In Nederland worden bijna alle mosselen op de bodem van de zee(-armen) gekweekt. De Nederlandse mosselvisserij maakt dus voornamelijk gebruik van bodemcultuur (bottom culture). Dit is een van de goedkoopste manieren om mosselen te kweken. De natuurlijke omstandigheden in Nederland, zoals het ondiepe water, zijn gunstig voor de bodemcultuur en in Nederland hebben we al eeuwjarenlange ervaring opgebouwd met deze kweektechniek.
1 Bodemcultuur
Zodra het mosselzaad eenmaal is gevangen wordt het overgrote deel uitgestrooid op de kweekpercelen. De mosselkwekers pachten de percelen van de overheid. Deze kweekpercelen liggen voor het grootste gedeelte in de Waddenzee en in mindere mate in de Oosterschelde. Het ondiepe, voedselrijke water van de Waddenzee is uitstekend voor een snelle groei van de mosselen. Zodra de mosselen ongeveer 10 tot 15 maanden oud zijn en een lengte hebben bereikt van 4 á 5 cm (‘halfwasmosselen’), worden ze verplaatst naar de meer beschutte percelen. Daar kunnen ze uitgroeien tot ‘consumptiemosselen’ van 5 cm en groter met een gewicht van ongeveer 20 gram. Meestal bereiken ze deze grootte na ongeveer 2 jaar.
Deze beschutte percelen bevinden zich over het algemeen in de Oosterschelde. De percelen daar zijn dieper en hebben een zwakkere stroming. Daardoor bevat het water minder zand- en slibdeeltjes. Hierdoor krijgt de mossel de kans om zichzelf van zand- en slibdeeltjes te ontdoen. Deze laatste stap verhoogt de kwaliteit van het product. Het zand zou anders tussen de tanden van de consument terecht komen.
Om tot een optimale productie te komen is een mosselkweker afhankelijk van de ligging van de percelen. De groei en overleving worden onder andere bepaald door:
- de beschikbaarheid van voedsel;
- vraat door roofdieren zoals krabben en zeesterren; en
- stormen die ervoor zorgen dat de mosselen van de percelen verdwijnen.
De mosselkweker doet zijn uiterste best om de percelen in een prima conditie te houden. Regelmatig maakt een mosselkweker de percelen schoon. Daarbij gaat het vooral om het verwijderen van zeesterren; aartsvijand nummer één van de mossel. De zeester is namelijk in staat om de mosselschelp open te trekken en de mossel op te eten (zie onderstaande afbeelding). Zeesterren kunnen in grote aantallen enorme schade aanrichten.
Het verwijderen van zeesterren van een perceel kan op verschillende manieren. Zo kun je bijvoorbeeld de mosselen opvissen. Tussen de mosselen zitten ook de zeesterren. Eenmaal aan boord worden de mosselen in een bak zoetwater gelegd. De mosselen kunnen prima tegen het zoete water, maar de zeesterren niet. Vervolgens worden de mosselen weer uitgezaaid op een schoon perceel.
Tegenwoordig gebruiken de meeste mosselkwekers echter een zeesterrendweil. Hierbij worden de zeesterren gevangen door met strengen gerafeld touw de percelen te ‘dweilen’. De zeesterren blijven door hun ruwe oppervlak in het touw van de ‘dweil’ hangen. Door de dweil aan boord in warm water te dompelen kunnen de zeesterren worden verwijderd. Bij onderdompeling in warm water worden de zeesterren namelijk slap en glad, waardoor ze makkelijk van de dweil af vallen. Er zijn ook andere behandelingen getest (zuur, base en zout), maar geen van deze behandelingen was succesvoller dan warm water.
De kwaliteit van een perceel wordt verder ook bepaald door de ligging en de diepte. Bij strenge winters hebben ondiepe percelen meer te lijden dan diepe percelen. IJsgang kan bij ondiepe percelen de mosselvoorraad aantasten. Datzelfde geldt voor stormen. Percelen die in dieper water en op minder stormgevoelige plaatsen liggen zijn minder kwetsbaar.
Verder kan de mosselkweker de groeisnelheid ook beïnvloeden door te variëren met de dichtheid waarmee het mosselzaad op het perceel verspreid wordt. Zo worden de mosselen via de zaaikokers op het perceel gesproeid. Hierdoor ligt er op sommige plekken heel veel zaad, terwijl er op andere plekken nauwelijks mosselzaad ligt. Op de plekken met hoge concentraties mosselzaad beconcurreren de mosselen elkaar om voedsel en zal de groei minder sterk zijn. Er worden momenteel andere zaaimethodes onderzocht.
Zodra de mosselen de gewenste grootte hebben bereikt kunnen ze worden opgevist met de mosselkor en verder worden verwerkt. De aanvoer van consumptiemosselen varieert door de jaren heen en lag in de afgelopen 15 jaar tussen de 30 en 70 miljoen kilo.
2 Hangcultuur
Een kleiner deel van het mosselzaad wordt in lange, kousvormige netten gestopt die aan drijvende constructies hangen. In die netten wordt het mosselzaad tot consumptiemossel opgekweekt. Het voordeel van een hangcultuur is dat ze niet in aanraking komen met de zeebodem. Daardoor komen er minder zand- en slibdeeltjes in het vlees. Hierdoor hoeven ze ook niet meer verplaatst te worden om zichzelf schoon te spoelen van het zand.
Verder zijn de hangende mosselen onbereikbaar voor bodemroofdieren, zoals krabben en zeesterren. De mosselen groeien ook iets sneller, waardoor ze eerder op de markt komen. Het kweken van hangcultuurmosselen is wel arbeidsintensiever dan de bodemcultuur en daardoor ook duurder. Zo worden ze gedurende de groei enkele malen uitgedund en opnieuw opgesokt. Daarnaast worden de hangcultuurmosselen op een andere wijze machinaal onttrost, omdat ze door de snellere groei een minder sterke schelp bezitten.
3 Verwerking mosselen
Zodra de mosselen de gewenste grootte hebben bereikt, worden ze opgevist van de mosselpercelen. Op dat moment start het verwerkingsproces.
3.1 Mosselveiling
Nadat de mosselen zijn opgevist, doorlopen ze aan boord van het schip een eerste spoeling. Vervolgens worden ze naar de mosselveiling in Yerseke gebracht. Dit kan per schip of vrachtwagen.
Eenmaal bij de veiling aangekomen wordt de lading mosselen van ieder laadruim uitgemeten en omgerekend naar Mosselton (Mt) waarbij 1 Mosselton overeenkomt met een gewicht van 100 kilogram. Er worden ook monsters genomen door veilingmedewerkers. Deze monsters worden verzegeld en naar het bemonsteringskantoor gebracht.
Onder toeziend oog van de mosselkwekers en handelaren worden de monsters geïnspecteerd. Alle levende ongeschonden mosselen met een lengte van meer dan 45 mm worden uitgezocht, gespoeld en zeepokken en slippers (muiltjes) op de schelpen worden verwijderd. Het scheiden van het bruikbare deel van het onbruikbare deel (de tarra) in een monster wordt ook wel het ‘tarreren’ genoemd.
Na het tarreren worden de overgebleven mosselen overgebracht naar de Mosselmeter. De Mossel Lengte en Breedte Analyzer (zie hieronder) telt, meet en verdeelt alle mosselen in drie verschillende hoofdklassen: de lengteklasse, de breedte en stuks per kg-klasse. Ieder klasse kent 6 verschillende indelingen, van groot naar klein.
Na weging van de bakjes van de breedteklasse worden de mosselen verzameld en in een ruime pan met water gekookt. Zodra de mosselen voldoende gekookt zijn, worden ze uitgestort in een zeef, met koud water overspoeld en dan op een aanrecht uitgespreid. Met een speciaal mesje wordt het mosselvlees uit iedere mosselschelp verwijderd, verzameld, gewogen, in kunststof bakjes onder water gezet en tentoongesteld.
Aan de hand van de inspectie kan worden bepaald hoeveel mosselen de kweker aanbiedt, hoe groot de mosselen zijn (schelpgrootte en vleesgewicht) en hoe groot het percentage restmateriaal (losse schelpen, pokken, zeesterren e.d.) in de lading is. Voorafgaand aan de veiling worden de resultaten van de bemonstering bekendgemaakt. Hierdoor hebben de handelaren voorafgaand aan de veiling voldoende informatie over de aangeboden mosselen om te kunnen bieden op de partij(en) van hun voorkeur.
De handelaren kunnen vervolgens in de veilingzaal met behulp van een notebook bieden op de aangeboden mosselen. Door loting bepaalt de veilingmeester welke partijen als eerste te koop worden aangeboden. Iedere partij wordt daarbij in z’n geheel te koop aangeboden, er worden geen delen van partijen, kisten of aantal kilogrammen van een ruim aangeboden of verkocht.
Na opening van de inschrijving kunnen de inkopers van de groothandel een prijs per netto Mosselton ingeven die men bereid is voor de lading te betalen. Iedere lading wordt verkocht aan de hoogste inschrijver, die daarmee de nieuwe eigenaar van de lading wordt. De veilingmeester opent de inschrijving op de volgende lading tot alle aangeboden ladingen zijn verkocht. Er is er wel een stijging van het percentage mosselen dat buiten de veilklok om verkocht wordt. Deze mosselen worden geleverd op contractbasis.
3.2 Verwaterpercelen
Nadat de mosselen zijn verkocht, worden ze uitgezaaid op speciale verwaterpercelen in de Oosterschelde. Deze verwaterpercelen liggen op de liggen op de Yerseke Bank voor de kust van Yerseke. Sommige verwerkingsbedrijven voeren het verwateringsproces uit op de kade in bassins (zie onderstaande afbeelding). Op deze verwaterpercelen, ook wel natte pakhuizen genoemd, blijven de mosselen liggen om zichzelf schoon te spoelen van zand. Zo kan er bijvoorbeeld zand in de mosselen terecht zijn gekomen tijdens het vissen. Het verwateren kan enkele uren in beslag nemen.
De laatste jaren zien we dat de Mosselhandel minder neiging heeft om grote voorraden aan te leggen, maar om meer ‘op afroep’ direct van de percelen geleverd te krijgen. Daarbij dient dus mogelijk meer zuivering op de kant plaats te vinden.
3.3 Verwerkingsbedrijven
De meeste mosselen zijn bestemd voor de versmarkt en worden verpakt in plastic zakken of bakken van verschillende gewichten. Verder worden mosselen ook verwerkt tot conserven en diepvriesproducten.
Voordat de mosselen in potjes en/of blikjes geconserveerd worden, doorlopen ze eerst een verwerkingsproces waarbij ze worden schoongemaakt, gesorteerd, gekoeld en uiteindelijk verpakt. Het begint met het schoningsproces waarbij eventuele aangroei op de schelpen wordt verwijderd. Daarbij gaan ze door een spoelbak waarin ze aan de buitenkant worden schoongespoeld met water. Vervolgens worden de mosselen onttrost (het losmaken van de individuele mosselen) in een zogenaamde ontbaardmachine.
Na het ontbaarden worden de mosselen handmatig gecontroleerd. Over het algemeen noemt men dit sorteren of lezen. Hierbij komen de mosselen op een loopband, waarna mensen aan de loopband handmatig kapotte schelpen, zeesterren, krabbetjes, stenen en overige ongewenste zaken verwijderen.
Na het wassen en de handmatige controle volgt het machinaal sorteren op grootte. Hierbij worden de mosselen in verschillende klassen ingedeeld afhankelijk van het aantal mosselen die in een kilo gaan. Het seizoen 2017/2018 werkt met de volgende sortering als richtlijn:
- Goudmerk, < 45 stuks per kg
- Jumbo, 45-55 stuks per kg
- Imperial, 55-65 stuks per kg
- Super, 65-75 stuks per kg
- Extra, >75 stuks per kg
3.4 Verpakken
Vrijwel alle mosselhandelaren leveren verse mosselen in lekvrije plasticzakken/bakken en in jute zakken (10-15 kilo). Voordat de mosselen worden verpakt gaan ze door een koelbak. Ze gaan dus koud de verpakking in. Het voordeel hiervan is dat door de lage temperatuur de mossel in een soort “winterslaap” komt en hij dus weinig zuurstof nodig heeft.
Mosselen die verpakt worden in lekvrije bakken ondergaan nog een behandeling alvorens de verpakking gesloten wordt. Om ervoor te zorgen dat de mosselen lang vers blijven wordt er een gasmengsel aan de zak of bak toegevoegd. Dat gasmengsel bestaat voor een groot deel uit zuurstof, waardoor de mosselen lang houdbaar blijven. Tot slot gaat er een etiket op de verpakking. Het etiket geeft informatie over waar het product vandaan komt, wat en hoeveel er in de bak/zak zit, wanneer het is ingepakt en hoelang het houdbaar is.
Uiteraard worden de mosselen in gekoelde wagens gedistribueerd. Dat geldt ook voor de verse mosselen die in waterdichte plastic zakken of bakken zijn verpakt.
3.5 Bereidde mosselen
Naast de verse mosselen worden er ook diepvriesproducten en conserven met mosselen aangeboden. Deze producten doorlopen door de bereiding nog enkele extra stappen. Zo worden de mosselen in slechts enkele seconden gekookt in stoom. Een speciale machine zorgt ervoor dat het gekookte mosselvlees uit de schelp getrild wordt. Mosselen voor diepvriesproducten worden vervolgens diepgevroren in vriestunnels.
3.6 Koelketen
De tijd tussen het opvissen van de mosselen op de percelen en de levering aan winkel en/of groothandel bedraagt niet meer dan 24 uur. Het verwerkingsproces heeft een grote invloed op de versheid en houdbaarheid van de mosselen. Voor een optimale houdbaarheid is het dus van belang dat de koelketen niet onderbroken wordt.
Belangrijk om te beseffen is dat de koelketen al start aan boord zodra het water via de verswaterleiding binnenkomt. Een deel van dat water gaat direct naar de verwatercontainers en een ander deel komt in machines terecht die het water verder terugkoelen. Dat afgekoelde water wordt in verschillende fases van het verwerkingsproces gebruikt om de mossel uiteindelijk terug te koelen naar een kerntemperatuur van 3 à 4ºC.
Bij aanvang van de verwerkingsfase is de temperatuur van het water ongeveer 15°C. Aan het eind van het productietraject is de watertemperatuur gedaald tot ongeveer 1°C. Het afkoelen heeft als voordeel dat de mossel in een winterslaapsituatie terechtkomt, waarbij zijn stofwisseling op een bijzonder laag pitje komt te liggen. Die winterslaap kan de mossel voortzetten als hij verpakt wordt in waterdichte zakken of bakken. Tijdens de opslag en distributie worden de mosselen ook koel gehouden onder geconditioneerde omstandigheden. Zo maakt men tijdens het transport bijvoorbeeld gebruikt van gekoelde vrachtwagens.
3.7 Controle voedselveiligheid
Zowel de mosselpercelen als ook de mosselhandel worden onderworpen aan controles voor de voedselveiligheid. Mosselen groeien op in de zee en halen hun voedsel uit het water. In het water van de Waddenzee of Oosterschelde doen zich zelden problemen voor, maar er kunnen – zeker bij het stijgen van de watertemperatuur –algen of bacteriën in het water voorkomen die gifstoffen (toxines) produceren.
De mosselsector houdt rekening met dit risico en de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) houdt scherp toezicht op de wateren waarin schelpdieren worden gekweekt. Als monsters uit een gebied te hoge waarden aantonen, dan sluit de NVWA het desbetreffende gebied uit voorzorg totdat nieuwe monsters aantonen dat de situatie weer normaal is. Mosselen worden dus pas opgevist nadat is gebleken dat er geen schadelijke algen, bacteriën of virussen mee komen.
Zodra de mosselen zijn opgevist en verwerkt worden, worden er voortdurend controles uitgevoerd op voedselkwaliteit -en veiligheid. Van de reeds verwerkte en voor verzending gereedgemaakte partijen mosselen worden wekelijks monsters genomen. Hierbij gaat het vooral om microbiologische controle op de E. colibacterie en salmonella. Deze controle vindt plaats in een extern laboratorium. Alle mosselhandelaren zijn erkend door de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA). Overigens voeren de mosselhandelaren ook hun eigen controles uit.
4 Economie mosselsector
Mosselen (Mytilus edulis) zijn economisch gezien de belangrijkste schelpdieren voor Nederland. Wereldwijd wordt er jaarlijks circa tussen de 180.000 – 200.000 ton mosselen geproduceerd. In Nederland ligt de productie ongeveer op 50.000 ton. Verder zijn Frankrijk, Ierland, Groot-Brittannië en Duitsland ook belangrijke producerende landen. Naast deze landen produceren ook Noorwegen, Zweden, IJsland, Denemarken en de Kanaaleilanden mosselen, maar de productie van deze landen ligt veel lager (samen minder dan 4% van de totale Europese productie).
De belangrijkste afzetmarkten zijn België̈ en Frankrijk. Verder heeft de Nederlandse mosselsector een belangrijke marktpositie in de EU.
De prijs die voor consumptiemosselen wordt beïnvloed door het totale aanbod van consumptiemosselen (nationaal en internationaal) en de kwaliteit (grootte) ervan. Daarnaast wordt de prijs op de Nederlandse markt beïnvloed door de importen van mosselen uit andere landen.
4.1 Kostprijs
Bij het kweken van mosselen komen vaak de volgende kostenposten voor die invloed hebben op de kostprijs:
- personeelskosten;
- onderhoudskosten;
- brandstofkosten;
- rente;
- huur mosselkweekpercelen (van de Staat);
- afschrijving van het schip, MZI’s; en
- overige vaste kosten (bijvoorbeeld administratie, verzekeringen).
De overstap van de bodemzaadvisserij naar de MZI’s heeft grote gevolgen gehad voor de kostprijs van de Nederlandse mosselsector. Zo zijn de productiekosten hoger geworden door het gebruik van MZI’s. Daarbij kun je denken aan de volgende kostenposten:
- investeringen: aanschaf van MZI-materialen zoals palen, boeien, ankerlijnen en substraat;
- inhuur derden: werk door derden voor het slaan van de palen en het opruimen van de MZI’s; en
- extra arbeid: het oogsten van de MZI’s neemt gemiddeld 10 uur in beslag.
Mosselkwekers uit andere Europese lidstaten hoeven deze kosten niet te maken. Hierdoor kunnen ze mosselen aanbieden met een lagere kostprijs. Dit kan de concurrentiepositie van de Nederlandse mosselsector ten opzichte van buitenlandse kwekers verzwakken.
4.2 Uitbreiden MZI's
Een minderheid van de bedrijven die MZI’s bezitten wil uitbreiden. Er zijn namelijk een aantal belangrijke barrières die een merendeel van de kwekers ervan weerhoudt om uit te breiden. Deze barrières zijn:
- onvoldoende beschikbaarheid van geschikte kweekpercelen;
- onvoldoende financieringsmogelijkheden beschikbaar;
- kosten MZI’s wegen niet op tegen de baten.
Aan deze punten zou dus eerst aandacht besteed moeten worden voordat een groot deel van de mosselkwekers het gebruik van MZI’s zal uitbreiden. Al met al kan geconcludeerd worden dat de afspraken in het convenant grote veranderingen teweeg hebben gebracht. De bodemzaadvisserij is afgebouwd en het gebruik van MZI’s is toegenomen. Hierdoor is de productiecapaciteit in de sector vergroot en stabieler geworden door een zekerdere beschikbaarheid van mosselzaad. Daar tegenover staat dat de prijs voor mosselen op de markt is gezakt en de kosten voor het produceren van mosselen zijn toegenomen. Hierdoor is het economisch rendement van de Nederlandse mosselsector sterk verlaagd. Daar ligt dus nog een duidelijke uitdaging voor de toekomst.
4.3 Marketing en promotie
De Nederlandse mosselsector probeert op allerlei manieren de sector en de mossel te promoten binnen Nederland en daarbuiten. Hierin speelt met name het Nederlands Mosselbureau een belangrijke rol. Ze richten zich op verschillende doelgroepen, zoals onderzoeksbureaus, media-exploitanten, reclamebureaus, onderwijsinstellingen, vakorganisaties, verkoopkanalen (o.a. horeca, visspecialisten) en pers.
Zo is er ieder jaar veel aandacht voor de start van het mosselseizoen en organiseert men verschillende mosselfeesten. De startdatum van het mosselseizoen is ieder jaar weer verschillend, maar meestal start het ergens in juli. Dit heeft namelijk afhankelijk van het aanbod en de kwaliteit van de mosselen. Het weer in het voorjaar heeft hier een grote invloed op. Rond april loopt het mosselseizoen af.
Ook probeert de Nederlandse mosselsector zich te onderscheiden ten opzichte van andere mosselen. Zo voeren een aantal mosselhandelaren het keurmerk ‘’Zeker Zeeuws’’. Dit keurmerk bestaat sinds 2014. Het keurmerk staat voor regionale herkomst van grondstoffen (provincie Zeeland inclusief kust- en binnenwateren), be- en verwerking in de streek en maatschappelijk verantwoord (duurzaam) produceren (MVO). De mosselen die worden aangeboden met dit keurmerk hebben minimaal drie weken in het Zeeuwse Oosterscheldewater doorgebracht.
Daarnaast voert de Nederlandse mosselvisserij MSC-gecertificeerde mosselen aan. Hierdoor mogen deze mosselen het MSC-keurmerk voeren, waardoor handelaren en consumenten weten dat de mosselen afkomstig zijn uit een duurzame visserij.
5 Verleden & heden mosselsector
Al in de 15e eeuw ontdekten vissers dat ze opgeviste mosselen weer overboord konden zetten op vaste plekken om ze op een later tijdstip weer op te vissen voor consumptie. Op die manier ontstond de mosselkweek. De mosselkweek kent dus een lange geschiedenis. Het op grotere schaal kweken van mossels begon omstreeks 1870. Toen werden er speciale kweekpercelen voor schelpdieren verpacht. Je had een vergunning nodig voor het vissen en rapen op Zeeuwse gronden. Aanvankelijk waren Philippine en Bruinisse de belangrijkste mosselhavens. Naar gelang van tijd begon Yerseke sterk te groeien en werd deze plaats uiteindelijk het mosselcentrum van Nederland.
In het begin van de mosselkweek werd er gevist met houten zeilschepen. Rond 1910 begonnen vissers gebruik te maken van hulpmotoren, waardoor ze minder afhankelijk werden van wind en stroming. De vernieuwing in de vloot zet zich door. Het motorvermogen neemt net als de laadruimte toe aan boord van de schepen.
Wel kent de mosselkweek een enorme dip rond 1950. Een slechte conditie van de mosselen in combinatie met de mosselparasiet vernietigde vrijwel de gehele voorraad mosselen op de percelen in Zeeuwse wateren. Dit doet een kleine groep kwekers besluiten om te experimenteren met de kweek op de Waddenzee. Dit blijkt succesvol. Ondanks het herstel van de mosselvisserij in Zeeuwse wateren na het verdwijnen van de mosselparasiet, blijft de Waddenzee een zeer belangrijk kweekgebied.
5.1 Heden
De Nederlandse mosselvisserij en -kweek vinden plaats in de Waddenzee en in de Zeeuwse Delta. In totaal zijn rond de 60 schepen actief binnen de mosselsector. Mosselen worden met een mosselkor gevangen (zie onderstaande afbeelding). De schepen gebruiken twee of vier mosselkorren. De kor bestaat uit een net dat vast zit aan een metalen raamwerk. Het metalen raamwerk is ongeveer 1.9 m breed. Aan de onderkant van het net zit een stalen pijp van ongeveer 4 cm die over de bodem wordt gesleept. Zodra het net vol is, wordt het geleegd in het ruim van het schip.
Dit vistuig wordt voornamelijk gebruikt voor het opvissen van mosselzaad en het opvissen van consumptiemosselen op de kweekpercelen. Het is door de eeuwen heen vrijwel onveranderd gebleven.
Voor het vangen van het mosselzaad gebruikt men tegenwoordig steeds vaker mosselzaad-invanginstallaties (MZI’s) en geen mosselkorren meer. Door gebruik te maken van MZI’s laat je de bodem met rust waardoor schelpdierbanken, zeegrasvelden en bodemdieren niet worden verstoord door de mosselvisserij. Daarnaast bieden de MZI’s ook een stabielere beschikbaarheid van mosselzaad.
De mosselkotters die gebruikt worden in de mosselsector hebben een lengte die uiteenloopt van 30 tot 40 meter. De grootste vaartuigen hebben zelfs een lengte van 45 meter met een breedte van 10 meter. Door hun geringe diepgang kunnen deze vaartuigen gemakkelijk de percelen op het relatief ondiepe wad bereiken.
De meeste mosselkotters staan ingeschreven in Yerseke, Bruinisse, Zierikzee, Tholen, Hontenisse en Wieringen. De meest recent gebouwde mosselkotters zijn allemaal uitgerust met geavanceerde apparatuur en installaties om de mosselen te vangen, te spoelen en op te slaan. Ook kunnen de kotters mosselen lossen op de eigen percelen, of op de verwaterpercelen, nadat de partij is geveild op de Mosselveiling.
6 Mosselzaadvisserij
Nederlandse mosselen worden gekweekt in de westelijke Waddenzee en in de Oosterschelde. Deze gebieden staan in open verbinding met de Noordzee. De grondstof voor mosselkweek is mosselzaad. Dit mosselzaad kan opgevist worden van natuurlijke mosselbanken. Dit noemt men ook wel bodemzaad. De hoeveelheid beschikbaar bodemzaad is afhankelijk van de zaadval en van de overleving van dit zaad.
Jaarlijks doet men bestandsopnames, waarbij er een schatting komt van de hoeveelheid beschikbaar bodemzaad. De overheid stelt vervolgens een zaadquotum op wat door de mosselvissers mag worden opgevist. Deze bestandsopname en de zaadvisserij gebeurt tweemaal per jaar (voorjaar en najaar) en het zaad wordt in periodes van 5 weken opgevist.
Het mosselzaad wordt gevangen op natuurlijke mosselbanken met sleepnetten (bodemzaadvisserij), of door het invangen van mosselzaad uit de waterkolom met mosselzaadvanginstallaties (MZI’s). De mosselzaadvisserij op mosselbanken is de laatste jaren steeds verder afgenomen, terwijl MZI’s steeds meer worden gebruikt. Dit komt doordat er in 2008 afspraken werden gemaakt tussen de mosselsector, de overheid en natuurorganisaties om de traditionele mosselzaadvisserij op mosselbanken geleidelijk af te bouwen. Deze afspraken staan ook wel bekend als het ”Mosselconvenant”. Door het gebruik van MZI’s kunnen de mosselzaadbanken in een aantal gesloten gebieden zich ongestoord ontwikkelen op de bodem van de Waddenzee, terwijl de mosselsector kan blijven produceren. Overigens kunnen natuurlijke mosselbanken van nature verdwijnen, bijvoorbeeld door zware stormen.
Mosselzaad wordt in het voor- en het najaar gevist, met name in de Waddenzee en in mindere mate in de Oosterschelde en de Voordelta. De kwekers hebben speciale vergunningen nodig in het kader van de Natuurbeschermingswet en Visserijwet. Deze worden georganiseerd door de PO Mosselcultuur.
7 Mosselconvenant
Jarenlang was er onenigheid tussen mosselkwekers en natuurorganisaties over het opvissen van mosselzaad op wilde mosselbanken in de Waddenzee. Milieu- en natuurorganisaties vonden dat er meer mosselzaad moet blijven liggen op de banken om als voedsel te dienen voor allerlei vogels en zeedieren. Daarnaast hebben mosselbanken belangrijke ecologische functies zoals:
- het remmen van stromingen en breken van golven;
- het verrijken van de omgeving door middel van extra voedingsstoffen;
- het laten stijgen van omliggend wad;
- zuiveren van water; en
- bescherming bieden aan allerlei zeedieren -en planten.
Een deel van de mosselkwekers was het hier niet mee eens. Ze vonden juist dat er meer mosselen komen door het opvissen en weer uitzaaien van het mosselzaad.
Uiteindelijk zijn er duidelijke afspraken gemaakt tussen het ministerie, natuurorganisaties en de mosselsector in 2008. Deze afspraken zijn vastgelegd in een convenant genaamd ‘Transitie mosselsector en natuurherstel Waddenzee’, ook wel het mosselconvenant genoemd. Een van de belangrijkste afspraken daarin is dat mosselkwekers de mosselzaadvisserij stapsgewijs afbouwen en geleidelijk overstappen op MZI’s voor het winnen van mosselzaad.
Gevolg van deze transitie is wel dat het werk van de mosselkwekers arbeidsintensiever is geworden. In de mosselsector zijn inmiddels initiatieven gestart om dit werk te vergemakkelijken. Samen met technologen en ingenieurs is men bezig met het ontwikkelen van een geautomatiseerde mosselzaai- en oogstinstallatie. Als deze techniek goed blijkt te werken, dan zorgt dat voor een duurzamere mosselkweek op zowel economisch, ecologisch en sociaal gebied.
8 MZI
Mosselzaad wordt tegenwoordig voor een deel verkregen via mosselzaad-invanginstallaties (MZI). Dit zijn constructies waarbij met behulp van touwen en netten mosselbroed wordt opgevangen. Jonge mossellarven zijn namelijk opzoek naar een hard substraat om zich op te vestigen. De touwen/netten in de waterkolom vormen zo’n hard substraat waaraan de mosselzaadjes zich kunnen hechten en ontwikkelen. In de waterkolom kunnen ze dit doen zonder veel last te hebben van predatie door bodemdieren zoals zeesterren, krabben en garnalen.
Rond het jaar 2000 werden de MZI’s geïntroduceerd. Door de wisselende natuurlijke zaadval gingen mosselkwekers op zoek naar manieren om een stabielere toegang tot mosselzaad te krijgen. Aangezien mosselen in de waterkolom beter overleven dan op de bodem, heb je met MZI’s een zekerdere en meer stabiele beschikbaarheid over mosselzaad. Sinds 2008 is de ontwikkeling en het gebruik van MZI’s in een stroomversnelling terechtgekomen door het mosselconvenant.
8.1 Verschillende technieken
Er zijn invangsystemen waarbij gebruik wordt gemaakt van verticaal gehangen netten en touwen (zie afbeeldingen hieronder), en er zijn systemen waarbij touw om een haspel is gewonden. De in het water hangende netten/touwen zitten vast aan drijvende structuren zoals tonnen of buizen.
In Nederland zijn er vier verschillende methodes in gebruik, namelijk:
- longlines: een hoofdlijn met boeien met daaraan verticaal hangende, van kleine zijlijntjes voorziene touwen (X-mas rope) als substraat;
- Easyfarm (EF), Emergo Folding Line (EFL): verticaal hangende 3 of 4 m diepe netten, met als drijflichaam buizen;
- West 6-systeem: netten met als drijflichaam boeien; en
- IMOTH-systeem: een combinatie van horizontale en verticale longlines tussen buizen.
Hiervan worden het longline-systeem en het EF/EFL-systeem momenteel het meest gebruikt binnen de Nederlandse mosselsector.
8.2 Oogsten mosselzaad MZI's
In de zomer en in het najaar kan het zaad van de MZI’s worden geoogst. Het mosselzaad zet zich vast aan de netten/touwen en wordt er daarna vanaf geborsteld. Vervolgens kan het naar de kweekpercelen worden verplaatst.
Op de kweekpercelen worden de kleine mosselen opgekweekt tot consumptiemosselen. In de bodemcultuur gebeurt het opkweken van mosselzaad tot consumptiemossel op de Oosterschelde en in de Waddenzee.
8.3 Ruimtegebruik MZI's
De overheid heeft verschillende gebieden aangewezen voor MZI’s. Deze gebieden liggen zowel in de Zeeuwse delta als ook in de Waddenzee . Het beschikbaar gestelde oppervlak wordt grotendeels gebruikt, maar het daadwerkelijke gebruik hangt o.a. af van de beschikbaarheid van bodemzaad. Daarnaast zijn niet alle aangewezen gebieden volledig te gebruiken voor MZI’s. Dit komt doordat de randen en hoeken van de gebieden niet volledig zijn te gebruiken vanwege de lengte van de MZI-lijnen.
Mosselkwekers zien de beschikbaarheid van goede kweekpercelen als een randvoorwaarde om de afspraken uit het convenant na te komen. Toch hebben sommige kwekers twijfels of deze kweekpercelen er gaan komen. Ze zetten vraagtekens bij de bereidheid van de convenantpartners en van de garnalenvissers om mee te werken aan de afgesproken optimalisatieronde. Geschikte ruimte in de Waddenzee is namelijk beperkt.
9 Verschillen bodemzaad en MZI-zaad
Een voordeel van het MZI’s is dat de beschikbaarheid van mosselzaad veel stabieler is. Bij het bodemzaad zijn er veel grotere verschillen in beschikbaarheid door schommelingen in de natuur qua zaadval en overleving. Verder is gebleken dat van beide typen mosselzaad goede consumptiemosselen zijn te kweken. Sommige vissers is wel opgevallen dat mosselen van MZI-zaad een veel grotere variatie tonen in schelplengte en grootte. Bij bodemzaad is er een minder groot verschil en zijn de mosselen regelmatiger qua schelplengte en grootte. Voor de moderne sorteermachines zijn verschillen in schelplengte en grootte geen probleem.
Mosselvissers zien ook verschillen in de geschiktheid van percelen voor MZI-zaad. Percelen met veel stroming zijn volgens kwekers minder geschikt voor MZI-zaad, want het spoelt sneller weg in vergelijking met bodemzaad. Ook in slibvorming zien de kwekers verschillen, zo produceren de MZI-mosselen meer slib. Hierdoor moeten de MZI-mosselen nog een keer extra opgevist en gezaaid worden.
Naast verschillen in het kweekproces, zijn er ook verschillen in sociaaleconomisch vlak. Zo is de kostprijs van MZI-mosselen hoger, zoals verder zal worden toegelicht onder het kopje economie. Ook zijn mosselvissers meer tijd kwijt de MZI’s dan aan de traditionele bodemvisserij. Behalve het toegenomen werk rond de MZI’s zelf, geven kwekers ook aan dat het onderhoud van de percelen waar MZI-zaad op ligt meer werk kost dan dat van percelen met bodemzaad.
Volgens sommige kwekers is het werken met MZI’s zwaar en zeker niet ongevaarlijk. Volgens sommige kwekers is het risico op ongevallen met MZI’s wel toegenomen ten opzichte van de traditionele kweek. Als het mis gaat, dan kampt men met problemen zoals vingertopje eraf, duim eraf, slijmbeursontstekingen en rugklachten bij het werk met MZI’s. Met name weersomstandigheden en vermoeidheid spelen een grote rol op het verhogen van het risico op ongevallen. Sommige bedrijven hebben aanpassingen aan boord gedaan voor het werken met MZI’s om de arbeidsomstandigheden te verbeteren, maar door de beperkte ruimte aan boord is dit niet op ieder schip mogelijk. Daarnaast heeft niet ieder bedrijf de financiële middelen om een op MZI-werk gericht schip uit te rusten of te bouwen.