil in het aantal mazen, langer dan het corresponderende netstuk van de andere zijde, dan is dit verschil in lengte op de tekening aangegeven door het teken in de randen van het betreffende netstuk zoals hieronder staat.
Teken dat gebruikt kan worden in tekeningen van een net.
  • Met dubbel garen gebreid netwerk is op de tekening aangeduid door het teken hieronder. Ook kan het in de tekening zijn aangegeven als bijvoorbeeld 5 mm DB. De scheiding tussen enkel en dubbel gebreid netwerk is door een dunne lijn aangegeven die een 1/4 van de dikte van de andere lijnen is. Bij gebrek aan ruimte kan het teken buiten het net geplaatst worden. Door middel van een pijl wordt naar die plaats verwezen.
Het teken voor netwerk gebreid met dubbel garen.
  • Daar waar een afzonderlijk netstuk van vorm verandert, doordat er meer mazen of minder mazen op het volgende perk staan, of dat de maaslengte verandert of daar waar het garen in dikte en/of materiaal verandert, is deze verandering op de tekening eveneens aangegeven door een dunne ononderbroken lijn.
  • De zogenaamde “hanging” van het netwerk is op de tekening aangegeven door er de lengte van de bovenpees, de grondpees of de dunne pees in te zetten. Er wordt tevens aangegeven met welke netstukken ze zijn verbonden.
  • Rechtsonder in de tekening is de naam, het net type en de schaal van de tekening aangegeven.

Voorbeelden van toevoegingen in de nettekening bij gevlochten garen kunnen zijn:

Voorbeelden van toevoegingen in de nettekening bij gevlochten garen.

DB: Betekent dat het bijbehorende netperk is gemaakt van dubbel garen.
TS: Betekent dat ieder kardeel gemaakt is van drie draden. Dit geldt alleen voor dik garen.
T90: Betekent dat het net 90° is gedraaid.

Bij nauw netwerk, zoals garnalennetten, wordt vaak de halve maaslengte opgegeven. De regels schrijven voor dat de maaswijdte wordt gemeten. Zoals al eerder opgemerkt maken de netfabrikanten het netwerk met een maaswijdte die een beetje groter is dan de minimum maaswijdte die wettelijk is voorgeschreven. Als het netwerk dan een beetje krimpt, voldoet het nog aan de minimum maaswijdte.

Voorbeelden van de ophanging van de mazen.

De diepte van een netperk is afhankelijk van de machine. In heel veel gevallen is dit een halve maas minder dan op de tekening staat, bijvoorbeeld 24,5 mazen diep, 49,5 mazen diep of 99,5 mazen diep. Als de netperken aan elkaar zijn gezet, dan zijn ze 25, 50 of 100 mazen diep zoals men wil. Als netwerk als T90 netwerk wordt gebruikt, dan is het volgens E op de tekening hierboven.

5 Verloren of gedumpte netten in zee

Tijdens het vissen kunnen (delen van) visnetten in zee achterblijven. Dit kunnen allerlei verschillende soorten net zijn, zoals sleepnetten, staande netten en/of stukken net. Er zijn verschillende oorzaken waardoor deze in zee terecht kunnen komen of zijn gekomen.

Stukken touw en net aangespoeld op het strand. — M. Buschmann

Wat betreft sleepnetten zie je dat vóór het grootschalige gebruik van GPS er veel sleepnetten nog wel eens onbedoeld bleven haken achter wrakken of andere obstakels. Deze netten zijn sindsdien op de zeebodem achtergebleven en vormen de grootste bulk van de sleepnetten die nu nog op de zeebodem liggen. De tweede categorie zijn staande netten die ofwel onbedoeld losgekomen zijn, ofwel zijn blijven haken achter obstakels (vaak wrakken) ofwel per ongeluk opgevist zijn door andere vissers. De derde categorie netten zijn sleeplappen (bedoeld voor het beschermen van de kuil van het net), binnenkuilen, losse stukken net (i.v.m. reparatie) en pluis.

Vissers gebruiken pluis om twee reden, namelijk om het net te beschermen tegen slijtage en om de mazen van het net af te dekken. — VisPluisVrij

Spooknetten

De netten die op deze manier achterblijven in zee, zogenoemde ‘spooknetten’ (verloren netten) hebben een grote ecologische en economische impact. Zo blijven deze stukken net nog vaak doorvissen in zee, ondanks dat ze niet meer door vissers worden gebruikt. Daarnaast is al het netwerk gemaakt van plastic en zorgt het op die manier voor langdurige vervuiling van de zee. Doordat de netten in zee blijven liggen, kunnen vissen en andere zeedieren erin verstrikt raken. Hierdoor kunnen ze verwondingen oplopen en/of langzaam sterven doordat ze geen voedsel meer kunnen vangen of verdrinken.

Spooknetten blijven lange tijd in zee drijven als ze niet worden opgeruimd en kunnen daarmee veel ecologische en economische schade aanrichten. — Cor Kuyvenhoven/Healthy Seas

De in zee kwijtgeraakte netten vertegenwoordigen een grote economische waarde en daarnaast kan commerciële vis onbedoeld in de netten terechtkomen. Beiden hebben een negatieve economische impact op de visserij. Daarnaast zorgen deze spooknetten ook voor gevaarlijke situaties doordat stukken net en touw verstrikt kunnen raken in scheepsschroeven. Het achterblijven in zee van netten en het in sommige gevallen aanspoelen op het strand heeft ook een negatieve invloed op het imago van de visserijsector voor het grote publiek.

Op stranden worden ook stukken net en touw teruggevonden. Het aanspoelen van die netten op het strand kan, zeker als er verstrikte dieren inzitten, een negatieve invloed hebben op het imago en de beeldvorming van de visserijsector bij het grote publiek. — Stichting de Noordzee

Oplossingen

Het is vrijwel onvermijdelijk dat er weleens een stuk net of touw verloren kan gaan tijdens het vissen, maar het opzettelijk dumpen van netten, touwen en ander vistuig komt ook nog voor. Er wordt op verschillende manieren gewerkt aan het oplossen van dit probleem. Zo is men onder andere bezig met het ontwikkelen van visnetten die na enige tijd in zee afbreken, zodat ze niet voor lange tijd in zee blijven doorvissen. Verder is men ook bezig met het ontwikkelen van markers waarmee je het net kunt markeren, zoals te zien is in onderstaande afbeelding.

Onder andere met behulp van een marker probeert men het probleem van spooknetten aan te pakken. — alejandroplasencia.com

Door gebruik te maken van dergelijke markers in het net kan men door middel van een app gelijk zien of er stukken net verloren zijn. Als de markers een signaal afgeven waaruit blijkt dat er een stuk net verloren is, dan kunnen de coördinaten worden doorgegeven van de plek waar men z’n net heeft verloren.

Recyclen

Een organisatie die zich bezighoudt met het spooknettenprobleem is Healthy Seas. Zo heeft Healthy Seas in het najaar van 2015 bijvoorbeeld een grote inzamelingsactie voor oude touwen en netten gehouden in Urk, zoals te zien is in onderstaande afbeelding. Het doel van Healthy Seas is om zoveel mogelijk van deze spooknetten uit zee te verwijderen met de hulp van vrijwillige duikers en bergingsmaatschappijen. Vervolgens worden de netten gerecycled tot nieuw nylon garen, genaamd Econyl®. Hieruit blijkt dat afval gezien kan worden als grondstof voor nieuwe producten, want van de gerecyclede visnetten worden namelijk sokken, bikini’s en tapijten gemaakt!

De samenwerking tussen o.a. de Urker visserijgemeenschap, de gemeente Urk, VisNed en Healthy Seas heeft geleid tot het inzamelen van oude visnetten die worden gerecycled tot textielgaren. Dit textielgaren kan vervolgens worden gebruikt voor de productie van nieuwe producten zoals sokken.

Ook probeert men voldoende mogelijkheden voor het afgeven van oude netten en touwen te creëren in de havens. Healthy Seas biedt vissers de mogelijkheid om oude, onbruikbare visnetten gratis af te laten voeren voor recycling. Dat levert de vissers geld op en is tevens beter voor het milieu. In Nederland werkt Healthy Seas samen met Den Oever, Stellendam, Urk en Texel. Healthy Seas is echter ook actief in andere delen van Europa, zoals Griekenland, Kroatië, Italië, België en het Verenigd Koninkrijk. Deze samenwerking tussen verschillende partijen draagt bij aan een schonere zee en een positief imago van de visserij.

5.1 VisPluisVrij

Naast het probleem van spooknetten is de visserijsector in het project VisPluisVrij ook druk bezig met het zoeken naar oplossingen om ervoor te zorgen dat er veel minder pluis in zee terechtkomt. Pluis is de naam voor de oranje of blauwe draadjes die in bundels onder een sleeplap bevestigd worden, zoals te zien is in onderstaande afbeelding.

Pluisdraden onder aan het net. — ProSea

Als pluis wordt aangekocht ziet dat eruit als een grote rol touw. Het touw is zo gefabriceerd dat de draadjes bij gebruik gemakkelijk los van elkaar komen en de sleeplap geleidelijk afdekken. De sleeplap met pluis dient ervoor om het uiteinde van het net (de kuil) te beschermen tegen slijtage. Zodra de kuil van het net zwaar wordt door stenen, zand en vis, zakt deze namelijk naar de bodem en sleept er overheen, waardoor slijtage van het net kan plaatsvinden. De sleeplap met pluis voorkomt dit.

Over hoeveel pluis hebben we het?

Jaarlijks schaft de Europese visserij minstens 140.000 kilo pluis aan. Daarvan is het aandeel van de Nederlandse vissers ongeveer 40.000 kilo en het aandeel van Belgische vissers ongeveer 90.000 kilo. Maandelijks vervangt een visser 3 tot 40 kilo pluis, mogelijk is dit tientallen kilo’s meer op de stenige gronden in de zuidelijke Noordzee. Van het pluis slijt ongeveer 10-25% tijdens het vissen af. Naar schatting komt 50% tijdens onderhoudswerkzaamheden in zee terecht. Dit blijkt ook uit de monitoringsgegevens van Rijkswaterstaat van afval op stranden. Pluisdraadjes zijn daarbij één van de meest aangetroffen typen afval: meer dan 100 stukjes zichtbaar pluisdraad per 100 meter strand.

Op de stranden kom je regelmatig stukjes pluis tegen. — ProSea

Problemen

Dit pluis levert de volgende problemen op:

  • pluis is een synthetisch materiaal (plastic) en valt uit elkaar in microplastics. Deze microplastics kunnen opgenomen worden in de voedselketen en kunnen zorgen voor schadelijke effecten;
  • pluis zorgt voor verstikkingen en verstrikkingen van zeedieren en vogels.
Vogels, zoals de Jan-van-Genten, kunnen verstrikt en/of verstikt raken in de pluisdraden. — VisPluisVrij
  • tijdens het vissen komen pluisdraadjes in de netten terecht en blijven ze steken tussen de mazen en klossen. Bij onderhoud aan de netten moet dit pluis dan weer uit de mazen en klossen gehaald worden;
  • bij het uitzetten van de netten schuurt het pluis langs de scheepshuid, en wordt aangezogen door de waterpompen van het schip. Het resultaat is dat pluis in de hoofdmotor terecht kan komen;
  • pluis belandt in de spoelmachine voor de vis. Dat kan na langere tijd voor schade zorgen;
  • stukken pluis komen tijdens het varen in de schroef terecht, die daardoor blokkeert.
Pluis heeft niet alleen nadelige ecologische effecten, maar zeker ook nadelige economische effecten voor vissers. — Visserijnieuws

Project VisPluisVrij

Binnen het project VisPluisVrij proberen de visserijsector, overheid en milieuorganisaties om de hoeveelheid pluis die jaarlijks in zee terechtkomt omlaag te brengen. “Een schone zee is van groot belang, en ook in het eigen belang van de visserijsector. Vis moet qua gezondheid immers van ‘onbesproken gedrag’ zijn. Daar past vervuiling vanuit de eigen sector door pluisverlies niet bij. Ieder pluisdraadje op het strand komt gewoon vanaf een kotter, alsof het een afzender heeft. Dat kan anno 2015 niet meer, daarom doen we dus voluit mee in dit project.”, aldus Pim Visser, Directeur van VisNed.

Het pluis beschermd de kuil. — VisPluisVrij

Bewustwording van de bemanning in combinatie met goede opslagmogelijkheden aan boord wordt door velen gezien als een mogelijk goede maatregel om te voorkomen dat pluis bedoeld of onbedoeld in zee terechtkomt. Daarnaast is men ook volop bezig met zoeken naar een alternatief voor pluis. Hierbij moet het alternatief goed scoren op de volgende onderdelen:

  • Slijtvastheid; het moet niet te snel slijten.
  • Praktische toepasbaarheid; het moet voor een visser makkelijk te gebruiken zijn.
  • Afbreekbaarheid (in zeewater); het moet snel afbreken zodra het in zee terechtkomt.
  • Kosten; het materiaal moet niet te duur zijn in vergelijking met pluis.
  • Beschikbaarheid; er moet voldoende materiaal beschikbaar zijn om te gebruiken.

Alternatieven

Binnen het VisPluisVrij zijn 22 verschillende soorten materialen getest in drie categorieën:

  • Natuurlijke materialen
  • Biologisch afbreekbare plastics
  • Biologisch niet afbreekbare plastics

Uit deze 22 materialen worden de als best geteste materialen verder doorontwikkeld en getest; dit zijn yakleer, solanyl en polyurethaan. Deze tests zijn gedaan onder gecontroleerde omstandigheden in de zeewatertank van het visserij-innovatiecentrum in Stellendam en aan boord van twee kotters.

Ook kijkt men binnen het project VisPluisVrij naar alternatieve netontwerpen en het liften van de kuil. Het achterliggende idee is dat als de kuil van het net minder over de bodem sleept er minder slijtage zal zijn en daardoor minder pluisverlies zal optreden. Hierbij wordt specifiek gekeken naar oplossingen die rekening houden met:

  • De vangst van stenen en zand; minder stenen en zand vangen maakt de kuil ook minder zwaar.
  • Vorm kuil; tijdens het vissen verandert het gewicht en de vorm van de kuil.
  • Ongelijksoortige en reliëfrijke visgronden (zandduinen en stenen); met name in het zuiden.

Omdat pluis niet alleen in Nederland maar ook in de omliggende landen gebruikt wordt, wordt vanuit VisPluisVrij ook samengewerkt met o.a. België en Duitsland, waar men ook aan de slag wil met oplossingen.

Er wordt ook internationaal samengewerkt. Zo bracht men binnen het project in oktober 2016 nog een bezoek aan een groep Duitse vissers. — Visserijnieuws

Mocht je meer informatie over dit probleem willen hebben of een mogelijk alternatief willen voordragen, dan kun je terecht op de website www.vispluisvrij.nl.

6 Opdrachten SW6

In de volgende serie opdrachten gaan we een bovenzijde van een boomkornet maken zoals hieronder is afgebeeld. Ieder perk maken we steeds volgens hetzelfde principe. Het is daarom erg belangrijk dit principe te leren, als je dit begrijpt dan kun je daarna namelijk elk net maken. Tevens is dit hetzelfde principe dat je gebruikt bij het maken van een “groot” net.

Voordat je een net kunnen maken heb je een tekening nodig. Daarna moet je gaan berekenen hoeveel net je nodig hebt om elk perk te kunnen maken. Voordat je kunt starten zullen er nog wel meer vragen beantwoord moeten worden.

6.1 Opdracht 1

Hieronder is het bovenste perk afgebeeld.

Vraag 1. Hoeveel net hebben we nodig om dit perk te maken?

Nu kun je daar aan de hand van de volgende stappen het bovenste perk van maken.

Als je bovenstaande stappen goed hebt uitgevoerd, dan ziet het eruit zoals hieronder.

Het perk is aan de bovenkant dus 1 T te smal (het moet 34 T worden). Daarnaast is het ook niet diep genoeg, want het is 7,5 N terwijl het 8 N moet worden. Dit kun je oplossen door er aan de bovenkant een halve maas aan te breien, Je moet de naald opzetten en eindigen op het lange eind.

6.2 Opdracht 2

In deze opdracht gaan we het 2e perk maken van de bovenzijde van een boomkornet. Het is het perk dat onder het perk past welke je gemaakt hebt bij opdracht 1. Dit perk maken we volgens hetzelfde principe. We zullen dit op dezelfde manier behandelen en beschrijven zoals we dit hebben gedaan bij opdracht 1. Het is teven hetzelfde principe dat je gebruikt bij het maken van een ‘groot’ net.

Hieronder is het perk afgebeeld.

Vraag 2. Hoe groot moet het stuk net zijn dat we nodig hebben om bovenstaand perk te maken?

Nu kun je daar aan de hand van de volgende stappen het bovenste perk van maken.

Als je bovenstaande stappen goed hebt uitgevoerd, dan ziet het eruit zoals hieronder.

Het perk is dus aan de bovenkant 1 T te smal (het moet 26 T worden). Daarnaast is het niet diep genoeg, het is namelijk 7,5 N en het moet 8 N worden. Dit perk zet je vervolgens onder het perk wat je gemaakt hebt bij opdracht 1. Hierdoor komt er boven aan het perk een 1/2 N bij zodat het 8 N wordt. Er komt ook aan beide kanten een 1/2 T bij zodat het dan 26 T wordt.

6.3 Opdracht 3

In deze opdracht gaan we het 3e perk maken van de bovenzijde van een boomkornet. Dit perk hoort bij opdrachten 1 en 2. Het is het perk dat onder het perk past welke je bij opdracht 2 hebt gemaakt. Ook dit perk maken we volgens hetzelfde principe. We zullen het op dezelfde manier behandelen en beschrijven zoals dat gedaan is bij opdrachten 1 en 2. Het is tevens hetzelfde principe dat je gebruikt bij het maken van een ‘groot’ net.

Hieronder is het perk afgebeeld.

Vraag 3. Hoe groot moet het stuk net zijn dat we nodig hebben om bovenstaand perk te maken?

Nu kun je daar aan de hand van de volgende stappen het bovenste perk van maken.

Als je bovenstaande stappen goed hebt uitgevoerd, dan ziet het eruit zoals hieronder.

Het perk is dus aan de bovenkant 1 T te smal (het moet 18 T worden). Daarnaast is het niet diep genoeg, want het is 7,5 N en het moet 8 N worden. Dit perk zet je onder het perk dat je gemaakt hebt in opdracht 1. Hierdoor komt er boven aan het perk een 1/2 N bij zodat het 8 N wordt. Er komt ook aan beide kanten een 1/2 T bij zodat het dan 18 T wordt.

6.4 Opdracht 4

In deze opdracht ga je het 4e en laatste perk van de bovenzijde van een boomkornet maken. Dit perk hoort bij opdrachten 1, 2 en 3. Het is het perk dat onder het perk van opdracht 3 past. Dit perk is de bovenkant van de kuil. Het is een recht stuk net van 7,5 N diep en 10 T breed. Je kunt dit net gewoon uitsnijden en onder het perk van opdracht 3 zetten. Let erop dat je opzet op het been van dit perk en ook eindigt op het been van dit perk.

Hieronder is het perk met de afmetingen afgebeeld.

6.5 Opdracht 5

In deze oefening gaan we de onderzijde van een boomkornet maken. De tekening staat hieronder.

Het maken van de onderzijde is stap voor stap beschreven.

Stap 1. Neem een stuk net van 37 T breed en 6,5 N diep.

Stap 2. Snij er een stuk af van 13 T breed. Er blijft dan een stuk net over van 23,5 T breed, want je snijdt ook een halve maas kapot.

Stap 3. Van het stuk net van 13 T bij 6,5 N maak je perk E (de buik) van het net. Je doet dit als volgt. Allereerst neem je de kant met de hele N boven. Snij een paar mazen uit de hoek een ‘lang eind’ en daarna een N, dan 4 benen, 1 been minder dan op de tekening staat aangegeven. De tweede keer snijden we 1 N 5 B, zoals te zien is in de rechter onderstaande tekening.

Vervolgens draai je het stuk dat er is afgevallen om en zet je dat er aan de andere kant tegenaan. Je hebt dan perk E (de buik) van het net, zoals je hieronder kunt zien.

Stap 4. Van het andere stuk maken we de perken A, B, C en D (vlerken) van de onderzijde. De afmetingen staan hieronder. 

Let erop dat je begint te snijden aan de zijde waar je de hele kant maas hebt. Snij een paar mazen uit de kant een ‘lang eind’ en daarna allemaal benen.

Neem het stuk dat er afvalt en zet dat er aan de andere kant tegenaan.

Je krijgt dan een stuk van 23 T breed en 6,5 N diep.

Snij daarna 4 stukken van 5 T breed, dit zijn de vlerkstukken.

Zet daarna het hele net in elkaar zoals op de tekening hieronder. Let er op dat de snitten in de vlerk doorlopen met allemaal benen, dus geen N! Als je de buik aan de vlerken zet moet je opzetten op het lange eind.Brei gelijktijdig het juiste aantal mazen (6) in het midden.

6.6 Opdracht 6

Voor deze opdracht nemen we het net uit opdracht 5. Deze opdracht bestaat uit vier onderdelen!

6.7 Opdracht 7

In deze opdracht ga je nog een keer een onderzijde van een boomkornet maken. Je gaat eerst uitrekenen hoe groot het stuk net moet zijn om een perk te maken! De tekening van de onderzijde staat hieronder.

Maak perken A en B van 6 T (6 ronde mazen). Hiervoor dien je dus van 7 T uit te gaan.

Lever de berekeningen en tekeningen in. Als ze goed zijn kun je verder met vraag 8.

6.8 Opdracht 8

In deze opdracht ga je het net maken zoals je in opdracht 7 berekend hebt. De tekening kun je hieronder nogmaals vinden.

Voor het maken van het net doorloop je de volgende stappen:

  1. Maak perk E op de geleerde manier.
  2. Maak perk C en D op de geleerde manier.
  3. Zet perk C en D op perk E.
  4. Maak perk A en B op de geleerde manier.
  5. Zet perk A en B op perk C en D.
  6. Boet bovenaan perk A en B een halve (N) maas.
  7. Boet langs de perken C en D een versteviging met minderingen van twee mazen. Dit heb je ook in opdracht 5 gedaan.

6.9 Opdracht 9

In deze opdracht ga je nogmaals de onderkant van een boomkornet maken. De tekening staat hieronder.

Voer nu de volgende stappen uit:

  1. Maak uit één stuk net de bovenstaande onderzijde.
  2. Het stuk net is 29 T breed en 5,5 N diep.
  3. Maak eerst perk E en daarna de perken A tot en met D.

7 Opdrachten SW5

Hieronder volgen de opdrachten voor SW5. In de volgende serie opdrachten ga je de boven- en onderzijde van een trawlnet maken (opdrachten 1 t/m 3). Bij opdracht 4 bevestig je de pezen en maak je de boven- en onderzijde van het net aan elkaar vast met behulp van naden. Opdracht 5 leer je om schade aan het net te repareren. Hieronder is de nettekening te vinden van het net dat je gebruikt voor de opdrachten 1 t/m 5.

Figuur 1

7.1 Opdracht 1

Belangrijk bij deze opdracht is dat je de bovenzijde maakt uit twee stukken net. Hiervoor maken we de volgende afspraken:

  • De perken BA en BB maak je uit één stuk.
  • Daarna maak je de perken BC, BD en BE uit een ander stuk net.
  • Perk BF maak je apart.

Nu doorloop je de volgende stappen.

Stap 1.1

De perken BA en BB zijn de vlerken. De hangers van twee (1T2B) brei je er later in. Je snijdt in heel de binnenkant een snit van AB, omdat je de hangers van twee er later in gaat breien. De vlerken zien er dan uit zoals in onderstaande figuur.

Figuur 2

Nu ga je berekenen hoe groot stuk net je hiervoor nodig hebt. Hiervoor gebruik je de volgende berekening: 10 + 12 = 22 + 2 = 24 – 0,5 + 23,5 T.

Het stuk net dat je hiervoor nodig hebt is 23,5 T breed en 14,5 N diep, zoals je kunt zien in onderstaand figuur.

Figuur 3

Stap 1.2

Neem het netstuk en zorg dat één been rechtsboven zit en het andere been linksonder. Zie hiervoor figuren 3 en 4.

Figuur 4

Snij ongeveer 4 T uit de linkerkant een snit van AB zoals te zien in figuur 4. Het stuk dat er dan aan de linkerkant afvalt zet je er aan de rechterkant tegenaan.

Figuur 5

Je hebt dan een stuk net met de afmetingen zoals staat beschreven in figuur 5. Het net heeft een afmeting van 23 T. Dit komt door de volgende berekening: 23,5 – 1 = 22,5 + 0,5 = 23 T.

Stap 1.3

Leg het stuk net nu zo neer dat de snit AB goed ligt. Dat kan op de manier zoals hieronder staat in figuur 6. Het kan ook anders liggen als je dat gemakkelijker vindt, zoals bijvoorbeeld in figuur 5. Alleen moet je dan wel anders snijden.

Figuur 6

We gaan er nu vanuit dat het net op dezelfde manier ligt als in figuur 6. Tel vervolgens 10 T uit de linkerkant en snij dan eerst een snit van 1N7B. Daarna snij je een snit van 1N8B tot aan de onderkant. Je hebt dan meteen twee vlerken, zoals te zien is in figuur 6.

Stap 1.4

Nu ga je aan de slag met de buik en het achtereind van het net. De buik is het perk BC. Het achtereind bestaat uit de perken BD en BE. Je maakt dat in deze bovenzijde uit één stuk net. Voor de perken BC, BD en BE hebben we een stuk net nodig van 26 T breed en 14,5 N diep.

Als het goed is heb je al eens uitleg ontvangen over het omzetten van zo’n rechthoekig stuk net in een trechtervormig stuk net. Mocht dit niet het geval zijn of ben je dit vergeten, vraag het dan na bij een docent.

Zodra je het rechthoekig stuk net hebt omgezet in een trechtervormig stuk net, dan kun je de vlerken op de juiste manier aan de buik zetten. Let op de volgende aandachtspunten:

  • Opzetten en eindigen op de lange einden van de buik.
  • Als je dit hebt gedaan, dan kun je de hangers van twee (5 x 1T2B) er in breien. Hou daarbij twee T in het midden.
  • Als laatste moet nog een halve maas op het perk AB gezet worden, want anders is dit geen 15 N diep.

Stap 1.5

Nu rest alleen nog de kuil van het net. De bovenzijde van de kuil bestaat uit perk BF. Je kan dat perk (BF) snijden en er onder zetten. Perk BF wordt 4,5 T en 4,5 N diep. Let wel op het opzetten op de einden van perk BF.

7.2 Opdracht 2

In figuur 7 zie je de onderzijde van een trawlnet. Maak onderstaande 12 vragen.

Figuur 7
  1. Bereken de grootte van het stuk net dat je nodig hebt om de vlerken (OA) van deze onderzijde te maken.
  2. Bereken de grootte van het stuk net dat je nodig hebt om de vlerken (OB) van deze onderzijde te maken.
  3. Bereken de grootte van het stuk net dat je nodig hebt om de vlerken (OC) van deze onderzijde te maken. De hangers van twee (1T2B) brei je er later in. Je snijdt aan de binnenkant van de vlerken dus een snit AB.
  4. Bereken de grootte van het stuk net dat we nodig hebben om perk OD te maken.
  5. Bereken de grootte van het stuk net dat we nodig hebben om perk OE te maken.
  6. Bereken de grootte van het stuk net dat we nodig hebben om perk OF (de kuil) te maken.
  7. Laat met drie tekeningen zien hoe je de perken OA maakt. Schrijf alle maten erin!
  8. Laat met drie tekeningen zien hoe je perk OB maakt. Schrijf alle maten erin!
  9. Laat met drie tekeningen zien hoe je perk OC maakt. Schrijf alle maten erin!
  10. Laat met drie tekeningen zien hoe je perk OD maakt. Schrijf alle maten erin!
  11. Laat met drie tekeningen zien hoe je perk OE maakt. Schrijf alle maten erin!
  12. Teken perk OF en zet alle maten erin!

7.3 Opdracht 3

Maak de onderzijde van het net zoals te zien is in figuur 7. Gebruik de tekeningen en berekeningen die je in opdracht 2 hebt gemaakt.

De bovenpees

De lengte van de bovenpees is afhankelijk van de maaslengte. Hieronder staat een berekening. Als je die berekening invult, dan krijg je de lengte van de bovenpees.

Meen een stuk touw van de uitgerekende lengte en tel daar 50 cm bij voor de liespees. Zet de bovenpees vervolgens op het net. Daarna is de bovenzijde klaar.

7.4 Opdracht 4

Hieronder nogmaals figuren 1 en 7.

Je gaat nu aan de slag met de volgende vragen.

  1. Maak versterkingen langs de vlerken.
  2. Brei in de bovenzijde 5 hangers van twee, zoals in de tekening staat (5 x 1T2B).
  3. Brei in de onderzijde 5 hangers van twee. Ook die staan in de tekening (5 x 1T2B).
  4. Bepaal de maaswijdte van de bovenzijde en bereken de lengte van de dunne pees daarna.
  5. Bepaal de maaswijdte van de onderzijde en bereken de lengte van de dunne pees van de onderzijde.
  6. Zet de dunne pees vast aan de bovenzijde.
  7. Zet de dunne pees vast aan de onderzijde.
  8. Zet de boven- en onderzijde aan elkaar met een naad aan de rechterzijde.
  9. Zet de boven- en onderzijde aan elkaar met behulp van een naad aan de linkerzijde.

7.5 Opdracht 5

In deze opdracht gaan we in het trawlnet dat je in opdracht 1 t/m 4 hebt gemaakt drie beschadigingen snijden. Dit doe je als volgt:

Schade 1

Hierbij is een schade in de vlerk gesneden. Deze schade gaat in de boven- en onderzijde door de naad heen, zoals te zien is in figuur 8.

Schade 2

Deze schade is in de bovenzijde gesneden (zie figuur 8). Hierbij worden de hangers van twee kapotgesneden en tevens een deel van de middeling van de bovenzijde.

Figuur 8

Schade 3

Deze beschadiging is in de onderzijde gesneden (zie figuur 9). Hierbij is de naad kapotgesneden. De schade loopt naar de hangers van twee en middeling. De middeling is niet doorgesneden.

Figuur 9

Ter verduidelijking staan alle beschadigingen die worden ingesneden aan het net in figuren 8 en 9.